ECLI:NL:RBZWB:2023:7371

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 oktober 2023
Publicatiedatum
24 oktober 2023
Zaaknummer
AWB- 22_4500
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de korting van inkomsten op de WW-uitkering van eiser door het UWV

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de korting van inkomsten op zijn uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW). Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen besluiten van het UWV, waarbij zijn WW-uitkering is gekort vanwege inkomsten uit een dienstverband bij [werkgever 1]. De rechtbank stelt vast dat het UWV de inkomsten van eiser terecht heeft gekort op zijn WW-uitkering, omdat deze inkomsten volgens de wet als inkomen in verband met arbeid moeten worden aangemerkt. Eiser was vanaf 15 december 2021 werkzaam bij [werkgever 1] en had eerder een WW-uitkering aangevraagd op 24 februari 2022. Het UWV had vastgesteld dat eiser over de maanden maart en april 2022 inkomsten had ontvangen uit zijn werkzaamheden bij [werkgever 1], wat leidde tot de terugvordering van teveel verstrekte uitkering. De rechtbank concludeert dat het UWV de systematiek van inkomstenverrekening correct heeft toegepast en dat de hoogte van het dagloon juist is vastgesteld. Eiser heeft niet voldoende onderbouwd waarom de inkomsten uit zijn dienstverband niet gekort zouden mogen worden. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/4500 WW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 oktober 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J.L.A.M. van Os),
en
De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de korting van inkomsten op zijn uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW).
1.1.
Met de besluiten van 4 mei 2022 en 2 juni 2022 heeft het UWV inkomsten gekort op de WW-uitkering van eiser en teveel verstrekte uitkering van hem teruggevorderd. Met het bestreden besluit van 23 augustus 2022 op het bezwaar van eiser is het UWV bij die besluiten gebleven.
1.2
Partijen hebben aangegeven geen prijs te stellen op een behandeling ter zitting. De rechtbank heeft het onderzoek daarom gesloten met toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Beoordeling door de rechtbank

Feiten
2. Eiser is vanaf 15 december 2021 werkzaam bij [werkgever 1]
Daarnaast is eiser tot 1 maart 2022 werkzaam geweest bij [werkgever 2] . Op 24 februari 2022 heeft eiser een WW-uitkering aangevraagd. Op het aanvraagformulier heeft eiser aangegeven geen andere werkzaamheden te hebben.
Met het besluit van 25 februari 2022 heeft het UWV aan eiser een WW-uitkering toegekend over de periode van 1 maart 2022 tot en met 29 februari 2024. Het dagloon is door het UWV vastgesteld op € 134,21. Voorts is daarbij bepaald dat eiser de eerste twee maanden recht heeft op € 2.189,30 bruto per maand. De overige maanden bedraagt de WW-uitkering € 2.043,35 per maand.
Eiser heeft op de inkomstenopgave over de maand maart 2022 opgegeven over die maand geen inkomsten te hebben gehad.
Met het besluit van 4 mei 2022 heeft het UWV eiser gemeld dat is gebleken dat eiser over de maand maart 2022 wel inkomsten heeft gehad, namelijk uit zijn werkzaamheden bij [werkgever 1] . Door het UWV wordt daarom een bedrag van € 591,68 aan teveel ontvangen uitkering van eiser teruggevorderd.
Tegen dit besluit heeft eiser bezwaar gemaakt.
Eiser heeft op de inkomstenopgave over de maand april 2022 opgegeven over die maand geen inkomsten te hebben gehad
Met het besluit van 2 juni 2022 heeft het UWV eiser gemeld dat is gebleken dat eiser over de maand april 2022 wel inkomsten heeft gehad, namelijk uit zijn werkzaamheden bij [werkgever 1] . Door het UWV wordt daarom een bedrag van € 643,40 aan teveel ontvangen uitkering van eiser teruggevorderd.
Ook tegen dit besluit heeft eiser bezwaar gemaakt.
Met het bestreden besluit is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Standpunt eiser
3. Eiser heeft aangevoerd dat, omdat hij voor aanvang van zijn WW-uitkering al werkzaamheden verrichte bij [werkgever 1] , de inkomsten uit deze werkzaamheden niet gekort mogen worden op zijn uitkering. Bovendien stelt het UWV ten onrechte dat het loon uit het dienstverband met [werkgever 1] is meegeteld bij het WW-dagloon.
Eiser is van mening dat het recht op een WW-uitkering slechts bezien moet worden vanuit de arbeid waaruit hij werkloos is geworden. Deze verzekeringsplichtige arbeid is maatstaf voor het recht op en de hoogte van de WW-uitkering. De verrekening van inkomsten en korting op de WW-uitkering zijn niet juist. Net als dat het geval is bij het bestaan van niet verzekeringsplichtige arbeid (zelfstandige), naast de wel verzekeringsplichtige arbeid waaruit iemand werkloos raakt, mogen de inkomsten uit eerstgenoemde arbeid (zelfstandige) niet gekort of verrekend worden, tenzij deze in omvang toenemen.
Standpunt UWV
4. Door het UWV kan eiser niet worden gevolgd in zijn stelling dat het inkomen uit het dienstverband bij [werkgever 1] niet gekort mag worden. Dit inkomen dient aangemerkt te worden als inkomen in de zin van onderdeel B van de in artikel 47 van de WW opgenomen formule. Het loon dat eiser ontvangt bij [werkgever 1] is loon volgens artikel 3:2, eerste lid, onder a van het Algemeen Inkomensbesluit socialezekerheidswetten (AIB). Het UWV is van mening dat de in artikel 47 van de WW neergelegde systematiek van inkomstenverrekening juist is toegepast en dat de hoogte van het dagloon juist is vastgesteld. Het WW-dagloon is gebaseerd op zowel de dienstbetrekking met [werkgever 2] als de dienstbetrekking met [werkgever 1] .
Wettelijk kader
5. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage. De bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.
Korting inkomen
6.1
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het UWV de inkomsten die eiser ontving uit zijn werk bij [werkgever 1] terecht op zijn WW-uitkering gekort. In tegenstelling tot eiser is de rechtbank met het UWV van oordeel dat artikel 47 van de WW in dit geval van toepassing is. Op grond van artikel 47 van de WW dient inkomen in verband met arbeid te worden gekort op de WW-uitkering. Eiser heeft niet gemotiveerd betwist dat het UWV bij de berekening van de hoogte van de WW-uitkering de formule van artikel 47 van de WW juist heeft toegepast. Ook heeft eiser nagelaten te onderbouwen waarom de inkomsten uit het dienstverband bij [werkgever 1] niet gekort zouden mogen worden. De enkele stelling dat eiser deze werkzaamheden al verrichtte voor aanvang van zijn WW-uitkering, is daartoe gelet op de tekst van artikel 47 van de WW onvoldoende. Daarnaast vindt eisers standpunt dat inkomsten uit arbeid alleen gekort mogen worden als deze in omvang toenemen geen steun in de wet.
Vaststelling dagloon
6.2
Het UWV heeft aangegeven dat het dagloon is vastgesteld op basis van de loongegevens zoals eiser die heeft vermeld op het aanvraagformulier en waarvan hij heeft bevestigd dat deze correct zijn. De rechtbank stelt vast dat op dat formulier ook het SV-loon uit het dienstverband bij [werkgever 1] over de maanden december 2021 en januari 2022 staat vermeld. De rechtbank ziet geen aanleiding om het UWV niet te volgen in de stelling dat deze loongegevens volledig en correct zijn meegenomen bij de berekening van eisers dagloon. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat eiser heeft nagelaten zijn stelling dat het dagloon onjuist is vastgesteld nader te onderbouwen.

Conclusie en gevolgen

7.1
De rechtbank komt tot de conclusie dat het UWV terecht eisers inkomsten uit het dienstverband bij [werkgever 1] heeft gekort op zijn WW-uitkering en de teveel verstrekte WW-uitkering van eiser heeft teruggevorderd. Voorts komt de rechtbank tot de conclusie dat het UWV eisers dagloon correct heeft vastgesteld.
7.2
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. van Alphen, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier, op 23 oktober 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage – wettelijk kader

Werkloosheidswet (WW)
In artikel 47, eerste lid, van de WW is bepaald dat de uitkering op grond van deze wet per kalendermaand bedraagt:
a. 0,75 x (A – B x C/D) – E over de eerste twee maanden waarin recht op een uitkering bestaat;
(…)
Hierbij staat:
(…)
E voor het inkomen in verband met arbeid.
Op grond van het tweede lid wordt bij algemene maatregel van bestuur bepaald wat onder inkomen in verband met arbeid, bedoeld in het eerste lid wordt verstaan.
Algemeen Inkomensbesluit socialezekerheidswetten
Onder inkomen wordt verstaan:
a. hetgeen onder loon wordt verstaan op grond van artikel 16 van de Wet financiering sociale verzekeringen voor de werknemer, bedoeld in artikel 1, onderdeel o, van die wet, met dien verstande dat niet tot het inkomen worden gerekend:
1°. uitkeringen op grond van een werknemersverzekering of wachtgeld als bedoeld in artikel 6, vijfde lid, tweede zin, van de Werkloosheidswet, al dan niet vermeerderd met een toeslag op grond van de Toeslagenwet en de aanvullingen daarop van degene tot wie de werknemer in dienstbetrekking staat;
2°. hetgeen wordt genoten uit loondoorbetaling indien het overeengekomen loon niet volledig wordt doorbetaald, al dan niet vermeerderd met een toeslag op grond van de Toeslagenwet en de aanvullingen daarop van degene tot wie de werknemer in dienstbetrekking staat;
(…)