ECLI:NL:RBZWB:2023:7465

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 oktober 2023
Publicatiedatum
27 oktober 2023
Zaaknummer
C/02/384268 / FA RK 21-1676
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgregeling voor minderjarige in het kader van ouderschap na scheiding

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 oktober 2023 een beschikking gegeven met betrekking tot de zorg- en opvoedingsregeling voor het minderjarige kind [minderjarige01]. De ouders, de man en de vrouw, zijn in een conflict verwikkeld over de zorgregeling na hun scheiding. De rechtbank heeft de beschikking gebaseerd op eerdere uitspraken, rapporten van de Raad voor de Kinderbescherming en de terugmeldingen van Kind in Scheiding Zeeland. De man heeft verzocht om een uitbreiding van de zorgregeling, zodat [minderjarige01] ook op maandagochtend bij hem kan verblijven. De vrouw heeft echter bezwaren geuit, voornamelijk uit zorg voor de emotionele en schoolprestaties van [minderjarige01]. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen contra-indicaties zijn voor een uitbreiding van de zorgregeling en heeft besloten dat [minderjarige01] om de week van vrijdagmiddag tot maandagochtend bij de man verblijft. Daarnaast zijn er afspraken gemaakt over de verdeling van de schoolvakanties en feestdagen. De rechtbank heeft benadrukt dat er meer nodig is om de communicatie tussen de ouders te verbeteren en heeft beide partijen aangespoord om hulpverlening te zoeken. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de regeling direct in werking kan treden.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/384268 / FA RK 21-1676
datum uitspraak: 18 oktober 2023
beschikking betreffende zorg- en opvoedingsregeling
in de zaak van
[de man01],
hierna te noemen: de man,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. C.E.J.E. Kouijzer te Middelburg,
tegen
[de vrouw01] ,
hierna te noemen: de vrouw,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. J. Schuttkowski te Terneuzen.
Ouders van het nog minderjarige kind:
-
[minderjarige01](hierna: [minderjarige01] ), geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2012.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het verdere procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- de beschikking van deze rechtbank van 21 juni 2021 en de daarin genoemde stukken;
- de op 16 januari 2023 ontvangen terugmelding van Kind in Scheiding Zeeland met bijlagen;
- het rapport en advies van de Raad van 21 april 2023, ingekomen bij de griffie op 24 april 2023;
- de brief met bijlage van de Raad van 26 april 2023, ingekomen bij de griffie op 28 april 2023;
- het door mr. Schuttkowksi op 5 juni 2023 ingediende F9-formulier met bijlage;
- het door mr. Kouijzer op 6 juni 2023 ingediende F9-formulier met bijlagen;
- het door mr. Schuttkowski op 4 september 2023 ingediende F9-formulier met bijlagen.
1.2
Het verzoek is nader mondeling behandeld op 14 september 2023. Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaten. Tevens waren twee vertegenwoordigsters namens de Raad aanwezig.

2.De nadere beoordeling

2.1
Bij beschikking van 21 juni 2021 is een voorlopige zorgregeling bepaald tussen de man en [minderjarige01] , op basis waarvan [minderjarige01] na de zomervakantie 2021 om de week van vrijdagmiddag uit school tot en met zondag om 19.00 uur bij de man verblijft. Onderdeel van de regeling waren ook de zomervakantie 2021 en de herfstvakantie 2021. Daarnaast is een kinderalimentatie bepaald en zijn partijen voor (jeugd)hulpverlening verwezen naar het loket van de samenwerkende gemeenten in de regio Zeeland. Gelet op deze uitspraak ligt enkel nog het verzoek van de man betreffende de zorgregeling ter beoordeling voor.
2.2
Uit de terugmelding van Kind in Scheiding Zeeland blijkt dat het ONS-traject bij [jeugdzorg01] is ingezet voor de ouders, maar dat de doelen niet zijn behaald. Vanuit Kind in Scheiding Zeeland wordt gesignaleerd dat de vrouw uit zorg voor [minderjarige01] graag de controle over de zorg en opvoeding houdt. Ouders dienen gezamenlijk het ouderschap vorm te geven en daarvoor is een proces van loslaten en vertrouwen in het ouderschap van de man nodig. Kind in Scheiding Zeeland heeft het traject terug gemeld met het verzoek aan de Raad om Ouderschap In Overleg in te zetten, waarbij zij de vrouw verzoeken om na te denken over de reële bezwaren die er zijn rondom de uitbreiding van de zorgregeling met een nacht en wat er nodig is om het blijvende wantrouwen in de man te doen afnemen.
2.3
De Raad heeft gerapporteerd over de uitkomst van de interventie Ouderschap In Overleg. De Raad is met de ouders in gesprek gegaan, maar zij zijn niet tot overeenstemming gekomen. De Raad ziet geen overwegend bezwaar tegen een uitbreiding van het contact tussen de man en [minderjarige01] tot maandagochtend voor school, maar onthoudt zich van een advies en vindt dat de rechtbank een besluit kan nemen. Partijen zijn het wel eens dat schoolmaatschappelijk werk voor [minderjarige01] wenselijk zou zijn. De Raad vindt het daarnaast zinvol als partijen zelf terug gaan naar de gemeente om hulpverlening te krijgen voor de verbetering van de onderlinge communicatie.
2.4
Door en namens de man is kenbaar gemaakt dat hij nog steeds een uitbreiding van de huidige regeling wenst. Bij voorkeur ziet hij dat de zorgregeling uitgebreid wordt zodat [minderjarige01] tot en met dinsdagochtend bij hem verblijft, maar hij wenst op zijn minst een uitbreiding tot en met maandagochtend. Op die manier kan hij ook meer betrokken raken bij school, doordat hij [minderjarige01] naar school kan brengen en ook daar bekend raakt en een praatje kan maken. De vader herkent zich niet in de zorgen van de vrouw en maakt zich juist zorgen over de druk die de vrouw op [minderjarige01] uitoefent en de controle die de vrouw wil behouden en niet los kan laten. Ten aanzien van de vakanties en feestdagen stelt de man voor dat de voorjaars- en de herfstvakantie om het jaar afgewisseld worden tussen partijen, de mei- en kerstvakantie in twee weken worden verdeeld zodat [minderjarige01] een week bij beide ouders kan verblijven en dat [minderjarige01] in de zomervakantie drie weken bij de man kan verblijven. De man staat ervoor open om een en ander nader in onderling overleg te bespreken, hij wil vooral weg uit de strijd.
2.5
De vrouw is het niet eens met een uitbreiding van de zorgregeling. Zij ervaart nog altijd veel wantrouwen jegens de man. De afgelopen periode zijn er wederom dingen voorgevallen, weliswaar klein, waardoor dit wantrouwen niet is verminderd. Als voorbeeld noemt de vrouw dat de man met [minderjarige01] naar Antwerpen is gegaan zonder een identiteitsbewijs voor [minderjarige01] bij zich te hebben. Bovenal maakt de vrouw zich zorgen over de invloed van een eventuele verandering van de zorgregeling op de schoolprestaties van [minderjarige01] . Doordat [minderjarige01] hoogsensitief is merkt zij het als de communicatie tussen partijen niet goed loopt. Voorgaande schoolrapporten laten zien dat [minderjarige01] in schoolprestaties achteruit is gegaan na de vorige mondelinge behandeling. De sociaal-emotionele ontwikkeling van [minderjarige01] verloopt niet goed en de vrouw wil een kinderpsycholoog inzetten, maar hier wordt niet aan meegewerkt. Doordat hier niet naar gekeken wordt voelt de vrouw zich niet gehoord. Dit schooljaar is erg belangrijk omdat dit het jaar is ter voorbereiding op het voortgezet onderwijs. De vrouw wil voorkomen dat [minderjarige01] last krijgt van de veranderingen en dat dit invloed heeft op haar schoolprestaties en daarmee haar toekomst. De vrouw heeft er geen vertrouwen in dat [minderjarige01] goed verzorgd door de man naar school gebracht zal worden en dat zij door de man voldoende begeleid zal worden. Zij verzet zich wegens het voorgaande tegen elke uitbreiding van de zorgregeling buiten het weekend. Ten aanzien van de vakantie wenst de vrouw duidelijkheid, maar zij benoemt dat de man eerder [minderjarige01] niet heeft opgehaald toen is beslist dat [minderjarige01] in de vakantie naar de man zou gaan.
2.6
Het is partijen niet gelukt om tot een vergelijk te komen tijdens de mondelinge behandeling. De rechtbank is het met partijen eens dat het belangrijk is dat er een beslissing genomen wordt, zodat de onduidelijkheid en spanning die door deze procedure wordt veroorzaakt kan worden weggenomen en beide partijen en [minderjarige01] weten waar ze aan toe zijn.
De rechtbank zal beginnen met de reguliere zorgregeling. Op dit moment verblijft [minderjarige01] om de week van vrijdagmiddag uit school tot en met zondag om 19.00 uur bij de man. De man heeft aanvankelijk verzocht om een co-ouderschapsregeling, maar verklaart thans zich ook te kunnen vinden in een uitbreiding van op zijn minst tot maandagochtend. De vrouw heeft bezwaren geuit tegen de gewenste uitbreiding van de man. Haar argumenten treffen echter naar het oordeel van de rechtbank geen doel. Evenals de Raad en de hulpverlening die heeft gerapporteerd, ziet de rechtbank geen contra-indicaties voor een uitbreiding in het contact tussen [minderjarige01] en de man. Ook de door de vrouw geuite zorgen over de schoolprestaties van [minderjarige01] leiden niet tot een ander oordeel. Er lijkt weliswaar (steeds) een lichte daling in de schoolprestaties te zijn na de zomervakantie, maar dit betreft slechts een lichte daling en niet gebleken is dat deze daling wordt veroorzaakt door de spanning van deze procedure en het contact met de man. Ook is niet gebleken dat de man niet in staat zou zijn om [minderjarige01] goed te verzorgen en te begeleiden voor en naar school. De rechtbank ziet er een voordeel voor [minderjarige01] in dat de man meer betrokken kan raken bij school en dat hij en [minderjarige01] meer tijd met elkaar kunnen doorbrengen. Dat brengt met zich mee dat de rechtbank als regeling zal vastleggen dat [minderjarige01] en de man gerechtigd zijn tot contact met elkaar om de week van vrijdagmiddag uit school tot en met maandagochtend voor school, waarbij de man [minderjarige01] naar school zal brengen.
2.7
Ten aanzien van de verdeling van de schoolvakanties en feestdagen stelt de rechtbank vast dat partijen deels tot overeenstemming zijn gekomen. Zij zijn het eens dat [minderjarige01] in de herfstvakantie in de oneven jaren bij de man zal zijn en in de even jaren bij de vrouw. Ten aanzien van de voorjaarsvakantie zal deze regeling omgekeerd zijn, dus [minderjarige01] verblijft in de oneven jaren bij de vrouw en in de even jaren bij de man. De meivakantie wordt in twee weken gedeeld, waarbij [minderjarige01] in de even jaren de eerste week bij de vrouw is en de tweede week bij de man en in de oneven jaren omgekeerd.
2.9
Ten aanzien van de zomervakantie is het niet gelukt om tot een vergelijk te komen. Beide partijen zijn het eens dat de vakantie bij helfte verdeeld wordt, maar de vrouw wenst als voorlopige regeling dat [minderjarige01] twee aaneengesloten weken bij de man is en daarnaast nog een losse week. De man wenst – evenals de vrouw – drie aaneengesloten weken met [minderjarige01] vakantie te kunnen doorbrengen. De Raad heeft geadviseerd dat een verdeling bij helfte in principe het uitgangspunt is. De emoties, het huilen en de paniek die [minderjarige01] laat zien na een vakantie bij de man kan ook uitgelegd worden doordat zij – meer dan andere kinderen – voelt dat haar ouders niet met elkaar kunnen overleggen en het over niets eens raken. Doordat zij hoogsensitief is, is dat voor haar extra moeilijk om te ervaren. Met het advies van de Raad meegewogen in de beoordeling zal de rechtbank als verdeling van de zomervakantie vastleggen dat [minderjarige01] drie aaneengesloten weken bij de man zal verblijven en drie aaneengesloten weken bij de vrouw. Het is in beginsel aan partijen om af te spreken welke verdeling hierin plaatsvindt, maar mocht dat hen niet lukken dan kan als uitgangspunt worden genomen dat de [minderjarige01] in de even jaren de eerste drie weken bij de man is en de laatste drie weken bij de vrouw en in de oneven jaren omgekeerd.
2.1
Ook over de verdeling van de kerstvakantie komen partijen niet tot een overeenstemming. Op zich willen zij beiden de vakantie verdelen bij helfte, maar de vrouw wenst dat [minderjarige01] elk jaar op kerstavond en de daaropvolgende ochtend bij haar is wegens tradities die zij aanhoudt met haar familie. Nu het niet is gelukt om partijen tot een vergelijk te laten komen, zal de rechtbank een beslissing nemen. De rechtbank hanteert ook bij de kerstvakantie het uitgangspunt dat deze bij helfte wordt verdeeld, dus een week bij de vrouw en een week bij de man. In sommige gevallen is het mogelijk om een extra wisselmoment toe te voegen zodat een kind bij beide ouders een kerstdag kan vieren. Gebleken is dat een dergelijke constructie in dit geval niet haalbaar is. Allereerst omdat de vrouw niet wil afwijken van kerstavond en de daaropvolgende ochtend, maar meer belangrijk nog omdat de rechtbank het niet wenselijk acht dat er een extra wisselmoment zal plaatsvinden wegens de spanningen die nog altijd bestaan tussen partijen. Om die reden zal de rechtbank bepalen dat [minderjarige01] in de even jaren de eerste week van de kerstvakantie bij de man zal zijn en de tweede week bij de vrouw en dat deze regeling in de oneven jaren omgekeerd zal zijn.
2.11
De rechtbank heeft met de hierboven omschreven beoordeling en de hierna te geven beslissing duidelijkheid willen bieden over de zorgregeling. Dat biedt hopelijk meer rust en voorspelbaarheid. Er is echter meer nodig. Er zijn met name door de vrouw veel zorgen naar voren gebracht over de sociaal emotionele ontwikkeling van [minderjarige01] . Met de Raad is de rechtbank het eens dat het goed zou zijn om een onafhankelijk (vertrouwens)persoon voor [minderjarige01] in te zeten, zodat zij zich kan uiten over de situatie en wat het met haar doet. De rechtbank vindt het daarom belangrijk dat beide partijen met de school van [minderjarige01] gaan praten en gaan kijken of school maatschappelijk werk ingezet kan worden. Indien school maatschappelijk werk een opschaling van hulpverlening voor [minderjarige01] nodig acht (zoals de vrouw nodig vindt) dan kunnen zij dit in werking zetten. Daarmee is het onderliggende probleem echter niet weggenomen en dat is het gebrek aan communicatie tussen partijen. Ondanks het hulpverleningstraject dat is ingezet zijn zij nog altijd niet in staat om op een constructieve wijze met elkaar te praten, overleggen en afspraken te maken. [minderjarige01] heeft hier last van en het is de verantwoordelijkheid van de ouders om hier iets in te gaan veranderen. De rechtbank begrijpt dat de vrouw zich in het hulpverleningstraject dat is afgerond niet gehoord heeft gevoeld. Daardoor kan het moeilijk zijn voor haar om zich opnieuw in te zetten voor een nieuw traject en hulpverlening te vertrouwen. Toch doet de rechtbank een beroep op haar, alsook op de man, om deze stap in het belang van [minderjarige01] wel te zetten. Partijen kunnen zich zelfstandig wenden tot de gemeente van de woonplaats van [minderjarige01] om daar de hulpvraag neer te leggen, te weten het verbeteren van de oudercommunicatie.
2.12
Tot slot benoemt de rechtbank dat partijen de afspraak hebben gemaakt dat de man een identiteitskaart voor [minderjarige01] zal aanvragen. Hij draagt hiervoor de kosten en de vrouw geeft hiervoor toestemming. Op die manier heeft [minderjarige01] een paspoort bij de vrouw en een identiteitskaart bij de man, zodat nieuwe geschillen en spanningen hieromtrent voorkomen kunnen worden.
2.13
De rechtbank zal de hieronder te geven beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat zij het in het belang van [minderjarige01] acht dat de beslissing direct werking heeft, zonder een eventueel hoger beroep af te wachten.

3.De beslissing

De rechtbank
bepaalt dat als verdeling van de zorg- en opvoedingstaken zal gelden dat de man en [minderjarige01] gerechtigd zijn tot contact met elkaar om de week van vrijdagmiddag uit school tot en met maandagochtend voor school, waarbij de man [minderjarige01] naar school zal brengen en tijdens de schoolvakanties als volgt:
  • Voorjaarsvakantie: [minderjarige01] is in de even jaren bij de man en in de oneven jaren bij de vrouw;
  • Meivakantie: [minderjarige01] is in de even jaren de eerste week bij de vrouw en de tweede week bij de man en in de oneven jaren omgekeerd;
  • Zomervakantie: [minderjarige01] verblijft drie aangesloten weken bij de man en drie aangesloten weken bij de vrouw, waarbij partijen de verdeling in onderling overleg zullen bepalen en indien dit hen niet lukt zal [minderjarige01] in de even jaren de eerste drie weken bij de man zijn en de laatste drie weken bij de vrouw en in de oneven jaren omgekeerd;
  • Herfstvakantie: [minderjarige01] is in de even jaren bij de vrouw en in de oneven jaren bij de man;
  • Kerstvakantie: [minderjarige01] is in de oneven jaren de eerste week bij de vrouw en de tweede week bij de man, in de even jaren is dit omgekeerd;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Dijkman, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 18 oktober 2023 in tegenwoordigheid van mr. Van Ginneke, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden op: