ECLI:NL:RBZWB:2023:7429

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 oktober 2023
Publicatiedatum
26 oktober 2023
Zaaknummer
C/02/412878 / JE RK 23-1454
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Oomes
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van de verdeling van zorg- en opvoedingstaken in een kinderbeschermingszaak

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 oktober 2023 een beschikking gegeven over de wijziging van de verdeling van zorg- en opvoedingstaken voor de minderjarigen [minderjarige01] en [minderjarige02]. De zaak is aanhangig gemaakt door de Stichting Jeugdbescherming Brabant, die als gecertificeerde instelling (GI) optreedt. De ouders van de minderjarigen, de moeder en de vader, zijn ook betrokken bij de procedure. De kinderrechter heeft de Raad voor de Kinderbescherming ingeschakeld om advies te geven over het verzoek van de GI.

De procedure begon met een verzoekschrift dat op 4 augustus 2023 bij de rechtbank is ingediend. De mondelinge behandeling vond plaats op 5 oktober 2023, waarbij zowel de ouders als vertegenwoordigers van de GI en de Raad aanwezig waren. Tijdens deze zitting heeft de kinderrechter de minderjarige [minderjarige01] gehoord. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de huidige zorgregeling, die is vastgesteld in een eerdere beschikking van 15 december 2022, niet meer in het belang van de minderjarigen is en dat er behoefte is aan een wijziging.

De GI heeft verzocht om de zorgregeling te wijzigen, zodat de minderjarigen in de even weken bij de moeder en in de oneven weken bij de vader verblijven. De ouders hebben verschillende standpunten ingenomen; de moeder wil de huidige regeling voortzetten, terwijl de vader de wijziging steunt. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de voorgestelde wijziging in het belang van de minderjarigen is, omdat deze hen in staat stelt om meer tijd samen door te brengen en de communicatie tussen de ouders te verbeteren. De kinderrechter heeft het verzoek van de GI toegewezen en de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/412878 / JE RK 23-1454
Datum uitspraak: 26 oktober 2023
Beschikking van de kinderrechter over een wijziging van de verdeling van zorg- en opvoedingstaken
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
gevestigd te Etten-Leur, hierna te noemen: de GI (Gecertificeerde Instelling),
over
[minderjarige01],
geboren op [geboortedatum01] 2013 in [geboorteplaats01] , hierna te noemen [minderjarige01] ,
[minderjarige02],
geboren op [geboortedatum02] 2018 in [geboorteplaats01] , hierna te noemen [minderjarige02] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder01],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats01] ,
[de vader01],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats01] .
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend: de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 4 augustus 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 5 oktober 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder;
  • een vertegenwoordiger van de GI;
  • een vertegenwoordiger van de Raad.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige01] naar haar mening gevraagd. [minderjarige01] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige01] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over [minderjarige01] en [minderjarige02] wordt uitgeoefend door de ouders.
2.2.
Ingevolge de echtscheidingsbeschikking van deze rechtbank van 15 december 2022 heeft [minderjarige01] haar hoofdverblijf bij de vader en heeft [minderjarige02] haar hoofdverblijf bij de moeder. Daarnaast heeft de rechtbank bij deze beschikking bepaald dat de vader en de moeder en genoemde minderjarigen in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar als volgt:
- [minderjarige01] verblijft doordeweeks en in de even weken vanaf vrijdag 14.30 uur tot
maandag 8.30 uur bij de vader;
- [minderjarige01] verblijft op woensdagmiddag van 12.30 uur tot 18.30 uur en in de oneven
weken vanaf vrijdagmiddag 12.30 uur tot maandag 8.30 uur bij de moeder;
- de vakanties en feestdagen worden evenredig verdeeld;
- [minderjarige02] verblijft doordeweeks en in de oneven weken vanaf vrijdag 14.30 uur tot
maandag 8.30 uur bij de moeder;
- [minderjarige02] verblijft in de oneven weken van maandag 14.30 uur tot woensdag 8.30 uur
bij de vader;
- [minderjarige02] verblijft in de even weken van dinsdag 14.30 uur tot woensdag 8.30 uur
en vanaf vrijdag 14.30 uur tot maandag 9.30 uur bij de vader;
- de vakanties en feestdagen worden evenredig verdeeld.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de bij beschikking van 15 december 2022 vastgestelde verdeling van de zorg- en opvoedingstaken te wijzigen, in die zin dat [minderjarige01] en [minderjarige02] telkens in de even weken van maandagochtend tot en met donderdagochtend bij de moeder zullen verblijven en van donderdagmiddag tot en met maandagochtend bij de vader. In de oneven weken zullen [minderjarige01] en [minderjarige02] telkens van maandagmiddag tot en met woensdagochtend bij de moeder verblijven, vervolgens van woensdagmiddag tot en met vrijdagochtend bij de vader en van vrijdagmiddag tot en met maandagochtend bij de moeder.
De GI verzoekt de te geven beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Gelet op de nauwe samenhang van het onderhavige door de GI ingediende verzoek tot wijziging van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken met het door haar ingediende verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling in de zaak met kenmerk C/02/414240 / JE RK 23-1695, zijn deze verzoeken tijdens de mondelinge behandeling gelijktijdig behandeld. In beide zaken is bij afzonderlijke beschikking beslist.

4.De standpunten

4.1.
De GI legt aan het verzoek ten grondslag dat er op dit moment een verdeling van de zorg- en opvoedtaken is vastgesteld die niet evenredig is. De uitvoering van de zorgregeling heeft geleid tot een meer rustige en stabiele situatie bij beide ouders. De ouders hebben positieve stappen gezet. De gemaakte afspraken worden nagekomen en indien het nodig was sprong de andere ouder bij. Ook zijn er positieve stappen gezet in de oudercommunicatie. Gelet op de positieve ontwikkelingen vindt de GI het in het belang van [minderjarige01] en [minderjarige02] dat de zorgregeling evenredig wordt verdeeld. Een meer evenredige verdeling zorgt ervoor dat de minderjarigen zich niet langer achtergesteld voelen en dat er minder overdrachtsmomenten zijn. Bovendien hebben [minderjarige01] en [minderjarige02] de behoefte om meer samen zijn. De hulpverlening heeft geïnvesteerd om samen met de ouders tot een andere zorgregeling komen, maar er zijn punten waarover de ouders het niet eens worden. Om die reden is het verzoek tot wijziging van de zorgregeling ingediend.
4.2.
De moeder brengt naar voren dat de huidige zorgregeling goed verloopt. Er zijn nog wel conflicten tussen haar en [minderjarige01] , maar in veel mindere mate. De moeder geeft aan dat zij de huidige zorgregeling wil continueren, omdat het op dit moment positief verloopt. Ook hebben [minderjarige01] en [minderjarige02] aangegeven dat zij het soms fijn vinden om alleen bij een ouder te zijn. Verder geeft de moeder aan dat de communicatie tussen haar en de vader is verbeterd, maar dat zij niet tot afspraken komen over de wijziging van de verdeling van de zorgregeling. Hierop zal dan ook een beslissing genomen moeten worden.
4.3.
De vader brengt naar voren dat de moeder oorspronkelijk de verdeling van de zorgregeling wilde wijzigen, maar dat zij na meerdere gesprekken hier niet aan uit zijn gekomen. De vader vindt het van belang dat [minderjarige01] en [minderjarige02] zoveel als mogelijk bij elkaar zijn. Bovendien is de belastbaarheid van de moeder groter geworden, waardoor hij het vertrouwen heeft dat de moeder de voorgestelde zorgregeling zal aankunnen. Om bovenstaande redenen staat de vader achter het verzoek van de GI om de zorgregeling te wijzigen.
4.4.
[minderjarige01] heeft in het gesprek met de kinderrechter aangegeven dat zij de regeling het liefste wil houden zoals het is. Dan ziet zij haar vader en haar moeder allebei. [minderjarige01] heeft soms ruzie met haar moeder maar het valt nu mee en het gaat beter. Zij vindt het jammer dat ze haar zusje minder ziet, maar vindt het ook fijn om soms alleen bij haar vader te kunnen zijn.
4.5.
De Raad complimenteert de ouders over het verloop van de communicatie tussen hen. De Raad staat achter het verzoek van de GI om de zorgregeling te wijzigen zoals is verzocht. In het belang van [minderjarige01] en [minderjarige02] is dat zij dan zoveel mogelijk samen zullen zijn. Bovendien heeft [minderjarige01] gelet op haar kind-eigenproblematiek behoefte aan duidelijkheid en structuur. Gelet op de jonge leeftijd van de minderjarigen adviseert de Raad nog geen week-op-week-af regeling.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van het eerste lid van artikel 1:265g BW kan de kinderrechter op verzoek van de GI een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vaststellen of wijzigen voor zover dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is. Zodra de ondertoezichtstelling is geëindigd, geldt ingevolge het derde lid van genoemd artikel de op grond van het eerste lid vastgestelde regeling als een regeling bedoeld in artikel 1:253a, tweede lid onder a, BW.
5.2.
Met de Raad acht de kinderrechter de door de GI verzochte wijziging van de regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken in het belang van [minderjarige01] en [minderjarige02] . De kinderrechter overweegt hierbij dat zij het in het belang van de minderjarigen acht dat de zorgregeling evenredig wordt verdeeld, zodat [minderjarige01] en [minderjarige02] vaker samen zijn. Bovendien zullen er zo minder overdrachtsmomenten plaatsvinden, wat zorgt voor meer duidelijkheid en structuur. Ook gezien de positieve ontwikkelingen bestaat het vertrouwen vanuit alle betrokkenen dat de moeder de voorgestelde zorgregeling aankan. De kinderrechter merkt daarbij op dat het van belang is dat de ouders zich zullen blijven inzetten om de positieve lijn in de oudercommunicatie voort te zetten, zodat ook de gewijzigde zorgregeling een goed verloop zal kennen. Hierop kan in het kader van de bij beschikking van heden verlengde ondertoezichtstelling worden toegezien. Het voorgaande brengt mee dat het verzoek van de GI zal worden toegewezen.
5.3.
De kinderrechter zal, gelet op de aard van de maatregel, de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals ook is verzocht door de GI. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, wanneer er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
wijzigt de bij beschikking van 15 december 2022 vastgestelde verdeling van de zorg- en opvoedingstaken als volgt:
in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken verblijven [minderjarige01] en [minderjarige02] :
- in de even weken van maandagochtend tot en met donderdagochtend bij de moeder en van donderdagmiddag tot en met maandagochtend bij de vader;
- in de oneven weken van maandagmiddag tot en met woensdagochtend bij de moeder en van woensdagmiddag tot en met vrijdagochtend bij de vader en van vrijdagmiddag tot en met maandagochtend bij de moeder;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. Oomes, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 26 oktober 2023, in aanwezigheid van Van Dongen als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.