ECLI:NL:RBZWB:2023:7426

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 oktober 2023
Publicatiedatum
25 oktober 2023
Zaaknummer
C/02/413202 / JE RK 23-1522
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 oktober 2023 een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarige [minderjarige01]. De ondertoezichtstelling was eerder ingesteld op 14 april 2017 en is sindsdien meerdere keren verlengd. De huidige verlenging is aangevraagd door de gecertificeerde instelling (GI), het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, die zich zorgen maakt over de ontwikkeling van [minderjarige01]. De moeder van [minderjarige01] is niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling, ondanks dat zij correct is opgeroepen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige01] nog steeds in zijn ontwikkeling wordt bedreigd, vooral door de niet meewerkende houding van de moeder en de zorgen vanuit de school. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen voor een periode van drie maanden, van 24 oktober 2023 tot 24 januari 2024, en heeft deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit betekent dat de beslissing onmiddellijk uitgevoerd kan worden, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft benadrukt dat het noodzakelijk is dat de GI contact zoekt met de moeder om de situatie van [minderjarige01] te borgen en dat er een borgingsplan moet komen voordat de ondertoezichtstelling kan worden beëindigd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/413202 / JE RK 23-1522
Datum uitspraak: 11 oktober 2023
beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
LEGER DES HEILS JEUGDBESCHERMING & RECLASSERING,
gevestigd te Eindhoven,
hierna te noemen: de GI.
betreffende
[minderjarige01],
geboren op [geboortedatum01] 2008 te [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen: [minderjarige01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder01],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad, om de kinderrechter over het verzoek te adviseren.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 25 augustus 2023, binnengekomen bij de rechtbank op 25 augustus 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 11 oktober 2023. Daarbij waren aanwezig:
  • een vertegenwoordigster van de GI;
  • een vertegenwoordigster van de Raad.
1.3.
De moeder is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de moeder wel juist is opgeroepen.
1.4.
[minderjarige01] is in de gelegenheid gesteld om zijn mening kenbaar te maken aan de kinderrechter. Hij heeft hiervan geen gebruik gemaakt.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige01] .
2.2.
Bij beschikking van de kinderrechter van 14 april 2017 is [minderjarige01] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna telkens verlengd, voor het laatst tot 24 oktober 2023.
2.3.
Bij beschikking van de kinderrechter van 11 april 2022 is de behandeling van het verzoek om een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] te verlenen aangehouden tot een nader te bepalen zitting, gelegen voor 11 augustus 2022.
2.4.
Bij beschikking van de kinderrechter van 28 juli 2022 is het verzoek tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een voorziening voor pleegzorg of een netwerkpleeggezin afgewezen.
2.5.
[minderjarige01] woont bij de moeder.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] te verlengen voor drie maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft het verzoek. [minderjarige01] wordt nog steeds ernstig in zijn ontwikkeling bedreigd. De GI heeft zorgen over loyaliteitsproblemen en een verstoring in de ouder-kindrelatie. In april 2023 heeft de school aan de GI gemeld dat zij zich sinds december 2022 ernstig zorgen om [minderjarige01] maken. De aanwezigheid van [minderjarige01] was matig, het leek minder goed met hem te gaan, hij had geen eten mee naar school en zag er onverzorgd uit. Ook was [minderjarige01] op school brutaal richting de docenten zonder dat hij hierover in gesprek kon gaan. Ondanks de pogingen van [minderjarige01] om zijn resultaten op te halen, zou hij havo4 niet halen. In april en juni 2023 is de politie bij de moeder thuis geweest. De politie heeft ook met [minderjarige01] gesproken. Zij hebben geen zorgelijke signalen waargenomen. Ondanks de zorgen vanuit de school in juli 2023 dat [minderjarige01] na de zomervakantie (door moeder) niet zou terugkeren naar school als hij naar mavo4 moet, is [minderjarige01] in september van dit jaar weer aanwezig op school. Tijdens de introductieweek was [minderjarige01] echter niet aanwezig, waarna de school de GI en de leerplichtambtenaar heeft benaderd. Zijn Ipad is in de zomervakantie kapot gegaan en hij was daarom niet op de hoogte van de introductieweek. [minderjarige01] zag er volgens de school verzorgd uit en de school heeft vertrouwen in een goed verloop van het schooljaar. Verder heeft de GI ondanks vele pogingen nog steeds geen contact met de moeder. Zij doet de deur voor de GI niet open. Zelfs een onaangekondigd huisbezoek heeft niet het gewenste resultaat opgeleverd. Dit maakt dat het borgen van de situatie in het afgelopen jaar niet gelukt. De GI heeft ook geen contact met [minderjarige01] . [minderjarige01] heeft niet gereageerd op de brief van de GI. De GI wil [minderjarige01] niet op school benaderen, omdat [hulpverlening01] (die nu niet meer betrokken zijn) dit eerder heeft geprobeerd als gevolg waarvan [minderjarige01] van school is weggelopen. [minderjarige01] wil niet praten. De GI vindt dat de school een veilige plek voor [minderjarige01] moet blijven. Temeer nu de GI de informatie over [minderjarige01] via de school ontvangt. Er is met [minderjarige01] afgesproken dat hij zelf moet aangeven als hij er behoefte aan heeft om te praten. De komende drie maanden wil de GI verder gaan inzetten op het borgen van de situatie, waarvan eerder al is besloten dat dat het hoogst haalbare is. Om de ondertoezichtstelling te kunnen afronden, moet de situatie worden geborgd en daarvoor vindt de GI het noodzakelijk dat zij in contact komt met de moeder.
4.2.
De Raad vindt dat de ondertoezichtstelling niet kan worden afgesloten als de ernstige ontwikkelingsbedreiging nog steeds aanwezig is. Nu er alleen via de school zicht is op [minderjarige01] en de GI zelf geen contact met [minderjarige01] en de moeder heeft, is het lastig voor de Raad om te toetsen of de ernstige ontwikkelingsbedreiging voor [minderjarige01] is weggenomen. Temeer nu er naast de bestaande zorgen (vanuit school) geen nieuwe zorgen zijn gemeld. [minderjarige01] lijkt echter nog steeds klem te zitten in zijn loyaliteit richting de moeder. Ook vindt de Raad het zorgelijk dat [minderjarige01] vorig jaar net voldoende aanwezig was op school en dat mogelijk nu de leerplichtambtenaar is betrokken. Verder vindt de Raad het belangrijk dat de school een veilige plek voor [minderjarige01] blijft en dat de school zicht op [minderjarige01] blijft hebben. Een borgingsplan waarin alleen de school en de familie van [minderjarige01] worden meegenomen, vindt de Raad echter onvoldoende. Het is de vraag in hoeverre de familieleden zicht hebben op [minderjarige01] en in hoeverre zij betrouwbaar zijn. Daarbij komt dat de school geen zicht meer op [minderjarige01] zal hebben zodra hij zijn diploma heeft behaald. De Raad vindt het noodzakelijk dat er een laagdrempelige en maatschappelijk gerichte hulpverleningsorganisatie (dus niet gericht op de opvoedkundige kant) in het vrijwillig kader betrokken zal zijn. Zoals [hulpverlening02] of [hulpverlening03] . Op die manier is er zicht op [minderjarige01] en kan er eventueel worden opgeschaald, mits de hulpverleningsorganisatie werkt met de Meldcode. Om dit in gang te zetten, dient de GI – mede gelet op de loyaliteit van [minderjarige01] richting de moeder – het contact met de moeder op te zoeken. Er moet een gesprek met de moeder plaatsvinden voordat de ondertoezichtstelling kan worden afgerond. Zij moet begrijpen dat de ondertoezichtstelling alleen kan worden afgerond als er een dergelijke hulpverleningsorganisatie is betrokken. Wellicht kan de GI hiervoor een schriftelijke aanwijzing aan de moeder sturen. Daarnaast kan de Raad de moeder zelf proberen uit te nodigen voor een toetsing aan tafel om op die manier met de moeder het gesprek aan te gaan. Hierbij zal de Raad aangegeven dat de moeder een vertrouwenspersoon mag meenemen naar het gesprek.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 1:260 van het BW kan de kinderrechter, mits aan de grond als bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
5.2.
De kinderrechter is van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria voor verlenging van de ondertoezichtstelling. Zij zal het restantverzoek toewijzen en de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] verlengen voor de verzochte duur te weten met ingang van 24 oktober 2023 en tot 24 januari 2024. De kinderrechter legt dit hierna uit.
5.3.
Zij overweegt hiertoe dat [minderjarige01] volgens de informatie van de GI na de zomervakantie is teruggekeerd op [school01] , nadat hij de introductieweek heeft gemist. Dat [minderjarige01] is teruggekeerd naar school vindt de kinderrechter positief. Juist omdat de school van [minderjarige01] hier voor de zomervakantie veel zorgen over had. Ook is het positief dat de school vindt dat [minderjarige01] er op dit moment verzorgd uitziet. In de periode na december 2022 was de aanwezigheid van [minderjarige01] matig, leek het minder goed met hem te gaan, had hij geen eten mee naar school en zag hij er volgens de school onverzorgd uit. Ook was [minderjarige01] destijds brutaal richting docenten. Ondanks dat [minderjarige01] is teruggekeerd naar school en hij er volgens de school op dit moment verzorgd uitziet, is de kinderrechter van oordeel dat de moeder het belang van [minderjarige01] nog steeds niet vooropstelt en de ernstige ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige01] daarmee nog onverminderd aanwezig is. Dat zit hem nog steeds in de niet meewerkende houding van de moeder. Ondanks diverse pogingen heeft de GI ook het afgelopen jaar op geen enkele wijze contact met de moeder gekregen en daarmee ook geen zicht op de thuissituatie bij de moeder. De informatievergaring over [minderjarige01] verloopt dan ook nog steeds via de school van [minderjarige01] . Dat vindt de kinderrechter zorgwekkend. Zij stelt vast dat het de GI door de niet meewerkende houding van de moeder in het afgelopen jaar niet is gelukt om de situatie van [minderjarige01] voldoende te borgen en daarmee de ondertoezichtstelling af te ronden. Verder is de kinderrechter van oordeel dat er geen aanwijzingen zijn dat de zorgen zoals die er in oktober 2022 waren, zijn weggenomen. [minderjarige01] lijkt nog steeds klem te zitten in een loyaliteitsconflict met zijn moeder. Hij vindt het moeilijk om te praten. Zo is [minderjarige01] eerder op school weggelopen, nadat [hulpverlening01] probeerde om met [minderjarige01] in gesprek te gaan. Ook is het de GI tot op heden niet gelukt om met [minderjarige01] in contact te komen. Gelet hierop vindt de kinderrechter dat de regievoerder in het gedwongen kader noodzakelijk blijft.
5.4.
Tijdens de mondelinge behandeling is besproken op welke wijze de komende drie maanden wederom zal worden gepoogd om te koersen op het beëindigen van de ondertoezichtstelling. De kinderrechter ziet dat de ondertoezichtstelling door de niet meewerkende houding van de moeder moeilijk uitvoerbaar is en dat er weinig zicht op [minderjarige01] en de thuissituatie bij de moeder is, maar benadrukt dat er niet kan worden afgeschaald zonder een borgingsplan. Om tot een borgingsplan te komen, is het noodzakelijk dat de moeder in gesprek gaat met de GI en/of de Raad. Zolang de moeder niet het contact met de GI en/of de Raad aangaat, zal er geen borgingsplan kunnen worden gemaakt. In dat kader drukt de kinderrechter de moeder op het hart om in gesprek met de GI en/of de Raad te gaan om tot een afronding van de ondertoezichtstelling te kunnen komen. Om dit te bewerkstelligen, zal de GI diverse middelen moeten inzetten waaronder het geven van een schriftelijke aanwijzing aan de moeder en het onaangekondigd (eventueel met behulp van de politie) langsgaan bij de moeder. Daarnaast vindt de kinderrechter het zeer belangrijk dat de GI blijft proberen om in contact met [minderjarige01] te komen. Zij herhaalt de mogelijkheid om een contactpersoon dan wel een JIM (Jouw eigen Ingebrachte Mentor) voor [minderjarige01] in te schakelen. Verder vindt de kinderrechter de rol van de school van [minderjarige01] zeer belangrijk. Via de school krijgt de GI informatie over [minderjarige01] . In dat kader merkt de kinderrechter op dat het zicht vanuit de huidige school op [minderjarige01] zal verdwijnen als hij zijn diploma behaalt, hetgeen mogelijk na dit schooljaar al het geval is. Daarom moet de situatie op zodanige wijze worden geborgd dat er ook zicht blijft op [minderjarige01] nadat hij zijn diploma heeft behaald. Dit kan worden gerealiseerd door naast de inzet van de familieleden van [minderjarige01] en de huidige school van [minderjarige01] in het vrijwillig kader een laagdrempelige hulpverleningsorganisatie met een maatschappelijke insteek voor [minderjarige01] in te zetten. De kinderrechter denkt hierbij aan de inzet van [hulpverlening03] . Op die manier blijft er zicht op [minderjarige01] en kan er worden opgeschaald als dat in de toekomst nodig blijkt te zijn.
5.5.
De kinderrechter verwacht verder van de GI dat zij ervoor zal zorgen dat alle betrokken partijen zullen blijven samenwerken, zodat [minderjarige01] niet tussen wal en schip raakt. De GI dient het contact met de school van [minderjarige01] te onderhouden en het overleg met de Raad op te zoeken om af te stemmen wat de minimale vereisten zijn om te kunnen afschalen. Ook moet de GI ingevolge artikel 1:265j lid 1 BW tijdig aan de Raad kenbaar maken als zij voornemens is om geen verlengingsverzoek bij de kinderrechter in te dienen, waarna de Raad aan de hand van het borgingsplan zal toetsen of de ondertoezichtstelling kan worden beëindigd. Als het de GI (of de Raad) niet lukt om in de komende drie maanden in gesprek met de moeder te gaan als gevolg waarvan de situatie niet voldoende kan worden geborgd, verwacht de kinderrechter dat de GI tijdig een verlengingsverzoek bij de kinderrechter indient als zij dit nodig acht.
5.6.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige01] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.
5.7.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] voor de duur van drie maanden, met ingang van 24 oktober 2023 en tot 24 januari 2024;
6.2.
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2023 door mr. Dijkman, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Vork, als griffier en schriftelijk vastgesteld op 26 oktober 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.