Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Het verloop van de procedure
2.De feiten
3.Het verzoek
4.De standpunten
5.De beoordeling
6.De beslissing
's-Hertogenbosch
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 oktober 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de minderjarige [minderjarige01]. De moeder heeft verzocht om de schriftelijke aanwijzing van 3 mei 2022, gegeven door de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering (LDH), vervallen te verklaren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de schriftelijke aanwijzing niet meer wordt nageleefd en dat de moeder niet is gehoord op haar verzoek tot intrekking, wat in strijd is met de zorgvuldigheidseisen. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de schriftelijke aanwijzing van LDH vervalt, omdat deze niet voldoet aan de vereisten van behoorlijk bestuur. Tevens is vastgesteld dat de huidige omgangsregeling tussen de vader en [minderjarige01] niet meer overeenkomt met de eerdere beschikking van 8 september 2020. De kinderrechter heeft de GI opgeroepen om de omgangsregeling opnieuw te bekijken in overleg met de betrokkenen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hoger beroep kan worden ingesteld bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch.