ECLI:NL:RBZWB:2023:7458

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 oktober 2023
Publicatiedatum
27 oktober 2023
Zaaknummer
C/02/402066 / HA ZA 22-532 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • Mr. Scheffers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en subsidieverplichtingen in het kader van Europese subsidieaanvragen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 oktober 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de Stichting Nederlands Jeugdinstituut (NJi) en de bestuurders van de Vereniging ter bevordering van Sjamanisme en Spiritualiteit (VBSS), [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2]. NJi vorderde hoofdelijke veroordeling van de gedaagden tot betaling van € 66.761,60, vermeerderd met rente en kosten, omdat zij subsidiegelden die voor specifieke projecten waren verstrekt, voor andere doeleinden hadden aangewend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagden welbewust de ontvangen subsidiegelden hebben gebruikt voor privé-uitgaven, wat in strijd is met de voorwaarden waaronder de subsidies zijn verstrekt. De rechtbank oordeelde dat de gedaagden onrechtmatig hebben gehandeld, aangezien zij als bestuurders van VBSS verantwoordelijk zijn voor de naleving van de subsidievoorwaarden. De rechtbank heeft de vordering van NJi toegewezen en de gedaagden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van het volledige bedrag, inclusief wettelijke rente en proceskosten. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de gedaagden niet hebben aangetoond dat de besteding van de subsidiegelden in overeenstemming was met de projectdoeleinden, en dat hun verweer onvoldoende feitelijk onderbouwd was.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster II Handelszaken
Breda
zaaknummer / rolnummer: C/02/402066 / HA ZA 22-532
Vonnis van 25 oktober 2023
in de zaak van
de stichting
STICHTING NEDERLANDS JEUGDINSTITUUT/NJI,
gevestigd te Utrecht,
eiseres,
advocaat mr. P.E. Butterman te Breda,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2]gedagvaard als
[naam],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. C.J. Spitters te Dongen.
Partijen zullen hierna NJi, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 21 december 2022 en de daarin genoemde stukken
  • de akte overlegging aanvullende producties van NJi met producties 8 t/m 13
  • producties 2 t/m 5 van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2]
  • de mondelinge behandeling op 11 september 2023 en de bij die gelegenheid door NJi overgelegde spreekaantekeningen
  • de van de mondelinge behandeling opgemaakte zittingsaantekeningen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Bij NJi is ondergebracht het Nationaal Erasmus + en Jeugd en European Solidarity Corps. NJi is hiermee verantwoordelijk voor het beoordelen, toekennen en afhandelen van subsidieaanvragen voor de Europese Commissie.
2.2.
Op 19 februari 2018 is opgericht de vereniging met beperkte rechtsbevoegdheid Vereniging ter bevordering van Sjamanisme en Spiritualiteit (hierna: VBSS) met [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] als bestuurders.
2.3.
Op 6 mei 2020 heeft [gedaagde sub 1] namens VBSS subsidie aangevraagd voor twee projecten te weten ‘Lets go green’ en ‘New Programme – New Chances’. Deze aanvraag is op 19 augustus 2020 door NJi goedgekeurd.
2.4.
Op 24 september 2020 is een voorschotbedrag van € 19.218,40 uitgekeerd aan VBSS.
2.5.
Op 18 januari 2021 heeft [gedaagde sub 1] twee verzoeken ingediend om de tweede betaling van de voorschotten voor de projecten ‘Lets go green’ en ‘New Programme – New Chances’ te ontvangen. [gedaagde sub 1] heeft verklaard dat de projectactiviteiten doorgang kunnen vinden ondanks Corona.
2.6.
Op 20 januari 2021 heeft NJi met betrekking tot het project ‘New Programme – New Chances’ aangegeven het verzoek niet te kunnen honoreren vanwege de datum van de geplande activiteit en de Corona-maatregelen.
2.7.
Na aandringen van [gedaagde sub 1] zijn de betalingen in behandeling genomen onder de voorwaarde dat de projectactiviteiten doorgang kunnen vinden ongeacht Corona.
2.8.
Op 12 februari 2021 is een voorschotbedrag van € 7.832,40 uitgekeerd aan VBSS.
2.9.
Op 18 februari 2021 is een voorschotbedrag van € 11.386,00 uitgekeerd aan VBSS.
2.10.
Op 17 mei 2021 heeft [gedaagde sub 2] namens VBSS een derde subsidieaanvraag gedaan voor het project ‘Youth Activism SuperHeroes’. Deze aanvraag is door NJi op 30 augustus 2021 goedgekeurd.
2.11.
Op 10 september 2021 is een voorschotbedrag van € 28.324,80 uitgekeerd aan VBSS.
2.12.
Op 21 oktober 2021 heeft [gedaagde sub 1] voor de projecten ‘Lets go green’ en ‘New Programme – New Chances’ een verzoek tot uitstel van de einddatum ingediend wegens Corona met nieuwe plannen voor de uitvoering.
2.13.
De drie projecten zijn niet doorgegaan.
2.14.
Bij e-mail van 7 april 2022 heeft NJi aan [gedaagde sub 2] meegedeeld dat er twee opties zijn:
het invullen en indienen van een ‘final rapport’ zodat de kosten die daadwerkelijk zijn gemaakt in overeenstemming met de projectdoeleinden vergoed kunnen worden of
het intrekken van de projectaanvragen waarbij alles van de ontvangen voorschotten moet worden terugbetaald.
2.15.
Bij e-mails van 8 april 2022 heeft VBSS de subsidieaanvragen voor de drie projecten ingetrokken.
2.16.
Op 14 april 2022 heeft NJi de opzeggingen van de overeenkomsten voor de subsidieaanvragen officieel bevestigd en is VBSS aangeschreven de subsidievoorschotten binnen 30 dagen terug te betalen.
2.17.
Op 26 april 2022 heeft een gesprek tussen NJi, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] plaatsgevonden.
2.18.
VBSS is op 4 mei 2022 ontbonden.
2.19.
De subsidievoorschotten van in totaal € 66.761,60 zijn niet aan NJi terugbetaald.

3.Het geschil

3.1.
NJi vordert – samengevat – hoofdelijke veroordeling van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] tot betaling van € 66.761,60, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] voeren verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
NJi legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] welbewust subsidiegelden die voor specifieke doeleinden zijn verstrekt, voor andere (persoonlijke) doeleinden hebben aangewend. Daarmee hebben zij voor lief genomen dat VBSS de gelden niet kan terugbetalen aan NJi. Dit is in strijd met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betamelijk is en derhalve onrechtmatig jegens NJi.
Volgens NJi levert dit ook een strafbaar feit op nu een en ander opzettelijk is gebeurd. Direct na de eerste uitbetaling zijn er al privé uitgaven gedaan hetgeen heeft voortgeduurd terwijl intussen ook al de tweede en derde tranche zijn ontvangen. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben NJi bedrogen door opzettelijk onder valse voorwendselen de subsidiegelden aan te vragen met het oogmerk om zichzelf wederrechtelijk te bevoordelen. Ook om deze reden is onrechtmatig gehandeld.
NJi stelt dat het onrechtmatig handelen aan [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] is toe te rekenen aangezien zij gezamenlijk bestuurder zijn geweest van VBSS. Zij zijn beiden verantwoordelijk voor de dagelijkse gang van zaken en binnen het bestuur van een rechtspersoon. Ook zijn zij woonachtig op hetzelfde adres en hebben derhalve gezamenlijk geprofiteerd van de subsidiegelden. Bovendien zijn er vanuit de bankrekening van VBSS bedragen overgemaakt naar de privérekeningen van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] . [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben weliswaar betalingen verricht op de rekening van VBSS maar deze staan absoluut niet in verhouding tot de naar de privérekeningen overgemaakte bedragen.
NJi stelt dat zij door de handelwijze van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] schade heeft geleden ten bedrage van € 66.761,60.
4.2.
Ter zitting is gebleken dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] niet betwisten dat zij gehouden zijn het bedrag van € 66.761,60, behoudens wat betreft een bedrag van € 1.893,74 en de overheadkosten, aan NJi terug te betalen. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] betwisten echter dat zij hiertoe zijn gehouden op grond van een onrechtmatige daad. De verplichting tot terugbetaling is er volgens [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] omdat zij (op grond van artikel 2:30 BW naar de rechtbank begrijpt) als bestuurders gehouden zijn de verplichtingen van VBSS uit de met NJi gesloten overeenkomsten na te komen. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] voeren aan dat zij de ontvangen bedragen niet welbewust voor andere (persoonlijke) doeleinden hebben aangewend, maar dat het langzaam is opgegaan aan levensonderhoud en dat het altijd de intentie was om met behulp van deze bedragen de activiteiten te organiseren waarvoor de gelden waren verstrekt. Dat bleek uiteindelijk niet mogelijk als gevolg van omstandigheden waarop zij totaal geen invloed hadden. Zij hadden te maken met Corona, waardoor groepsbijeenkomsten zoals de door VBSS te organiseren activiteiten, niet waren toegestaan. Verder bleek dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] niet in hun levensonderhoud konden voorzien door een ongelukkige afstemming van de Nederlandse bijstand en de studiefinanciering van Polen en Nederland op in Nederland wonende Poolse studenten als [gedaagde sub 2] en was sprake van een zwakke mentale gezondheid. Op het moment dat het voor [gedaagde sub 1] duidelijk werd dat het niet mogelijk was voor VBSS om alle evenementen te organiseren doordat teveel voor levensonderhoud was ingeteerd op de verstrekte gelden heeft hij een poging ondernomen om de gelden langs een andere weg terug te krijgen, namelijk door het doen van investeringen in Antares en in NFT’s. [gedaagde sub 2] was het met deze besluiten niet eens maar had niet de beslissingsmacht om [gedaagde sub 1] , die zelfstandig bevoegd was, te weerhouden van deze investeringen. [gedaagde sub 1] is helaas niet in zijn opzet geslaagd. Dat neemt echter niet weg dat hij meent dat het verantwoord was om deze investeringen te doen en dat het niet zijn schuld is en ook niet voor zijn risico komt dat deze investeringen uiteindelijk niet blijken te hebben gerendeerd. [gedaagde sub 1] heeft alles in het werk gesteld om de subsidievoorschotten terug te verkrijgen. Dit blijkt ook uit de vele betalingen die zij persoonlijk hebben verricht op de rekening van VBSS.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] betwisten dat zij NJi hebben bedrogen. De intentie van VBSS bij het aanvragen van de subsidies was uiteraard om de projecten te laten plaatsvinden. Zij hebben nooit de intentie gehad om zichzelf te bevoordelen en of NJi te benadelen.
4.3.
Het verweer van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] dat het bedrag van € 1.893,74 en de overheadkosten niet hoeven te worden terugbetaald, wordt verworpen. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
4.4.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] voeren ter onderbouwing van hun verweer aan dat het bedrag van € 1.893,74 is aangewend ten behoeve van het doel waarvoor de subsidiegelden zijn verstrekt. In maart 2021 hebben zij in Lozen (Bulgarije) meegeholpen aan de organisatie van eenzelfde evenement Digital Detox als dat zij zelf wilden organiseren met Youth Activism SuperHeroes. Het is een jongerenuitwisseling tussen Europese landen, maar dan had het evenement in Bulgarije een iets beperkter scope (meer gericht op leven zonder beeldscherm) dan het voorgenomen evenement van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] , dat breder van opzet was. Zo wilden zij leren van de aanpak en inspiratie opdoen over de aan te bieden workshops en uitvinden wat hun publiek wel en niet aansprak. Daartoe hebben zij aan Airbnb-verblijfkosten van € 110,32 respectievelijk € 571,42 gemaakt en vliegtickets van € 1.212,00 gekocht.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] voeren verder aan dat een deel van de subsidiegelden kan worden gebruikt voor overheadkosten.
4.5.
NJi stelt in reactie hierop dat de subsidievoorschotten enkel zijn verstrekt voor de projectdoeleinden en als productie 8 heeft NJi een samenvatting van de projectaanvragen overgelegd waaruit de projectdoeleinden blijken. NJi stelt dat de kosten alleen kunnen worden uitgeven aan het project waarvoor de subsidie is ontvangen. Het gaat om een specifiek project, en de gelden kunnen niet aan een soortgelijk project worden besteed. Dit is strikt vastgelegd in het project, aldus NJi.
Met betrekking tot de overheadkosten stelt NJi dat deze kosten gerelateerd moeten zijn aan de uitvoering van het project waarvoor de subsidie is verstrekt. Er zijn geen projecten uitgevoerd, dus zijn er ook geen overheadkosten. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben hun subsidieaanvragen ingetrokken, hetgeen bevestigt dat de gemaakte kosten geen betrekking hebben op de projecten.
4.6.
Gelet op deze gemotiveerde reactie van NJi had het op de weg van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] gelegen om hun verweer nader te onderbouwen. Dit hebben zij echter nagelaten. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben hun verweer dan ook onvoldoende feitelijk onderbouwd.
4.7.
Rechtens staat dus vast dat het gehele bedrag van in totaal € 66.761,60 dat door NJi aan VBSS als voorschot is verstrekt niet is aangewend voor de doeleinden waarvoor de voorschotten zijn verstrekt. Vaststaat dat de eerste betaling door NJi van het voorschot van € 19.218,40 op 24 september 2020 door VBSS is ontvangen. Vervolgens zijn er kort daarna al privé-uitgaven gedaan, hetgeen blijkt uit de door NJi overgelegde en niet betwiste afschriften van de bankrekening van VBSS. Ondanks het feit dat van het eerste voorschot al uitgaven zijn gedaan, die dus geen betrekking hadden op het project waarvoor het voorschot is verstrekt, heeft [gedaagde sub 1] NJi gevraagd om de tweede betaling van de voorschotten voor de projecten ‘Lets go green’ en ‘New Programme – New Chances’ te doen. Op 12 februari 2021 is een voorschotbedrag van € 7.832,40 en op 18 februari 2021 is een voorschotbedrag van € 11.386,00 door NJi uitgekeerd aan VBSS, omdat [gedaagde sub 1] heeft verklaard dat de projectactiviteiten ondanks Corona doorgang konden vinden. Er vinden vervolgens nog steeds privé-uitgaven plaats. Op 2 maart 2021 is een bedrag van € 19.999,99 overgemaakt naar de privérekening van [gedaagde sub 1] en dit bedrag is door hem geïnvesteerd in Antares Trade, een beleggingsmaatschappij die achteraf een oplichtingsbende blijkt te zijn. In november 2021 is een bedrag van € 4.999,99 overgemaakt naar de privérekening van [gedaagde sub 1] dat is gebruikt voor een cursus voor het handelen in NFT’s. Verder is er nog een bedrag van € 4.999,00 overgemaakt naar de privérekening van [gedaagde sub 1] en dit bedrag is in NFT’s geïnvesteerd. Dat [gedaagde sub 2] zou hebben geprobeerd [gedaagde sub 1] van deze ‘investeringen’ te weerhouden, is geen reden haar rol in het geheel anders te beoordelen. [gedaagde sub 2] heeft geen actie richting NJi ondernomen, integendeel [gedaagde sub 2] heeft vervolgens zelf een aanvraag gedaan voor het project ‘Youth Activism SuperHeroes’ en ook het daarvoor ontvangen voorschot van € 28.324,80 is niet aan het project maar aan privéuitgaven besteed. Verder geldt dat [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] een gezamenlijke huishouding voeren, dat de met voorschotten gedane uitgaven ook ten gunste van [gedaagde sub 2] zijn gekomen en dat er bedragen van de ontvangen voorschotten ook naar haar privérekening zijn overgemaakt. Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] jegens NJi een onrechtmatige daad hebben gepleegd, die hen beiden kan worden toegerekend. Dat volgens [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] de voorschotten aan privédoeleinden zijn opgegaan als gevolg van omstandigheden waarop zij totaal geen invloed hadden, zoals Corona en het niet kunnen voorzien hun levensonderhoud, doet niet af aan het toerekenbaar onrechtmatig handelen van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] jegens NJi.
4.8.
Dit betekent dat de vordering van NJi tot hoofdelijke betaling van het bedrag € 66.761,60 door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zal worden toegewezen.
4.9.
Tegen de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag der dagvaarding is geen verweer gevoerd en deze zal eveneens worden toegewezen.
4.10.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zullen hoofdelijk als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten (inclusief nakosten) worden veroordeeld. De kosten van NJi worden begroot op:
- dagvaarding € 129,82
- griffierecht € 2.837,00
- salaris advocaat € 2.366,00 (2,0 punten × tarief € 1.183,00)
- nakosten
€ 173,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 5.505,82

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan NJi te betalen een bedrag van € 66.761,60 (zesenzestigduizend zevenhonderdéénenzestig euro en zestig cent), vermeerderd met de wettelijke rente over het toegewezen bedrag met ingang van 30 september 2022 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van NJi tot op heden begroot op € 5.505,82, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Wordt bij niet betaling het vonnis daarna betekend, dan moeten [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] € 90,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Scheffers en in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2023.