In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 oktober 2023, is een kort geding aanhangig gemaakt door een man tegen de Stichting Jeugdbescherming Brabant en een vrouw, met wie hij een affectieve relatie heeft gehad. De man vordert dat de Gecertificeerde Instelling (GI) wordt bevolen om een plan van aanpak op te stellen voor een frequente omgangsregeling met zijn minderjarige kinderen. De rechtbank heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij het belang van de minderjarigen en de persoonlijke levenssfeer van partijen voorop stonden. Tijdens de mondelinge behandeling zijn de man, zijn advocaat, vertegenwoordigers van de GI en de advocaat van de vrouw verschenen, maar de vrouw zelf was niet aanwezig.
De man heeft drie minderjarige kinderen met de vrouw, die onder toezicht zijn gesteld van de GI. De man heeft de kinderen erkend, maar heeft al geruime tijd geen omgang met hen gehad. De GI heeft verweer gevoerd tegen de vorderingen van de man, waarbij zij aangeeft dat organisatorische problemen en de houding van de man de reden zijn voor het gebrek aan contact. De vrouw sluit zich aan bij het verweer van de GI en vraagt om niet-ontvankelijkheid van de man.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een spoedeisend belang is bij de vorderingen van de man, maar tijdens de behandeling zijn partijen tot voorlopige afspraken gekomen over contactmomenten tussen de man en de kinderen. Deze afspraken zijn goedgekeurd door de voorzieningenrechter, die oordeelt dat deze regeling in het belang van de minderjarigen is. Gezien de bereikte overeenstemming heeft de man geen belang meer bij zijn oorspronkelijke vorderingen, die zijn afgewezen. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.