ECLI:NL:RBZWB:2023:7369

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 oktober 2023
Publicatiedatum
24 oktober 2023
Zaaknummer
AWB- 23_3635
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet tijdig beslissen door UWV op aanvraag herbeoordeling arbeidsongeschiktheid

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, een B.V. uit [plaats], tegen het niet tijdig beslissen van het UWV op zijn aanvraag van 7 oktober 2021 voor herbeoordeling van de arbeidsongeschiktheid van een (voormalig) werknemer. De rechtbank heeft op 23 oktober 2023 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard. Dit komt doordat UWV op 22 augustus 2023 alsnog heeft beslist op de aanvraag, waardoor eiser geen procesbelang meer heeft bij de beoordeling van zijn beroep tegen het niet tijdig beslissen.

Eiser heeft in een brief aan de rechtbank van 17 oktober 2023 aangegeven dat hij het niet eens is met het besluit van 22 augustus 2023 en daar bezwaar tegen heeft gemaakt. De rechtbank oordeelt dat er geen aanleiding is om het beroep als bezwaar te behandelen, omdat eiser ook in dat geval geen belang meer heeft bij zijn beroep. De rechtbank heeft daarom besloten het beroep niet inhoudelijk te behandelen.

Ondanks dat het beroep niet-ontvankelijk is, heeft de rechtbank UWV veroordeeld in de proceskosten van eiser, omdat UWV naar aanleiding van het beroep alsnog een beslissing heeft genomen. De proceskosten zijn vastgesteld op € 418,50, en UWV moet ook het door eiser betaalde griffierecht van € 365,- vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. J. van Alphen, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/3635

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 oktober 2023 in de zaak tussen

[eiser] B.V., uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. S.J.M. Stoop),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, UWV.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen van UWV op eisers aanvraag van 7 oktober 2021 om herbeoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid van [naam] , een (voormalig) werknemer, van eiser.
1.1.
UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
Met het besluit van 22 augustus 2023 heeft UWV beslist op eisers aanvraag van 7 oktober 2021.
1.3.
Naar aanleiding hiervan heeft eiser de rechtbank verzocht UWV te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
1.4.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. [1]

Beoordeling door de rechtbank

Is het beroep van eiser ontvankelijk?
2. Het beroep van eiser is kennelijk niet-ontvankelijk, omdat hij geen procesbelang meer heeft. Nadat eiser beroep heeft ingesteld bij de rechtbank, heeft UWV toch nog beslist op de aanvraag van 7 oktober 2021. Hierdoor heeft eiser geen procesbelang meer bij een beoordeling van zijn beroep tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag door UWV.
3. Eiser heeft in zijn brief aan de rechtbank van 17 oktober 2023 aangegeven dat hij het niet eens is met het besluit van 22 augustus 2023 en daar al bezwaar tegen gemaakt heeft. Er is daarom geen aanleiding om met toepassing van artikel 6:20, vierde lid, van de Awb het beroep ter behandeling als bezwaar naar verweerder te verwijzen. Eiser heeft in zoverre dus ook geen belang meer bij zijn beroep.
4. De rechtbank zal het beroep dan ook niet inhoudelijk behandelen.
Wordt UWV veroordeeld in de proceskosten van eiser?
5. De bestuursrechter kan een partij veroordelen in de kosten die een andere partij in verband met de behandeling van het beroep bij de bestuursrechter, en van het bezwaar of van het administratief beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. [2] Dit kan ook als het beroep niet-ontvankelijk is.
6. Het beroep is dan wel niet-ontvankelijk, maar omdat UWV naar aanleiding van het beroep aan eiser tegemoet is gekomen door toch nog een beslissing op eisers aanvraag te nemen, bestaat in beginsel wel aanleiding om UWV te veroordelen in de proceskosten van eiser.
7. De rechtbank veroordeelt UWV daarom in de door eiser redelijkerwijs gemaakte proceskosten. UWV moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 418,50 omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
8. Daarnaast dient UWV aan eiser het door hem betaalde griffierecht te vergoeden, omdat UWV aan het beroep tegemoet is gekomen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat UWV het griffierecht van € 365,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt UWV tot betaling van € 418,50 aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. van Alphen, rechter, in aanwezigheid van mr. M.R. Jouvenaar, griffier, op 23 oktober 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
2.Dit volgt uit artikel 8:75 van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).