ECLI:NL:RBZWB:2023:7427

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 oktober 2023
Publicatiedatum
25 oktober 2023
Zaaknummer
C/02/406687 / JE RK 23-330
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 oktober 2023 een nadere beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling van drie minderjarigen, [minderjarige01], [minderjarige02] en [minderjarige03]. De ondertoezichtstelling was oorspronkelijk ingesteld bij beschikking van 22 april 2022 en is sindsdien meerdere keren verlengd. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de situatie van de kinderen nog steeds kwetsbaar is en dat de ernstige ontwikkelingsbedreiging nog niet volledig is weggenomen. De ouders zijn betrokken bij de opvoeding, maar er zijn zorgen over de communicatie en samenwerking tussen hen, wat de situatie voor de kinderen bemoeilijkt. De moeder heeft aangegeven dat zij werkt aan haar emotieregulatie en openstaat voor hulp, terwijl de vader zijn betrokkenheid bij de kinderen erkent maar ook zijn eigen woon- en zorgsituatie onduidelijk is. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen met een jaar, tot 22 april 2024, en heeft de GI opgedragen om de regie te blijven voeren en de belangen van de kinderen te bewaken. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de ontwikkeling van de kinderen niet in gevaar komt door een eventueel hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/406687 / JE RK 23-330
Datum uitspraak: 11 oktober 2023
nadere beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND,
gevestigd te Middelburg,
hierna te noemen de GI.
betreffende
[minderjarige01],
geboren op [geboortedatum01] 2011 te [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen: [minderjarige01] .
[minderjarige02],
geboren op [geboortedatum02] 2014 [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen: [minderjarige02] .
[minderjarige03],
geboren op [geboortedatum03] 2016 [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen: [minderjarige03] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder01],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats01] .
[de vader01],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats02] (België).

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 18 april 2023 met alle daarin genoemde en vermelde stukken;
  • de briefrapportage van de GI van 7 augustus 2023, binnengekomen bij de rechtbank op 7 augustus 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 11 oktober 2023. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder;
  • een vertegenwoordigster van de GI.
1.3.
De vader is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader wel juist is opgeroepen.

2.De feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over [minderjarige01] [minderjarige02] en [minderjarige03] wordt uitgeoefend door de ouders.
2.2.
[minderjarige01] [minderjarige02] en [minderjarige03] wonen bij de moeder.
2.3.
Bij beschikking van de kinderrechter van 22 april 2022 zijn [minderjarige01] , [minderjarige02] en [minderjarige03] onder toezicht gesteld met ingang van 22 april 2022 en tot 22 april 2023.
2.4.
Bij beschikking van de kinderrechter van 18 april 2023 zijn [minderjarige01] , [minderjarige02] en [minderjarige03] onder toezicht gesteld met ingang van 22 april 2023 en tot 22 oktober 2023, onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt, uitvoerbaar bij voorraad, de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] , [minderjarige02] en [minderjarige03] te verlengen voor de duur van een jaar.
3.2.
Aan de orde is nog het resterende deel van het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van zes maanden, te weten met ingang van 22 oktober 2023 en tot 22 april 2024.

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft het restantverzoek. De zorgen zijn onvoldoende weggenomen en de doelen zijn nog niet (volledig) behaald. De samenwerking en communicatie tussen de ouders is in de afgelopen periode juist verslechterd, waarbij de moeder is terugvallen in een hoge mate van boosheid en frustratie. De communicatie is niet meer altijd neutraal. Voor de GI is het onduidelijk of en wat de impact van de verslechterde communicatie tussen de ouders op de kinderen is. Hiernaast hebben er ook positieve ontwikkelingen plaatsgevonden. De moeder werkt met Consensus aan haar emotieregulatie, waarbij de moeder zich reflectief toont en in staat is om naar haar eigen aandeel te kijken. De moeder begrijpt dat haar vertrouwen in derden een aandachtspunt is. Ook is het positief dat er vanwege lichte opvoedvragen vanuit de moeder op korte termijn IPT in de thuissituatie bij de moeder zal gaan starten. Daarnaast is het ouderschapsplan definitief gemaakt. Hierin is de weekendregeling tussen de kinderen en de vader vastgelegd zoals die altijd al is geweest. Het is duidelijk geworden dat er (voor nu) dus geen co-ouderschap zal worden vormgegeven. Verder hebben de GI en de vader gesprekken gevoerd over zijn plotselinge verhuizing naar België van een halfjaar geleden. Het woonperspectief van de vader is nog steeds onduidelijk nu hij staat ingeschreven in [woonplaats02] , mogelijk naar [plaats01] zal verhuizen en vaak in [plaats02] bij oma vaderszijde is. Dit vindt de vader zelf niet, omdat er voor de kinderen in de praktijk niets is veranderd. De GI ziet echter dat de moeder gelet op deze gewijzigde omstandigheden aan de zijde van de vader in combinatie met dat de vader geen toestemming geeft aan de moeder om met de kinderen te verhuizen, gestrest en gespannen is. De moeder heeft het gevoel dat zij nog steeds geen regie over haar eigen leven heeft. Zij wil in ieder geval de vrije keuze hebben om te verhuizen. Dit betekent niet dat zij direct zal gaan verhuizen. De vader heeft aan de GI beloofd dat hij er over gaat nadenken om de moeder alsnog toestemming te verlenen om met de kinderen naar [plaats03] te verhuizen. De vader wil die toestemming nu in ieder geval niet geven, omdat de ondertoezichtstelling dan niet meer uitgevoerd kan worden door de desbetreffende jeugdbeschermer. De vader wil eerst dat de ondertoezichtstelling wordt afgerond. Verder zien de GI, de school en de ouders geen noodzaak (meer) om individuele hulpverlening voor [minderjarige01] in te zetten. Er zijn op dit moment geen nieuwe zorgsignalen vanuit school gemeld. De komende periode wil de GI afspraken maken en inzetten op het verbeteren van de communicatie tussen de ouders. Het ouderschapsplan biedt momenteel nog onvoldoende basis aan de ouders om de samenwerking onder eigen regie vorm te geven. De ouders moeten eerst beter leren om zich te focussen op hun eigen opvoeding en zich niet bemoeien met de opvoeding van de andere ouder. De GI verwacht en hoopt over een halfjaar de ondertoezichtstelling te kunnen afronden.
4.2.
De moeder is het eens met de verlenging van de ondertoezichtstelling. Er moeten nog afspraken worden gemaakt tussen de ouders. De moeder volgt het traject en hoopt dat het eindresultaat positief zal zijn. Zo hoopt zij dat de ondertoezichtstelling in april 2024 kan worden afgerond en dat zij dan regie over haar eigen leven heeft waaronder de vrije keuze om met de kinderen naar [plaats03] te verhuizen als zij dat wil. Verder erkent de moeder dat zij wantrouwig kan zijn richting de hulpverlening, de GI en de vader, hetgeen de samenwerking in de weg kan staan. Daarom staat de moeder ervoor open om te werken aan haar emotieregulatie. Ook staat zij open voor IPT, omdat zij een samengesteld gezin heeft met zowel een huis in [woonplaats01] als in [plaats03] . Ondanks dat het moeilijk is, vindt de moeder het fijn als zij met haar lichte opvoedvragen bij iemand terecht kan. Verder geeft de moeder aan dat de vader is betrokken bij de kinderen en zij om de week omgang hebben. De betrokkenheid van de vader is echter niet structureel. Als de vader om een extra omgangsmoment vraagt, gaat de moeder soms vanuit angst akkoord.

5.De beoordeling

Wettelijk kader

5.1.
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond als bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
Inhoudelijke beoordeling
5.2.
De kinderrechter is van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria voor verlenging van de ondertoezichtstelling. Zij zal het restantverzoek toewijzen en de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] , [minderjarige02] en [minderjarige03] verlengen met ingang van 22 oktober 2023 en tot 22 april 2024. De kinderrechter legt dit hierna uit.
5.3.
Zij overweegt hiertoe dat er positieve ontwikkelingen zijn, maar dat de situatie nog erg kwetsbaar is en dat de ernstige ontwikkelingsbedreiging van de kinderen nog onvoldoende is weggenomen. Zo ligt er een definitief ouderschapsplan en is het middels het ouderschapsplan duidelijk geworden dat er op dit moment geen co-ouderschap zal worden vormgegeven. In het ouderschapsplan is namelijk de huidige weekendregeling vastgesteld. Dit betekent dat de kinderen om het weekend naar de vader zullen blijven gaan. Verder stelt de kinderrechter vast dat er over de woonsituatie van de vader nog geen duidelijkheid is verkregen. De vader staat vooralsnog ingeschreven in [woonplaats02] (België) en zou mogelijk gaan verhuizen naar [plaats01] (België), maar is ook vaak bij oma vaderszijde in [plaats02] . Dat de moeder niet de vrije keuze heeft om met de kinderen naar [plaats03] te verhuizen, wringt bij de moeder. Dit met name gelet op de gewijzigde omstandigheden aan de zijde van de vader te weten dat de vader een halfjaar geleden naar België is verhuisd en in het definitieve ouderschapsplan geen co-ouderschap is vastgelegd. Mede daardoor is de samenwerking en communicatie tussen de ouders is in de afgelopen periode verslechterd. De moeder is terugvallen in een hoge mate van boosheid en frustratie en het lukt haar niet altijd om neutraal te blijven richting de vader. De kinderrechter vindt het zorgelijk dat het voor de GI onduidelijk is of en wat de impact van de verslechterde communicatie tussen de ouders voor de kinderen is. Daarnaast stelt de kinderrechter vast dat de gewenste verhuizing van de moeder met de kinderen en de onduidelijkheid daarover nog steeds tussen beide ouders in staat. Zij is dan ook van oordeel dat [minderjarige01] , [minderjarige02] en [minderjarige03] nog steeds niet de benodigde duidelijkheid, stabiliteit en rust ervaren. Wel merkt de kinderrechter nog op dat zij het knap vindt dat de moeder aan haar emotieregulatie werkt en dat IPT op korte termijn in de thuissituatie van de moeder zal starten in verband met lichte opvoedvragen vanuit de moeder. De kinderrechter ziet dat de moeder het belang van de kinderen vooropstelt.
5.4.
Verder is de kinderrechter van oordeel dat de ouders nog onvoldoende van de hulpverlening hebben kunnen profiteren en daarmee op dit moment nog niet in staat zijn om zelfstandig de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige01] , [minderjarige02] en [minderjarige03] weg te nemen. Daarom blijft de regievoerder in het gedwongen kader noodzakelijk.
5.5.
Aan de GI geeft de kinderrechter mee om regie te blijven voeren in het proces en de belangen van [minderjarige01] , [minderjarige02] en [minderjarige03] te blijven bewaken. De kinderrechter verwacht van de GI dat zij de komende periode zal werken aan de communicatie en samenwerking tussen de ouders. Ook herhaalt de kinderrechter dat zij – op verzoek – de in het ouderschapsplan neergelegde zorgregeling kan vaststellen. Dit om eventuele onduidelijkheid en/of spanningen tussen de ouders over de zorgregeling te voorkomen. Ook dient er een borgingsplan te worden opgesteld nu de GI aangeeft dat zij verwacht over een halfjaar de ondertoezichtstelling te kunnen afronden. Verder verwacht de kinderrechter van de ouders dat zij in gesprek blijven gaan met de GI en blijven samenwerken met de hulpverlening.
Uitvoerbaar bij voorraad
5.6.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige01] , [minderjarige02] en [minderjarige03] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.
5.7.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] , [minderjarige02] en [minderjarige03] met ingang van 22 oktober 2023 en tot 22 april 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2023 door mr. Dijkman, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Vork, als griffier en schriftelijk vastgesteld op 26 oktober 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.