ECLI:NL:RBZWB:2023:743
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Bezwaarschrift DNA-onderzoek ongegrond verklaard door rechtbank
Op 30 januari 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bezwaarschrift tegen de afname en verwerking van DNA-materiaal van de veroordeelde, die in 2022 was veroordeeld voor een overtreding van de Opiumwet. De veroordeelde, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. S.P.H. Brinkman, stelde dat er sprake was van bijzondere omstandigheden die een uitzondering op de Wet DNA rechtvaardigden. De rechtbank heeft het bezwaar behandeld in een besloten raadkamer, waarbij de veroordeelde niet aanwezig was. De officier van justitie stelde dat er een wettelijke grondslag was voor de afname van het DNA-materiaal en dat de Wet DNA niet voorziet in uitzonderingen in dit geval.
De rechtbank oordeelde dat het bezwaar ongegrond was. Hoewel de rechtbank de atypische aard van het delict erkende, was er geen reden om af te wijken van de standaardprocedure voor DNA-afname. De rechtbank benadrukte dat de Wet DNA is bedoeld om toekomstige strafbare feiten op te sporen en dat de afname van DNA-materiaal bij veroordeelden een verplichting is, tenzij er specifieke uitzonderingen van toepassing zijn. De rechtbank concludeerde dat de omstandigheden van de veroordeelde niet voldoende waren om aan te nemen dat het DNA-onderzoek niet van betekenis zou zijn voor de opsporing van toekomstige misdrijven.
De beslissing werd genomen door rechter mr. E.B. Prenger, in aanwezigheid van griffier mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt. Tegen deze beslissing staan geen rechtsmiddelen open.