In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 oktober 2023 een beschikking gegeven over de opheffing van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De ondertoezichtstelling was eerder ingesteld bij beschikking van 15 december 2022 en verlengd tot 24 januari 2024. De Gecertificeerde Instelling (GI) heeft op 31 juli 2023 een verzoek ingediend om de ondertoezichtstelling op te heffen, omdat [minderjarige] zich positief heeft ontwikkeld in de zorgsituatie bij zijn oma. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de hulpverleningsdoelen die eerder waren geformuleerd, grotendeels zijn behaald. [minderjarige] woont bij zijn oma en heeft daar een veilige en stabiele opvoedomgeving. Hij heeft trauma therapie en EMDR ondergaan en is hard aan zichzelf aan het werken. De Raad voor de Kinderbescherming heeft het verzoek van de GI ondersteund, omdat de destijds geformuleerde doelen bijna allemaal zijn bereikt. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de wettelijke vereisten voor de opheffing van de ondertoezichtstelling zijn vervuld en heeft het verzoek toegewezen. De ondertoezichtstelling is opgeheven met ingang van 20 oktober 2023 en de beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. P. Pellikaan, kinderrechter, in tegenwoordigheid van de griffier Van Dongen.