ECLI:NL:RBZWB:2023:7349

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 oktober 2023
Publicatiedatum
23 oktober 2023
Zaaknummer
C/02/410634 FA RK 23-2789
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Hamburger
  • mr. Haerkens-Wouters
  • mr. Jurkovich
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het ouderlijk gezag en benoeming van een voogd in een gezagsbeëindigende maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 oktober 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de beëindiging van het ouderlijk gezag van de vader en de moeder over hun drie minderjarige kinderen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het gezag van de ouders te beëindigen en de Stichting Jeugdbescherming Brabant als voogd aan te stellen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kinderen, [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3], een belast verleden hebben en momenteel in gezinshuizen verblijven. De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag, maar er is sprake van onrust en onveiligheid in de thuissituatie, wat heeft geleid tot de uithuisplaatsing van de kinderen in 2021. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling op 12 september 2023 gehouden, waarbij de moeder en vertegenwoordigers van de Raad en de GI aanwezig waren. De vader was niet verschenen, maar was wel opgeroepen. De kinderen hebben aangegeven behoefte te hebben aan duidelijkheid over hun verblijfplaats en zijn bang dat hun ouders hen uit het gezinshuis kunnen weghalen. De rechtbank heeft overwogen dat de huidige situatie niet in het belang van de kinderen is en dat zij behoefte hebben aan stabiliteit en duidelijkheid. De rechtbank heeft daarom het verzoek van de Raad toegewezen, het ouderlijk gezag van de ouders beëindigd en de Stichting Jeugdbescherming Brabant benoemd tot voogd. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de maatregel onmiddellijk wordt uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/410634 / FA RK 23-2789
Datum uitspraak: 10 oktober 2023
Beschikking van de meervoudige kamer over de gezagsbeëindiging
in de zaak van
DE RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING REGIO ZUIDWEST NEDERLAND,
locatie Breda,
hierna te noemen de Raad,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2008 in [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2009 in [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen [minderjarige 2] ,
[minderjarige 3], geboren op [geboortedag 3] 2011 in [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen [minderjarige 3] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
hierna te noemen de GI,
locatie Etten-Leur.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 31 mei 2023;
- de bereidverklaring van de GI van 1 juni 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft, met gesloten deuren, plaatsgevonden op 12 september 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder;
- een vertegenwoordiger van de Raad;
- twee vertegenwoordigers van de GI.
De vader is niet verschenen. De rechtbank stelt vast dat hij wel juist is opgeroepen. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat hij de GI heeft laten weten dat hij geen vrij meer kon nemen van zijn werk om naar de rechtbank te komen.
1.3.
De rechtbank heeft [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] in de gelegenheid gesteld om hun mening over het verzoek te geven. [minderjarige 1] heeft van die mogelijkheid gebruik gemaakt. Zij wil graag zekerheid over haar verblijf in het gezinshuis. Zij wil dat haar ouders niet langer het gezag over haar dragen, omdat zij bang is dat de ouders haar anders misschien uit het gezinshuis weghalen.

2.De feiten

2.1.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn voor het huwelijk tussen de vader en de moeder door de vader erkend.
2.2.
[minderjarige 3] is geboren tijdens het huwelijk van de vader en de moeder.
2.3.
Dit huwelijk is door echtscheiding ontbonden.
2.4.
De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] .
2.5.
[minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] verblijven in gezinshuizen. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven op hetzelfde adres. [minderjarige 3] verblijft in een ander gezinshuis.
2.6.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 26 februari 2021 [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] (voorlopig) onder toezicht gesteld en de GI gemachtigd hen uit huis te plaatsen. Deze maatregelen zijn voor de laatste keer verlengd tot 19 november 2023, bij beschikking van 17 mei 2023.
2.7.
De GI heeft zich bij brief van 1 juni 2023 bereid verklaard om de voogdij de aanvaarden.

3.Het verzoek

De Raad verzoekt het gezag van de vader en de moeder te beëindigen en de GI tot voogdes over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] te benoemen, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1.
De Raad legt aan het verzoek het volgende ten grondslag.
[minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] hebben een belast verleden en zij kampen ieder met kindeigen problematiek. Er is lange tijd veel hulpverlening op vrijwillige basis bij het gezin betrokken geweest. In 2021 bleek de moeder wisselend emotioneel beschikbaar en werd zij in toenemende mate overvraagd. Dit heeft geleid tot de uithuisplaatsing van de kinderen. De vader en de moeder denken verschillend over de opvoeding en zij communiceren niet met elkaar. Zij staan open voor hulpverlening, maar zij passen adviezen niet toe en zij leggen de verantwoordelijkheid bij elkaar. Dit heeft er regelmatig toe geleid dat zaken niet geregeld werden. De vader en de moeder geven geen vorm aan hun gezamenlijke ouderschap, maar zij kunnen de zorg voor [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] onafhankelijk van elkaar niet aan. De kinderen hebben veel onrust en onveiligheid ervaren. Na de uithuisplaatsing ontstonden nog extra spanningen en boosheid, toen bleek dat de vader niet de biologische vader van de kinderen was en dat zij allemaal een andere biologische vader hadden. Alleen [minderjarige 1] weet wie haar biologische vader is. [minderjarige 2] en [minderjarige 3] hebben hierover tot op heden geen duidelijkheid gekregen. Ook een onderzoek naar de mogelijkheden van thuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] heeft veel onrust met zich meegebracht. Nadat opvoedbesluiten zijn genomen, is er rust, duidelijkheid en stabiliteit gekomen. De moeder staat op dit moment achter de plaatsingen in de gezinshuizen, maar zij heeft een diepgewortelde wens tot thuisplaatsing van (een van) haar kinderen. De Raad vindt de huidige maatregelen niet meer passend en in het belang van de kinderen, omdat definitieve duidelijkheid over hun verblijfplaats wenselijk is en jaarlijkse verlengingszittingen steeds weer spanningen oproepen. Het is volgens de Raad belangrijk dat een neutrale partij met de voogdij over de kinderen wordt belast, zodat de gezinshuisouders zich vanuit een neutrale positie kunnen richten op de samenwerking met de vader en de moeder. De gezinshuisouders wensen zelf ook niet met de voogdij te worden belast.
4.2.
De GI staat achter het verzoek van de Raad. [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] zijn angstig om hun plek in het gezinshuis te verliezen en zij kunnen de onrust en de stress niet meer aan. Ook de jaarlijkse verlengingszittingen leveren veel spanningen bij hen op. Zij willen dan eigenlijk niet naar de rechtbank komen, maar zij willen wel hun verhaal doen, uit angst dat het verzoek anders misschien niet wordt toegewezen. Dat was ook precies de reden voor de GI om de Raad te verzoeken onderzoek te verrichten naar de noodzaak van een gezagsbeëindigende maatregel.
4.3.
De moeder stemt in met het verzoek. Het gaat goed met haar en zij heeft goed en structureel contact met haar kinderen. De moeder begrijpt dat [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] behoefte hebben aan duidelijkheid en zij snapt dat toewijzing van het verzoek hun rust brengt. De moeder gunt hun dat.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter het gezag van een ouder beëindigen, indien:
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
Van misbruik van het gezag is in dit geval geen sprake.
5.2.
De rechtbank overweegt het volgende. [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] hebben vaak onrust en spanningen gekend in de thuissituatie. Er is veel hulpverlening betrokken geweest, maar dat heeft niet kunnen voorkomen dat zij in 2021 uit huis moesten worden geplaatst. Zij verblijven in gezinshuizen. Zij hebben daar hun plekje gevonden en zij willen daar ook verder opgroeien. [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] hebben grote behoefte aan duidelijkheid daarover. Zij zijn bang dat een van hun ouders hen weg kan halen uit het gezinshuis, zolang zij met het gezag belast zijn. [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] hebben een belast verleden en zij kampen ieder met eigen problematiek. Dat vereist bijzondere zorg en begeleiding en zij hebben alle drie baat bij de structuur die hen in de gezinshuizen geboden wordt. Zij hebben structureel contact met zowel de vader als de moeder, maar thuisplaatsing bij een van hen is niet haalbaar. Hulpverlening in het vrijwillige kader volstaat in het onderhavige geval niet, nu de vader en de moeder samen geen vorm kunnen geven aan hun ouderschap en zij onderling niet met elkaar communiceren. Voortzetting van de huidige maatregelen wordt evenmin in het belang van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] geacht, aangezien zij veel stress ervaren door de jaarlijkse verlengingszittingen. Hoewel aan hen in 2022 is medegedeeld dat er een opvoedbesluit is genomen, blijven [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] zich zorgen maken over het (bestendige) verblijf in de gezinshuizen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat hun belang vereist dat hierover definitieve duidelijkheid wordt gegeven, zodat zij rust en stabiliteit gaan ervaren. Het wegnemen van de stress over hun verblijfplaats geeft ruimte voor verdere ontwikkeling en de eventuele inzet van noodzakelijke vormen van hulpverlening. Dit betekent dat het verzoek zal worden toegewezen.
5.3.
Omdat de beëindiging van het gezag van de ouders ertoe zal leiden dat een gezagsvoorziening over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] komt te ontbreken, dient de rechtbank op grond van artikel 1:275, eerste lid, BW een voogd over hun te benoemen. De GI heeft zich bereid verklaard de voogdij op zich te nemen en de rechtbank zal haar belasten met de voogdij.
5.4.
[minderjarige 1] heeft tijdens haar gesprek met de kinderrechter laten weten dat zij graag door de rechtbank op de hoogte wordt gebracht van de beslissing die op het verzoek genomen wordt. Hoewel [minderjarige 2] en [minderjarige 3] niet op de uitnodiging voor een gesprek zijn ingegaan, zal de rechtbank ook hen over de beslissing informeren. De volgende tekst zal in een brief worden opgenomen en naar [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] worden opgestuurd.
Beste [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] ,
Jullie vader en moeder hebben samen het gezag over jullie. De Raad voor de Kinderbescherming heeft de rechtbank gevraagd dat gezag te stoppen en de Stichting Jeugdbescherming Brabant de voogdij over jullie te geven. De Raad voor de Kinderbescherming vindt het namelijk belangrijk dat niet langer jullie ouders, maar de Stichting Jeugdbescherming Brabant (belangrijke) beslissingen over jullie mag nemen.
Jullie zijn door de rechtbank uitgenodigd om te vertellen wat jullie van het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming vinden. Alleen [minderjarige 1] heeft dat gedaan . Zij heeft gevraagd de beslissing op het verzoek graag van de rechtbank te willen horen. De rechtbank vindt het belangrijk dat ook [minderjarige 2] en [minderjarige 3] de beslissing op papier krijgen. Daarom deze brief.
De rechtbank heeft gelezen en gehoord dat jullie al een tijd in een gezinshuis verblijven en dat jullie daar graag willen blijven wonen. De rechtbank heeft ook begrepen dat jullie bang zijn dat jullie vader of moeder jullie weg kunnen halen uit het gezinshuis, zolang zij het gezag over jullie hebben. Daarnaast is duidelijk dat jullie veel stress hebben van de jaarlijkse verzoeken tot verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing in het gezinshuis.
Omdat de rechtbank het belangrijk vindt dat jullie in alle rust in het gezinshuis kunnen opgroeien, zal het verzoek van de Raad worden toegewezen. Dat betekent dat de Stichting Jeugdbescherming Brabant vanaf nu dus alle (belangrijke) beslissingen over jullie zal nemen.
5.5.
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Dat betekent dat de maatregel onmiddellijk wordt uitgevoerd, ook als tegen deze beslissing hoger beroep wordt ingesteld. De rechtbank vindt dit in het belang van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] .
5.6.
De rechtbank beslist als volgt.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
beëindigt het ouderlijk gezag van [de vader] , geboren op [geboortedag 4] 1971 in [geboorteplaats 2] en [de moeder] , geboren te [geboorteplaats 3] op [geboortedag 5] 1977 over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] ;
6.2.
benoemt tot voogdes over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] , Stichting Jeugdbescherming Brabant;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
verzoekt de griffier om krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een aantekening te maken van deze beslissing in het centraal gezagsregister.
Deze beschikking is gegeven door mr. Hamburger, mr. Haerkens-Wouters en mr. Jurkovich, kinderrechters, en in het openbaar uitgesproken op 10 oktober 2023, in aanwezigheid van mr. Verhulst-Langer als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.