ECLI:NL:RBZWB:2023:7447

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 oktober 2023
Publicatiedatum
26 oktober 2023
Zaaknummer
10516450 CV EXPL 23-1433
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • P. Ponds
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming van gehuurde woning

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 oktober 2023 uitspraak gedaan in een bodemprocedure tussen Stichting Stadlander en Dichtbij B.V. De eiseres, Stichting Stadlander, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde door de gedaagde, Dichtbij B.V., die als bewindvoerder optreedt. De gedaagde erkende een huurachterstand, die was ontstaan door persoonlijke en financiële omstandigheden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurachterstand tot en met september 2023 € 3.035,82 bedraagt. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde in gebreke was gebleven met het tijdig betalen van de huur, wat de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigde. De kantonrechter heeft de vordering tot ontbinding en ontruiming toegewezen, met inachtneming van de persoonlijke omstandigheden van de gedaagde, maar oordeelde dat deze omstandigheden niet voldoende waren om de ontbinding te voorkomen. De gedaagde werd veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
Bergen op Zoom
zaak/rolnr.: 10516450 CV EXPL 23-1433
vonnis d.d. 11 oktober 2023
inzake
de stichting
Stichting Stadlander,
gevestigd en kantoorhoudende te Bergen op Zoom,
eiseres,
gemachtigde: AGIN Timmermans Gerechtsdeurwaarders te Bergen op Zoom,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Dichtbij B.V., tevens handelend onder de naam Dichtbij Bewindvoering, in diens hoedanigheid van bewindvoerder over de (toekomstige) goederen van
[naam],
gevestigd en kantoorhoudende te (4824 EH) Breda, aan het adres Paardeweide 5C,
gedaagde,
gemachtigde: mr. C.L.J. Beljaarts te Zevenbergen.
Partijen worden hierna aangeduid als “eiseres”, “gedaagde” en “[naam]”.

1.Het verloop van het geding

De procesgang blijkt uit:
a. het tussenvonnis in deze zaak van 9 augustus 2023 en de daarin genoemde stukken;
b. de brief van mr. Beljaarts van 7 september 2023 met aanvullende producties;
c. de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 12 september 2023
en de door beide partijen ter zitting overgelegde stukken.

2.Het geschil en de beoordeling

2.1
Eiseres vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de tussen partijen bestaande huurovereenkomst te ontbinden en gedaagde te veroordelen tot ontruiming van het gehuurde, alsmede om gedaagde te veroordelen tot betaling van een bedrag aan (achterstallige) huur, gebruiksvergoeding en buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met proceskosten en rente.
2.2
Gedaagde erkent de huurachterstand. De huurachterstand is ontstaan door persoonlijke en financiële omstandigheden van [naam]. Zij is meerdere malen gekort op haar uitkering, omdat ze een partner had die bij haar inwoonde. Vanaf 31 mei 2023 woont deze (ex-)partner niet meer bij haar in.
Huurachterstand
2.3
Op de mondelinge behandeling heeft eiseres een actuele specificatie van de huurachterstand overgelegd. Daaruit volgt dat de achterstand, gerekend tot en met september 2023, € 3.285,82 bedraagt. Namens gedaagde is aangevoerd dat eiseres ten onrechte slechts een bedrag van
€ 108,25 als betaling heeft geboekt op 25 april 2022, aangezien op gedaagde op die datum een betaling van € 750,00 heeft gedaan. Ter zitting heeft eiseres toegelicht dat zij inderdaad
€ 750,00 heeft ontvangen van gedaagde op 25 april 2022, maar dat die betaling op twee verschillende huurtermijnen is geboekt: € 108,25 en € 641,75, zijnde tezamen € 750,00. De kantonrechter is van oordeel dat als vaststaand kan worden aangenomen dat eiseres inderdaad rekening heeft gehouden met de (volledige) betaling van € 750,00 op 25 april 2022. Een deel daarvan is blijkens de specificatie geboekt als huur voor mei 2022 (€ 641,75) en het restant van € 108,25 is geboekt op de huurachterstand. Daarbij heeft de kantonrechter tevens in aanmerking dat uit het door gedaagde overgelegde bankafschrift niet blijkt dat zij tussen 25 april 2022 en
13 juni 2022 (de volgende betaaldatum zoals vermeld op de specificatie van eiseres) een (separate) betaling van € 641,75 heeft gedaan.
2.4
Ter zitting heeft gedaagde verklaard dat zij de dag ervoor nog een betaling van € 250,00 heeft gedaan. Zij heeft dat onderbouwd met een bankafschrift. Aangezien eiseres deze betaling niet althans onvoldoende heeft weersproken, zal de kantonrechter met die betaling rekening houden. Aldus bedraagt de huurachterstand, gerekend tot en met september 2023,
€ 3.035,82. De vordering tot betaling van de achterstallige huur is in zoverre toewijsbaar.
Ontbinding en ontruiming
2.5
Ingevolge artikel 6:265 BW geeft iedere tekortkoming van een partij de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te (doen) ontbinden, tenzij de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis deze ontbinding niet rechtvaardigt.
2.6
Voor het eerst op de mondelinge behandeling heeft eiseres melding gemaakt van overlastproblematiek en van een lopend geschil betreffende tuinonderhoud. Eiseres heeft dit echter, zoals zij zelf ter zitting ook toegaf, niet als (zelfstandige) grond aan haar vordering tot ontbinding en ontruiming ten grondslag gelegd. Evenmin heeft zij de grondslag van haar eis gewijzigd/vermeerderd, zodat de kantonrechter deze kwesties buiten beschouwing zal laten.
2.7
De kantonrechter zal de vordering daarom beoordelen op basis van de tekortkoming ten aanzien van de verplichting om de huurpenningen tijdig te betalen. Daarbij neemt de kantonrechter in aanmerking dat de huurachterstand op het moment van dagvaarden bijna zes huurtermijnen bedroeg en thans nog altijd ruim vijf maanden bedraagt. In beginsel rechtvaardigt dat, gelet op de aanbeveling Huurachterstand en ontbinding en ontruiming, toewijzing van de vordering. In de omstandigheden van het onderhavige geval ziet de kantonrechter geen redenen om daarvan af te wijken. De door gedaagde aangevoerde persoonlijke omstandigheden van [naam] komen, hoe vervelend ook voor haar, voor haar rekening en risico; ondanks dat zij al jarenlang onder beschermingsbewind staat, is haar bijstandsuitkering meermaals – om telkens dezelfde reden – ingetrokken, waardoor zij niet meer in staat was om de vaste lasten te voldoen. Ten slotte heeft de kantonrechter er rekening mee gehouden dat [naam] momenteel alleen in de woning woont. Weliswaar heeft zij drie minderjarige kinderen, maar die zijn uit huis geplaatst en wonen in een gezinshuis respectievelijk pleeggezin, terwijl gesteld noch gebleken is dat de omgang noodzakelijkerwijs in de woning plaats dient te vinden.
Nevenvorderingen
2.8
De vordering van € 206,91 tot vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten voldoet aan de wettelijke eisen. Het gevorderde bedrag van € 206,91 komt overeen met het daarvoor geldende tarief, zodat dit bedrag toewijsbaar is.
2.9
De gevorderde rente die tot 4 mei 2023 is berekend op € 5,69 en de gevorderde toekomstige rente zullen worden toegewezen, zoals hierna in de beslissing staat. Gedaagde heeft deze niet weersproken.
2.1
Gedaagde zal als de in de ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, waaronder de nakosten. Deze proceskosten worden tot op heden vastgesteld op:
- explootkosten € 129,86
- salaris gemachtigde € 528,00 (2 punten à € 264,00)
- griffierecht € 487,00
- nakosten
€ 132,00
totaal € 1.276,86

3.De beslissing

De kantonrechter:
ontbindt met ingang van de dag na heden de huurovereenkomst tussen partijen betreffende de woning met aanhorigheden, staande en gelegen te ([postcode]) [plaats], aan het [adres];
veroordeelt gedaagde (QQ) om het gehuurde binnen twee weken na de betekening van dit vonnis met al de haren en het hare te ontruimen en te verlaten en met afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van eiseres te stellen;
veroordeelt gedaagde (QQ) om aan eiseres te betalen:
- een bedrag van € 3.248,42 aan achterstallige huur tot en met september 2023 (inclusief € 206,91 aan buitengerechtelijke incassokosten en € 5,69 aan verschenen wettelijke rente tot 4 mei 2023), te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 3.869,35 vanaf 11 mei 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening;
- het periodieke bedrag dat naar wettelijke bepalingen als huurprijs geldt voor het gehuurde, voor iedere maand dat [naam] het gehuurde vanaf oktober 2023 in haar bezit houdt of niet ter beschikking stelt van eiseres;
veroordeelt gedaagde (QQ) in de kosten van dit geding, aan de zijde van eiseres tot op heden vastgesteld op € 1.276,86, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Wordt bij niet betaling het vonnis daarna betekend, dan moet gedaagde ook de kosten van betekening betalen;
verklaart de hiervoor uitgesproken veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Ponds, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2023, in tegenwoordigheid van de griffier.