ECLI:NL:RBZWB:2023:7460

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 oktober 2023
Publicatiedatum
27 oktober 2023
Zaaknummer
C/02/412008 / JE RK 23-1305
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Duinhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervallen verklaring schriftelijke aanwijzing in jeugdzorgzaak

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 oktober 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de minderjarige [minderjarige01]. De moeder heeft verzocht om de schriftelijke aanwijzing van 3 mei 2022, gegeven door de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering (LDH), vervallen te verklaren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de schriftelijke aanwijzing niet meer wordt nageleefd en dat de moeder niet is gehoord op haar verzoek tot intrekking, wat in strijd is met de zorgvuldigheidseisen. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de schriftelijke aanwijzing van LDH vervalt, omdat deze niet voldoet aan de vereisten van behoorlijk bestuur. Tevens is vastgesteld dat de huidige omgangsregeling tussen de vader en [minderjarige01] niet meer overeenkomt met de eerdere beschikking van 8 september 2020. De kinderrechter heeft de GI opgeroepen om de omgangsregeling opnieuw te bekijken in overleg met de betrokkenen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hoger beroep kan worden ingesteld bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/412008 / JE RK 23-1305
Datum uitspraak: 11 oktober 2023
Beschikking vervallen verklaring schriftelijke aanwijzing
in de zaak van
[de moeder01] ,hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats01] ,
advocaat: mr. M. Krijger te Goes
over
[minderjarige01], geboren op [geboortedatum01] 2010 in [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen [minderjarige01] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[de vader01], hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats02] .
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND, hierna te noemen de gecertificeerde instelling (de GI),
locatie Middelburg,
LEGER DES HEILS JEUGDBESCHERMING EN RECLASSERING, hierna te noemen “LDH”,
gevestigd te Eindhoven.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van mr. Krijger, binnengekomen bij de rechtbank op 19 juli 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 11 oktober 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat, mr. Krijger;
- de vader,
- een vertegenwoordigster van de GI (Stichting Jeugdbescherming west Zeeland).
Alhoewel correct opgeroepen, is niet verschenen:
- de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering.
De kinderrechter stelt vast dat LDH daarmee zonder bericht van verhindering geen gehoor heeft gegeven aan een gerechtelijke oproeping. Hij heeft daarmee geen vragen kunnen stellen over de door deze instelling opgestelde schriftelijke aanwijzing. Hij acht dit een te betreuren gang van zaken.

2.De feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over [minderjarige01] wordt uitgeoefend door de ouders.
2.2.
[minderjarige01] woont bij haar moeder.
2.3
Bij beschikking van de kinderrechter van 11 mei 2017 is [minderjarige01] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna telkens door de kinderrechter verlengd, voor het laatst is de ondertoezichtstelling verlengd tot 11 december 2023, onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek. De beslissing ten aanzien van het resterende deel van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling is aangehouden tot 10 november 2023 pro forma waarbij de GI is verzocht om voor deze datum te rapporteren over het verloop van de ondertoezichtstelling en of het resterende deel van het verzoek al dan niet wordt gehandhaafd.
2.4
Bij beschikking van 15 juni 2023 heeft de kinderrechter tevens bepaald dat de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering wordt vervangen door Stichting Jeugdbescherming west Zeeland met ingang van half juli 2023, waarbij de precieze datum waarop de GI wordt vervangen onderling in goed overleg met elkaar, en de ouders, wordt afgestemd.
2.5
Bij beschikking van 8 september 2020 (in de zaak onder nummer C102/32 1959 FA RK 16/5993) heeft de rechtbank, voor zover van belang, een voorlopige verdeling van de zorg- en opvoedingstaken betreffende de [minderjarige01] vastgesteld, waarbij [minderjarige01] en de vader gerechtigd zijn tot contact met elkaar:
- van zaterdag 19 september 2020 te 16:00 uur tot zondag 20 september 2020 te 19:00 uur. zulks inclusief overnachting;
- van zaterdag 3 oktober 2020 te 16:00 uur tot zondag 4 oktober 2020 te 19:00 uur.
wederom inclusief overnachting:
-met ingang van 17 oktober 2020:
- iedere twee weken van zaterdag te 16:00 uur tot maandag te 19:00 uur, waarbij het eerste weekend zodoende plaatsvindt van zaterdag 17 oktober 2020 tot maandag 19 oktober 2020;
- in de weken waarin er geen contact was in het weekend daardoor, op maandag na school tot 19:00 uur.
De behandeling van het verzoek tot vaststelling van een zorg- en omgangsregeling is aangehouden tot een nader te bepalen mondelinge behandeling in april 2021, in afwachting van het schriftelijke verslag van de GI en de daarop volgende reacties van partijen.
2.6
LDH heeft op 3 december 2020 een schriftelijke aanwijzing (verder ook SA), gericht aan de moeder, gegeven betreffende de verzorging en opvoeding van de [minderjarige01] . Hierin is, voor zover van belang. het volgende opgenomen:
- u dient de omgangsregeling, zoals vastgesteld in de beschikking van 8 september 2020 na te komen en [minderjarige01] dus om de week op de zaterdagen naar haar vader te brengen, te beginnen in het weekend van week 52 (26-27-28 december 2020).
2.7
Bij beschikking van 29 januari 2021 heeft de rechtbank het verzoek van de moeder tot vervallen verklaren van de schriftelijke aanwijzing afgewezen.
2.8
LDH heeft op 3 mei 2022 een schriftelijke aanwijzing gericht aan de vader en aan de moeder gegeven betreffende de verzorging en opvoeding van de [minderjarige01] .
Hierin is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
1.U dient zich per ingaande te houden aan de omgang volgens beschikking
d.d. 8 september 2020 zonder overnachting op zaterdag:
• iedere twee weken van zaterdag te 16:00 tot 21:00 uur, de dag er na op zondag van 09:00 tot 19:00 en de dag er na op maandag na school tot 19:00 uur
• in de weken waarin er geen contact was in het weekend daarvoor, op maandag na school tot 19:00 uur.
• u dient mee te werken aan de totstandkoming en- uitvoering van het plan van aanpak met betrekking tot het toewerken naar een overnachting van [minderjarige01] bij vader binnen 4 maanden. Een afspraak in dit kader wordt ingepland in week 17 in overleg met u beiden.
• u dient volgens plan na 4 maanden mee te werken aan de volledige omgang volgens beschikking d.d. 8 september 2020.
• moeder dient per ingaande [minderjarige01] op de zaterdag waarop de omgang plaats vindt naar vader te brengen
• elke afwijking van de vastgelegde omgang moet met bijbehorende reden, ongeacht de aard, kenbaar gemaakt te worden bij de betrokken jeugdbeschermer .
2.U dient emotionele toestemming te geven met betrekking tot de geïndiceerde individuele hulpverlening voor [minderjarige01] (basis-GGZ).
3.U dient mee te werken aan de psycho-educatie welke u aangeboden wordt om [minderjarige01] te kunnen ondersteunen in haar behandeling.

3.Het verzoek

3.1.
De moeder verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de schriftelijke aanwijzing van 3 mei 2022 vervallen te verklaren.

4.De standpunten

4.1
Door en namens de moeder is tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat met de huidige GI is afgesproken dat er geen dwang op [minderjarige01] zal worden uitgeoefend voor wat betreft de omgang met haar vader. Dat is ook de strekking geweest van het overleg met [behandelcentrum01] dat vorige week heeft plaatsgevonden. De moeder heeft inmiddels een concept gezinsrapportage met de GI besproken. Dit concept moet nog met de vader worden besproken. Daarnaast is een veiligheidsplan opgesteld waarin afspraken zijn vastgelegd over de omgang en psycho-educatie. De GI heeft daarin een voorlopig standpunt over de omgang tussen de vader en [minderjarige01] ingenomen. Volgens de moeder heeft [behandelcentrum01] aangegeven dat de kans dat [minderjarige01] kan groeien in het contact met haar vader bij een vastgestelde omgangsregeling groter is. Deze kans wordt nog meer vergroot als er psycho-educatie wordt gegeven. De moeder verklaart dat [minderjarige01] baat heeft bij de psycho-educatie en de steun van haar coach. Verder verklaart de moeder akkoord te zijn met de inzet van IPT als de GI daartoe besluit. Het is dan verder aan IPT op welke manier zij deze zal inzetten bij de vader en bij haar. De moeder hoopt dat de vader ook akkoord zal zijn met de inzet van IPT, zodat [minderjarige01] de omgang bij de vader thuis als prettiger zal gaan ervaren. De moeder stelt nogmaals dat de schriftelijke aanwijzing van 3 mei 2022 geen meerwaarde meer heeft nu de omgang die in voornoemde aanwijzing wordt omschreven al lange tijd niet meer wordt nagekomen. Voor wat betreft het verzoek om intrekking van de schriftelijke aanwijzing merkt de moeder op dat zij niet is gehoord op haar verzoek terwijl uit de beslissing van LDH volgt dat de vader wel is gehoord op het verzoek. Het verzoek aan LDH is ingediend op 8 februari 2023 waarna lange tijd geen beslissing volgde. Pas nadat navraag bij LDH door de moeder werd gedaan, volgde na vijf maanden een afwijzende beslissing. Vanwege het voorgaande verzoekt de moeder de schriftelijke aanwijzing van 3 mei 2022 vervallen te verklaren.
4.2
Door [minderjarige01] is tijdens haar gesprek met de kinderrechter aangegeven dat zij de bezoeken bij haar vader oncomfortabel en niet prettig vindt. Zij ervaart daardoor op de maandagmiddagen stress. Volgens [minderjarige01] begrijpt haar vader haar niet. Da vind zij jammer. [minderjarige01] vindt het fijn dat zij hulpverlening vanuit [behandelcentrum01] ontvangt in verband met haar autisme en andere problemen rondom de echtscheiding. Ook heeft zij met sommige docenten van school een goed contact. Daarnaast heeft [minderjarige01] ook een coach, te weten een praktijkondersteuner van de huisarts, waarmee zij kan praten. Door de inzet van al deze personen heeft [minderjarige01] naar haar idee voldoende hulp en ondersteuning. Zij zou he wel op prijs stelen als de omgang me haar vader nog eens kan worden bekeken. Zij zou enige begeleiding voor haar vader en haarzelf bij het vinden van een betere regeling fijn vinden.
4.3
Door de GI wordt verklaard dat de schriftelijke aanwijzing van 3 mei 2022 door LDH is gegeven. [minderjarige01] wil de vastgestelde omgangsregeling niet naleven waardoor de inhoud van de schriftelijke aanwijzing niet wordt nagekomen. De GI is van mening dat de minimale bezoeken die [minderjarige01] nu bij de vader heeft, behouden en voortgezet moeten worden. Dit betreft drie uur op de maandagmiddag. [behandelcentrum01] is gestart voor [minderjarige01] en dit verloopt goed. [behandelcentrum01] gaat ook de psycho-educatie voor de ouders verzorgen, dit zodat zij vaardigheden aangeleerd kunnen krijgen voor de omgang met [minderjarige01] . [minderjarige01] zal zich hierdoor ook beter begrepen voelen door haar ouders. Dit alles maakt dat de vorige schriftelijke aanwijzing van 3 mei 2022 niet nagevolgd zal worden door de huidige GI. De GI stemt er dan ook mee in dat de kinderrechter een beslissing zal nemen over het voorliggende verzoek van de moeder.
4.4
Door de vader merkt tijdens de mondelinge behandeling op dat hij graag omgang met zijn dochter heeft, maar dat de duur van de omgang te kort is. Hij vindt het dan ook jammer als [minderjarige01] in de drie uur dat hij haar ziet soms ook nog naar een vriendin toe gaat. De vader staat daarom open voor een gesprek met de GI en [minderjarige01] om te bespreken wat de verwachtingen zijn en op welke wijze invulling kan worden gegeven aan deze drie uur omgang. Verder geeft de vader aan dat hij goed weet wat ‘autisme’ inhoudt en dat hij daarvoor geen verdere begeleiding nodig heeft. Tot slot bevestigt de vader dat de schriftelijke aanwijzing van 3 mei 2022 al lange tijd niet wordt nagevolgd en dat de huidige GI daar ook verder nooit iets mee heeft gedaan.

5.De beoordeling

5.1
Ingevolge artikel 1:263, eerste lid, BW kan de GI ter uitvoering van haar taak schriftelijke aanwijzingen geven betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De GI kan dit doen indien de met het gezag belaste ouder of de minderjarige niet kan instemmen met, dan wel niet of onvoldoende medewerking verlenen aan de uitvoering van het plan, bedoeld in artikel 4.1.3, eerste lid, van de Jeugdwet of indien dit noodzakelijk is teneinde de concrete bedreigingen in de ontwikkeling van de minderjarige weg te nemen. Op grond van artikel 1:264 lid 1 BW kan de kinderrechter op verzoek van een met het gezag belaste ouder een schriftelijke aanwijzing geheel of gedeeltelijk vervallen verklaren.
5.2
Op grond van artikel 1:264 lid 3 BW bedraagt de termijn voor het indienen van het verzoek twee weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarom de beslissing is verzonden of uitgereikt. Uit de overgelegde stukken volgt dat het verzoek van de moeder binnen twee weken na uitreiking van de beslissing op het verzoek tot intrekking of wijziging schriftelijke aanwijzing is ingediend en dat de moeder dus ontvankelijk is in haar verzoek.
5.3
De kinderrechter overweegt dat een schriftelijke aanwijzing dient te worden beschouwd als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In het kader hiervan dient de kinderrechter te beoordelen of bij de besluitvorming door de GI de algemene voorschriften over zorgvuldigheid, evenredigheid en een deugdelijke motivering in acht zijn genomen. Tevens dient de schriftelijke aanwijzing het doel van de ondertoezichtstelling te dienen en in het belang van de minderjarige te worden geacht.
5.4
De kinderrechter stelt vast dat LDH op 3 mei 2022 zowel de moeder als de vader de schriftelijke aanwijzing heeft gegeven. Deze is verdeeld in drie punten. In het eerste deel van de schriftelijke aanwijzing wordt verplicht om de zorg- en contactregeling aan te houden zoals vastgesteld in de beschikking van 8 september 2020. Het tweede punt van de schriftelijke aanwijzing ziet op de hulpverlening voor [minderjarige01] en het derde punt ziet op de psycho-educatie voor de ouders.
5.5
De kinderrechter in deze rechtbank heeft eerder bij beschikking van 1 juli 2022 geoordeeld dat de schriftelijke aanwijzing van 3 mei 2022 met inachtneming van de algemene voorschriften van behoorlijk bestuur tot stand is gekomen en gegeven. Op 8 februari 2023 heeft de moeder LDH verzocht om intrekking van de schriftelijke aanwijzing van 3 mei 2022. LDH heeft op het verzoek van de moeder beslist op 3 juli 2023, in die zin dat het verzoek tot intrekking van de schriftelijke aanwijzing van 3 mei 2022 niet is ingewilligd.
5.6
Uit de beslissing van LDH van 3 juli 2023 volgt dat de vader is gehoord op het verzoek van de moeder. De moeder is echter niet gehoord door LDH op haar verzoek van 8 februari 2023, wat in strijd komt met de vereisten van zorgvuldige voorbereiding van een te nemen beslissing. Ook stelt de kinderrechter vast dat deze beslissing onvoldoende duidelijk is gemotiveerd. Daarnaast is het voor de kinderrechter – en daarmee voor alle betrokkenen – zeer onduidelijk wanneer welke GI in de tekst wordt bedoeld. De gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering was eerder betrokken maar is vervangen door Stichting Jeugdbescherming west Zeeland. Hierdoor is het in de overgelegde stukken veelal onduidelijk en verwarrend welke GI wordt bedoeld. Door dit alles zijn door LDH de algemene beginselen van behoorlijk bestuur niet in acht genomen. Gelet daarop zal de kinderrechter de schriftelijke aanwijzing van 3 mei 2022 van LDH vervallen verklaren.
5.7
Verder stelt de kinderrechter vast dat de huidige omgang tussen de vader en [minderjarige01] al lange tijd niet meer overeenkomt met de regeling zoals opgenomen in de beschikking van 8 september 2020. Dit is tijdens de mondelinge behandeling van 11 oktober 2023 ook door de GI bevestigd. Het is in het belang van [minderjarige01] dat er geen verwarring en onduidelijkheid bestaat over de huidige contactregeling met haar vader, te weten drie uur op maandagmiddag. De kinderrechter roept de GI op om deze regeling in overleg met [minderjarige01] en haar ouders nog eens tegen het licht te houden en daarbij te bezien of enige vorm van begeleiding voor [minderjarige01] en de vader helpend kan zijn in de uitvoering van de nader vast te stellen contactregeling.
5.8
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verklaart de schriftelijke aanwijzing van 3 mei 2022 van LDH vervallen;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. Duinhof, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2023, in aanwezigheid van de griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beslissing is vastgesteld op 27 oktober 2023.
EvD.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
's-Hertogenbosch