ECLI:NL:RBZWB:2023:7428

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 oktober 2023
Publicatiedatum
26 oktober 2023
Zaaknummer
C/02/414240 / JE RK 23-1695
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Oomes
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van gezinsproblematiek

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 oktober 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De ondertoezichtstelling was eerder ingesteld bij beschikking van 31 mei 2022 en verlengd op 16 mei 2023. De Gecertificeerde Instelling (GI), Stichting Jeugdbescherming Brabant, heeft verzocht om een verdere verlenging van de ondertoezichtstelling voor een periode van zes maanden, met als doel de positieve ontwikkelingen in de opvoedingssituatie van de kinderen te waarborgen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 5 oktober 2023 waren zowel de ouders als vertegenwoordigers van de GI en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig. De kinderrechter heeft de minderjarige [minderjarige 1] gehoord en de aanwezigen hebben kunnen reageren op haar verklaring. De ouders hebben positieve stappen gezet in hun communicatie en de zorgregeling, maar er zijn nog zorgen over de opvoedingsomgeving en de kind-eigenproblematiek van [minderjarige 1].

De kinderrechter heeft vastgesteld dat, hoewel er vooruitgang is geboekt, de ondertoezichtstelling nog steeds noodzakelijk is om de positieve ontwikkelingen te continueren. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen tot 1 juni 2024 en heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat deze onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/414240 / JE RK 23-1695
Datum uitspraak: 26 oktober 2023
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
gevestigd te Etten-Leur, hierna te noemen: de GI (Gecertificeerde Instelling),
over
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedag 1] 2013 in [geboorteplaats], hierna te noemen [minderjarige 1],
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedag 2] 2018 in [geboorteplaats], hierna te noemen [minderjarige 2].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats],
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats].

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 25 september 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 5 oktober 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder;
  • een vertegenwoordigster van de GI;
  • een vertegenwoordigster van de Raad.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige 1] naar haar mening gevraagd. [minderjarige 1] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige 1] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de ouders.
2.2.
[minderjarige 1] woont bij de vader. [minderjarige 2] woont bij de moeder.
2.3.
Bij beschikking van 31 mei 2022 zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld van de GI. Bij beschikking van 16 mei 2023 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd met ingang van 31 mei 2023 tot 1 december 2023.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen voor de duur van zes maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2
Gelet op de nauwe samenhang van het onderhavige door de GI ingediende verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling met het door haar tevens ingediende verzoek tot wijziging van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken in de zaak met kenmerk C/02/412878 / JE RK 23-1454, zijn deze verzoeken tijdens de mondelinge behandeling gelijktijdig behandeld. In beide zaken is bij afzonderlijke beschikking beslist.

4.De standpunten

4.1.
De GI legt aan het verzoek ten grondslag dat er op dit moment een verdeling van de zorg- en opvoedtaken is vastgesteld die niet evenredig is. De uitvoering van de zorgregeling heeft geleid tot een meer rustige en stabiele situatie bij beide ouders. De ouders hebben positieve stappen gezet. De gemaakte afspraken worden nagekomen en indien het nodig was sprong de andere ouder bij. Ook zijn er positieve stappen gezet in de oudercommunicatie. Gelet op de positieve ontwikkelingen vindt de GI het in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dat de zorgregeling evenredig wordt verdeeld. De hulpverlening heeft geïnvesteerd om samen met de ouders tot een andere zorgregeling komen, maar er zijn punten waarover de ouders het niet eens worden. Om die reden is het verzoek tot wijziging van de zorgregeling ingediend. De GI acht het van belang dat de ondertoezichtstelling wordt verlengd voor de duur van zes maanden. De moeder heeft positieve stappen gezet in het omgaan met de kind-eigenproblematiek van [minderjarige 1] en het vergroten van haar draaglast. Om de positieve ontwikkelingen te continueren vindt de GI het van belang dat zij de komende periode kan blijven monitoren.
4.2.
De moeder brengt naar voren dat de huidige zorgregeling goed verloopt. Er zijn nog wel conflicten tussen haar en [minderjarige 1], maar in veel mindere mate. Verder geeft de moeder aan dat de communicatie tussen haar en de vader is verbeterd, maar dat zij niet tot afspraken komen over de wijziging van de verdeling van de zorgregeling. De moeder geeft aan dat zij achter het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling staat.
4.3.
De vader brengt naar voren dat de moeder oorspronkelijk de verdeling van de zorgregeling wilde wijzigen, maar dat ze hier na meerdere gesprekken uiteindelijk niet aan uit zijn gekomen. De vader staat op zich ook achter de verlenging van de ondertoezichtstelling, maar hij plaatst daarbij de kanttekening dat de GI lastig bereikbaar is waardoor hij de meerwaarde van de ondertoezichtstelling in twijfel trekt.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de rechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
5.2.
Op grond van de overgelegde stukken en hetgeen besproken is tijdens de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat er nog zorgen zijn over de opvoedingsomgeving van [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. Bij aanvang van de ondertoezichtstelling waren deze zorgen de gebrekkige oudercommunicatie en de sociaal-emotionele onveiligheid die [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben ervaren door gebeurtenissen uit het verleden. Daarnaast zijn er zorgen over de kind-eigenproblematiek van [minderjarige 1], hetgeen zich voornamelijk uit in ontremd gedrag in de thuissituatie bij de moeder. De afgelopen periode zijn er positieve ontwikkelingen. De ouders hebben stappen gezet in de verbetering van de oudercommunicatie. Ook de belastbaarheid van de moeder is vergroot en het contact tussen de moeder en [minderjarige 1] verloopt positief. Echter, de ouders hebben geen afspraken kunnen maken over de definitieve regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken.
5.3.
De kinderrechter is gelet op het voorgaande van oordeel dat een ondertoezichtstelling nog noodzakelijk is om de positieve ontwikkelingen te continueren en te waarborgen. De komende periode zal de GI blijven monitoren, zodat de positieve lijn ook wordt voortgezet bij de, bij separate beschikking van 26 oktober 2026, gewijzigde zorgregeling. Daarbij overweegt de kinderrechter dat het met name van belang is om de situatie van [minderjarige 1] bij de moeder goed te blijven monitoren, zodat het positieve contact wordt gecontinueerd.
5.4.
De kinderrechter zal, gelet op de aard van de maatregel, de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de GI. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als daartegen hoger beroep wordt ingesteld.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] met ingang van 1 december 2023 tot 1 juni 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. Oomes, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 26 oktober 2023, in aanwezigheid van Van Dongen als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.