In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld omdat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag om een herbeoordeling in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) van 2 januari 2023. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Eiseres heeft haar aanvraag op 2 januari 2023 ingediend, en UWV had uiterlijk op 27 februari 2023 moeten beslissen. Aangezien deze termijn is verstreken, heeft eiseres UWV op 1 augustus 2023 in gebreke gesteld. De rechtbank stelt vast dat UWV nog steeds geen besluit heeft genomen en bepaalt dat UWV dit alsnog moet doen binnen twee weken na verzending van de uitspraak. Tevens wordt UWV een dwangsom opgelegd van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
Eiseres heeft verzocht om de bestuurlijke dwangsom vast te stellen. De rechtbank bevestigt dat UWV de dwangsom correct heeft vastgesteld op het maximumbedrag van € 1.442,- in zijn dwangsombeschikking van 3 oktober 2023. De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, UWV de onder 4. genoemde termijn krijgt om alsnog een besluit te nemen, en dat de onder 5. genoemde dwangsom aan UWV wordt opgelegd. UWV moet ook het griffierecht van € 50,- en een proceskostenvergoeding van € 418,50 aan eiseres betalen.