6.3Het oordeel van de rechtbank
De aard en de ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging doodslag in vereniging. Uit de beelden van het geweld blijkt dat verdachte zich zeer agressief heeft gedragen. Hij heeft [slachtoffer] geschopt en geslagen, ook nadat [slachtoffer] op de grond was beland. [slachtoffer] was een speelbal van het op hem door verdachte en medeverdachten uitgeoefende geweld en toen hij gewond op de grond lag hebben ze verder niet meer naar hem omgekeken.
Verdachte heeft met zijn handelen op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] . Dat [slachtoffer] niet ernstiger gewond is geraakt, is niet aan verdachte te danken geweest. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke geweldsdelicten zich nog gedurende langere tijd angstig en onveilig kunnen voelen en/of psychische gevolgen van het gebeurde kunnen ondervinden. Hiervan is bij [slachtoffer] ook sprake, zoals blijkt uit de door hem ingediende vordering benadeelde partij. [slachtoffer] ervaart nog altijd ernstige angstklachten. Hij is op straat nog altijd bang dat hij wordt opgewacht door een groepje jongens. Dit is mede veroorzaakt door het handelen van verdachte en dat rekent de rechtbank hem zwaar aan.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
Justitiële documentatie
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
23 augustus 2023, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een geweldsdelict.
Rapport Raad voor de Kinderbescherming
Ook slaat de rechtbank acht op het rapport van de Raad van 3 oktober 2023 dat over verdachte is opgemaakt. De Raad geeft aan dat verdachte zich goed heeft gehouden aan de schorsingsvoorwaarden en de afspraken van de jeugdreclassering. Verdachte laat zien dat hij het anders wil gaan doen. De Raad ziet nog meerdere risicofactoren wanneer verdachte meer vrijheden krijgt en voor situaties komt te staan waarin hij zich bewust moet zijn van het maken van de juiste keuze. Verdachte is aangemeld voor verder onderzoek om duidelijk te krijgen wat voor hem helpend is.
Gelet op de ernst van het feit vindt de Raad een forse werkstraf vanuit pedagogische oogpunt een passende strafreactie om aan verdachte duidelijk te maken dat zijn gedrag gevolgen heeft, met daarbij een voorwaardelijke jeugddetentie als stok achter de deur om herhaling te voorkomen. Daarnaast vindt de Raad het belangrijk dat de duidelijkheid en structuur die door de jeugdreclassering wordt geboden, wordt voortgezet om verdachte verder te begeleiden in het langzaam loslaten van de strenge voorwaarden als het huisarrest en het contactverbod.
De Raad adviseert daarom om een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen en hiernaast een onvoorwaardelijke werkstraf onder de bijzondere voorwaarden dat verdachte:
- meewerkt aan de invulling van een passende dagbesteding eventueel in combinatie met passend onderwijs;
- meewerkt aan een persoonlijkheidsonderzoek welke door de jeugdreclassering nodig wordt geacht;
- meewerkt aan lopende hulpverlening van [jeugdhulp] , alsmede hulpverlening welke door de jeugdreclassering nodig wordt geacht;
- meewerkt aan de kaders en regels ten behoeve van de afbouw van het huisarrest zoals deze door de jeugdreclassering wordt vastgesteld,
waarbij aan de GI te weten de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Ter zitting heeft de Raad nog toegevoegd dat tevens als bijzondere voorwaarde een contactverbod met de medeverdachten en het slachtoffer wordt geadviseerd. Ook vraagt de Raad de voorwaarden en het toezicht door de GI dadelijk uitvoerbaar te verklaren om te voorkomen dat de hulpverlening stagneert bij een eventueel in te stellen hoger beroep.
Jeugdreclassering
Ter zitting heeft de heer [naam 2] van de jeugdreclassering een toelichting gegeven op het verloop van de begeleiding. Verdachte heeft zich goed gehouden aan de schorsingsvoorwaarden en komt afspraken met de jeugdreclassering na. Ook de afspraken met [jeugdhulp] komt hij goed na. De jeugdreclassering heeft nog wel zorgen over het zogenoemde korte lontje van verdachte. Hoewel de jeugdreclassering ervan overtuigd is dat verdachte niet agressief wil worden, moet hieraan nog wel gewerkt worden. Een psychologisch onderzoek is aangevraagd en aan de hand van de resultaten daarvan zal hulpverlening worden ingezet. Een voortzetting van de begeleiding en ondersteuning door de jeugdreclassering is nog nodig. Op dit moment speelt er veel in de thuissituatie van verdachte: zijn ouders gaan uit elkaar. Hierdoor ontstaat een andere dynamiek en het is nog de vraag wat dat met verdachte gaat doen. De samenwerking van de jeugdreclassering met beide ouders is goed.
De straf
De rechtbank komt tot het oordeel dat in beginsel het feit zoals door verdachte gepleegd een jeugddetentie, al dan niet in voorwaardelijke vorm, rechtvaardigt. . De rechtbank heeft bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder laten meewegen de ernst van het feit, maar ook dat verdachte degene is geweest die tegen de nekstreek van het slachtoffer heeft geschopt en geslagen. Met de reclassering maakt de rechtbank zich zorgen op het “korte lontje” van verdachte. Zijn gedrag bij de politie, na zijn aanhouding, vindt de rechtbank ook zeer zorgelijk. Daarom vindt de rechtbank het belangrijk dat verdachte naast de straf die hij krijgt, ook hulp wordt geboden om herhaling te voorkomen.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat de eis van de officier van justitie passend en geboden is. Zij neemt dit dan ook over en legt aan verdachte op een werkstraf van 120 uur. Daarnaast legt zij aan verdachte op een jeugddetentie voor de duur van 124 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Deze voorwaardelijke straf dient verdachte ervan te weerhouden opnieuw soortgelijke feiten te plegen, wetende wat hem dan boven het hoofd hangt. Aan de proeftijd worden de door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden gekoppeld, te weten het meewerken aan de invulling van een passende dagbesteding, meewerken aan een persoonlijkheidsonderzoek, meewerken aan lopende hulpverlening van [jeugdhulp] , alsmede hulpverlening welke door de jeugdreclassering nodig wordt geacht en een contactverbod met de medeverdachten en het slachtoffer. De bijzondere voorwaarden dat verdachte mee moet werken aan de kaders en regels ten behoeve van de afbouw van het huisarrest zal de rechtbank niet opleggen, aangezien het huisarrest een voorwaarde was in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis, er nu dus geen huisarrest meer aan de orde is en ook niet wordt opgelegd. Aan de GI wordt de opdracht gegeven om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden. De rechtbank zal niet overgaan tot dadelijk uitvoerbaar verklaring van de voorwaarden en het toezicht zoals geadviseerd door de Raad. De Raad heeft ter zitting aangegeven dat er geen sprake is van recidivegevaar. Nu de rechtbank geen reden ziet om de Raad daarin niet te volgen, stelt zij vast dat niet wordt voldaan aan de wettelijke maatstaven voor een dadelijk uitvoerbaar verklaring.