ECLI:NL:RBZWB:2023:7466

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 oktober 2023
Publicatiedatum
27 oktober 2023
Zaaknummer
C/02/379543 / FA RK 20-6289
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking inzake gezag en omgangsregeling voor minderjarige met Raadsonderzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 oktober 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de minderjarige [minderjarige01]. De man, vertegenwoordigd door mr. M.V. de Nooijer, verzoekt om mede met het gezag over de minderjarige te worden belast en om een omgangsregeling vast te stellen. De vrouw, vertegenwoordigd door mr. C.E.J.E. Kouijzer, verzet zich tegen deze verzoeken en vraagt om een aanhouding van de omgangsregeling en een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een voorlopige omgangsregeling is, maar dat deze niet naar behoren wordt nageleefd door de vrouw, wat leidt tot een moeizame samenwerking tussen de ouders. De rechtbank heeft geconstateerd dat er geen zorgen zijn vanuit de hulpverlening over de omgang tussen de man en [minderjarige01]. De Raad heeft geadviseerd om te werken naar een afbouw van de begeleiding en naar contacten bij de man thuis. De rechtbank heeft besloten dat er een raadsonderzoek moet komen naar de noodzaak van een kinderbeschermingsmaatregel en de omgangsregeling. De vrouw is verplicht om de man maandelijks te informeren over belangrijke zaken met betrekking tot [minderjarige01]. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak aangehouden tot maart of april 2024, in afwachting van het rapport van de Raad.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/379543 / FA RK 20-6289
datum uitspraak: 19 oktober 2023
beschikking betreffende gezag en omgang
in de zaak van
[de man01],
hierna te noemen: de man,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. M.V. de Nooijer te Middelburg,
tegen
[de vrouw01] ,
hierna te noemen de vrouw,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. C.E.J.E. Kouijzer te Middelburg.
betreffende de minderjarige:
-
[minderjarige01], geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2018 (voorheen: [naam01] ), hierna te noemen: [minderjarige01] .
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- de beschikking van 6 december 2022 met de daarin genoemde stukken;
- het hulpverleningsplan voor [minderjarige01] van 22 mei 2023, ingekomen bij de griffie op 25 mei 2023;
- het door mr. De Nooijer op 30 mei 2023 ingediende F9-formulier met bijlagen;
- het door mr. Kouijzer op 13 juni 2023 ingediende F9-formulier met bijlagen;
- het door mr. De Nooijer op 20 juni 2023 ingediende F9-formulier met bijlagen;
- het door mr. De Nooijer op 13 juli 2023 ingediende F9-formulier met bijlage;
- het e-mailbericht van de Raad van 17 juli 2023;
- de brief met bijlagen van mr. Kouijzer d.d. 12 september 2023, ingekomen bij de griffie op 13 september 2023;
- het door mr. De Nooijer op 19 september 2023 ingediende F9-formulier met bijlagen.
1.2
De verzoeken zijn nader mondeling behandeld op 22 september 2023. Bij die gelegenheid zijn verschenen de man, bijgestaan door zijn advocaat, en de vrouw, bijgestaan door haar advocaat en de heer [naam02] als tolk in de Somalische taal
.Tevens was aanwezig een vertegenwoordigster namens de Raad.

2.De verdere beoordeling

2.1
De rechtbank verwijst naar haar beschikking van 6 december 2022. Bij deze beschikking is een voorlopige omgangsregeling tussen de man en [minderjarige01] bepaald waarbij zij
voorlopiggerechtigd zijn tot contact met elkaar iedere twee weken 1 uur, waarbij de dag, het tijdstip en de locatie in onderling overleg met de IPT-er worden bepaald en de begeleiding als volgt zal plaatsvinden:
- de eerste twee bezoeken zullen volledig begeleid worden door de IPT-er die betrokken zal raken;
- de volgende vier bezoeken zullen op het begin en op het einde begeleid plaatsvinden door de IPT-er die betrokken zal raken;
- de daaropvolgende bezoeken zullen enkel voor- en nabesproken worden door de man met de IPT-er,
onder inachtneming van hetgeen onder 2.6 van die beschikking staat vermeld.
De beslissing is voor het overige aangehouden zodat partijen zich met het raadsrapport en de beschikking zouden wenden tot Centrum Jeugd en Gezin van de gemeente Vlissingen voor de inzet van hulpverlening zoals door de Raad geadviseerd.
2.2
Uit de stukken van de gemeente Vlissingen blijkt dat de start van ouderschapsbemiddeling evenals de samenwerking tussen de ouders moeizaam verloopt. Omdat de omgangsregeling zoals omschreven in de beschikking van 6 december 2022 te snel ging voor de vrouw, is met de man besproken dat het tempo wordt vertraagd. Het vrijwillig kader is echter onvoldoende toereikend. De beschikking en de daarin opgenomen omgangsregeling kunnen niet nagevolgd worden omdat dit door de ouder met gezag wordt tegengehouden. Vanuit de hulpverlening worden er geen zorgen gemeld rondom het contact tussen de man en [minderjarige01] en de man wil meer betrokken raken. Het is belangrijk dat de beschikking nagevolgd wordt en dat er duidelijkheid en voorspelbaarheid komt voor [minderjarige01] wanneer zij de man ziet en zich verder kan ontwikkelen passend bij haar leeftijd en ontwikkelfase.
2.3
Thans liggen, na wijziging, nog ter beoordeling voor de verzoeken van de man om, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. te bepalen dat de man mede met het gezag over de minderjarige wordt belast;
II. te bepalen dat de man en [minderjarige01] contact hebben met elkaar:
- Gedurende vier weken iedere week op zaterdagmiddag te beginnen voor de duur van een uur waarbij het contact iedere week met een uur wordt uitgebreid;
- Gedurende twee maanden eens per 14 dagen op zaterdag van 9:00 uur tot 17:00 uur;
- Gedurende twee maanden eens per 14 dagen van vrijdagmiddag na school uur tot
zaterdagmiddag 17:00 uur;
- Vervolgens kan de regeling worden uitgebreid naar een weekend per veertien dagen van vrijdagmiddag na school tot maandagochtend voor school, de woensdagmiddag na school tot 18:30 uur in de week dat [minderjarige01] niet bij man verblijft alsmede gedurende de helft van de vakanties en feestdagen.
en de verzoeken van de vrouw, te weten:
  • verzoek van de man om hem mede met het gezag te belasten af te wijzen;
  • primair het verzoek van de man met betrekking tot de zorg- / omgangsregeling tussen de man en [minderjarige01] vooralsnog aan te houden en de Raad opdracht te geven onderzoek te doen naar en advies te geven over de wenselijkheid van een regeling;
  • subsidiair om begeleide omgang toe te wijzen.
2.4
Tijdens de mondelinge behandeling zijn de stukken van partijen en de ontwikkelingen in de situatie besproken. De rechtbank stelt vast dat de man en [minderjarige01] op dit moment eens in de twee weken contact hebben met elkaar op een buitenlocatie en onder begeleiding van twee IPT-ers. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat het traject van ouderschapsbemiddeling is gestart en dat dit nog loopt. Partijen verklaren beiden bereid te zijn dit traject door te zetten.
2.5
Ten aanzien van de omgangsregeling ervaart de man – kort samengevat – dat er steeds nieuwe eisen worden bepaald door de vrouw, dan wel dat er steeds nieuwe problemen worden gecreëerd waardoor de omgang met [minderjarige01] niet uitgebreid kan worden. De man wil betrokken zijn en hij wil dat [minderjarige01] met een normale omgangsregeling deel kan uitmaken van zijn gezin. Hij heeft een stabiele gezinssituatie waar vijf kinderen wonen en hij zou [minderjarige01] graag kennis willen laten maken met haar halfbrusjes. Het lukt echter niet om meer betrokken te raken doordat hij geen enkele informatie van de vrouw krijgt, daarom heeft hij zelf contact opgenomen met organisaties.
2.6
Door en namens de vrouw is – kort samengevat – verklaard dat er nog wantrouwen speelt richting de man. Zij is niet bekend met zijn thuissituatie en de veiligheid aldaar. Ervaringen uit het verleden spelen mee in het wantrouwen dat reeds bestaat. Bovendien staat het haar tegen dat de man achter haar rug om contact legt met organisaties terwijl er afspraken zijn gemaakt over informatieverstrekking. Hierdoor staat de vrouw voor schut.
De omgang moet nog begeleid blijven worden door IPT, maar dan wel door een vrouw, het liefst twee. Zij heeft geen vertrouwen meer in IPT door wat er is gebeurd en zij wil daarom een andere IPT-er. Alvorens [minderjarige01] kennis kan maken met het gezin van de man bij de man thuis, zal [minderjarige01] een band met de man moeten opbouwen want daar is nu geen sprake van. Omdat de vrouw inziet dat de omgang tussen de man en [minderjarige01] niet voor altijd zo kan blijven is zij bereid om in te stemmen met een uitbreiding naar 3 à 4 uur per twee weken.
2.7
De Raad heeft tijdens de mondelinge behandeling geadviseerd dat er toegewerkt moet worden naar een afbouw van de begeleiding en naar contacten bij de man thuis. Het bevreemdt de Raad dat er twee IPT-ers aanwezig zijn bij de bezoekmomenten, maar ook dat de omgangsregeling zoals beoogd niet tot stand is gekomen. [minderjarige01] is een meisje met een motorische achterstand en spraakproblemen en het is belangrijk dat zij steun van haar beide ouders ervaart. Er moet tussen hen vertrouwen gaan ontstaan en daar moeten zij zich samen met de hulpverlening voor in zetten. Gelet op alles wat er speelt is het niet de verwachting dat de omgang vanuit het vrijwillig kader voldoende opgepakt zal worden. De Raad overweegt daarom een raadsonderzoek naar de noodzaak van een kinderbeschermingsmaatregel te gaan uitvoeren.
2.8
Tijdens de mondelinge behandeling is verder met partijen gesproken over allereerst de informatieregeling. De vrouw heeft als ouder met gezag de verplichting om de man te informeren over belangrijke aangelegenheden betreffende [minderjarige01] . Er zijn kennelijk afspraken gemaakt bij ouderschapsbemiddeling dat dit via de hulpverlening zou verlopen, maar met partijen is afgesproken dat zij dit samen gaan oppakken. De vrouw zal iedere maand voor de eerste van de maand een e-mail naar de man sturen waarin zij de belangrijke aangelegenheden betreffende [minderjarige01] zal vermelden. Het gaat dan niet alleen om bijvoorbeeld medische aangelegenheden, maar ook welke hobby’s zijn beoefent, hoe het contact met haar vriendinnetjes verloopt, hoe het gaat op zwemles en hoe het in zijn algemeen met [minderjarige01] gaat. Daarnaast zal de vrouw de man een bericht sturen met alle informatie die hij nodig heeft over de koemelkallergie van [minderjarige01] en op welke wijze hij hiermee rekening dient te houden, dus welk eten hij wel en niet kan aanbieden. De man zal niet reageren op de maandelijkse e-mailberichten van de vrouw, zodat spanning en confrontatie voorkomen zal worden.
2.9
Naast de informatieregeling is de omgangsregeling besproken. De rechtbank stelt vast dat er vanuit de hulpverlening geen zorgen zijn geuit over de omgang tussen de man en [minderjarige01] . Tegelijk stelt de rechtbank vast dat zij slechts eenmaal per twee weken één uur contact hebben onder begeleiding van twee IPT-ers. Dergelijke omvangrijke begeleiding is naar het oordeel van de rechtbank niet nodig, nu er door de hulpverlening geen zorgen zijn geuit over de omgang tussen de man en [minderjarige01] . Met de Raad is de rechtbank eens dat er gewerkt moet worden naar een afbouw van de begeleiding en naar contacten bij de man thuis. Op die manier kan [minderjarige01] kennismaken met haar halfbroertjes en -zusjes en kan er binnen een meer normale omgeving contact tussen de man en [minderjarige01] plaatsvinden. De zorgen van de vrouw over de thuissituatie van de man worden door de rechtbank niet gedeeld, aangezien er reeds IPT betrokken is in de thuissituatie van de man in verband met de oudste kinderen van zijn partner. Er is zodoende zicht op zijn thuissituatie. Onder advies en met instemming van partijen is uiteindelijk als volgt afgesproken.
Er zal driemaal omgang plaatsvinden tussen de man en [minderjarige01] van eens in de twee weken op een vrijdag of dinsdagmiddag uit school tot 18.00 uur. [minderjarige01] zal door IPT om 15.00 uur worden opgehaald bij de vrouw thuis en gaat dan naar de man thuis of naar een afgesproken locatie met de man. [minderjarige01] zal om 18.00 uur worden teruggebracht bij de vrouw en dan heeft zij al gegeten bij de man. Het gehele bezoek wordt begeleid door IPT, maar dit zal slechts één begeleider zijn en dit zal een vrouw zijn. De man zal bij het eten rekening houden met de koemelkallergie van [minderjarige01] en de informatie die de vrouw hem hierover verschaft. Na deze drie keer zal er een evaluatie plaatsvinden door IPT om te bezien of verdere begeleiding nodig is. Indien IPT meent dat dit zo is, dan zal de omgang zo doorlopen. Indien IPT meent dat begeleiding niet langer nodig is dan zullen de volgende omgangsmomenten zonder begeleiding van IPT plaatsvinden. Dat betekent dat er eens in de twee weken op vrijdagmiddag of dinsdagmiddag omgang zal zijn tussen de man en [minderjarige01] , waarbij de man [minderjarige01] ophaalt van school om 14.00 uur en haar na het eten om 18.00 uur terug brengt naar de vrouw. Mocht IPT het nodig vinden om ontwikkelingen terug te koppelen aan de Raad, dat staat dat de IPT-er vrij. Voornoemde regeling zal worden vastgelegd als voorlopige regeling.
2.1
Gelet op alles wat er speelt vindt de rechtbank een raadsonderzoek noodzakelijk. Ondanks de eerdere beschikking en de hulpverlening die reeds is ingezet heerst er nog veel wantrouwen vanuit de vrouw jegens de man en lukt het niet om een onbelast contact tussen de man en [minderjarige01] tot stand te brengen. De samenwerking tussen partijen verloopt moeizaam en daardoor is er geen sprake van constructief overleg en goede afstemming. Dat is wel wat [minderjarige01] nodig heeft. De rechtbank zal de Raad voor de Kinderbescherming, locatie Middelburg, daarom vragen onderzoek te verrichten naar de navolgende vragen:
- Bestaat er, bij toewijzing van het gezag aan de ouders gezamenlijk, een onaanvaardbaar risico dat [minderjarige01] klem of verloren zal raken tussen de ouders en is niet te verwachten dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen of is het anderszins in het belang van [minderjarige01] te achten om af te wijken van het in de wet neergelegde uitgangspunt dat de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen?
- Welke omgangsregeling dan wel verdeling van de zorg- en opvoedingstaken door de ouders komt het meest tegemoet aan de belangen van [minderjarige01] ?
- Is er een noodzaak tot een kinderbeschermingsmaatregel?
- Zijn er andere belangrijke dingen aan het licht gekomen tijdens het onderzoek die noodzakelijk zijn om te vermelden?
In afwachting van de rapportage van de Raad zal de behandeling van de zaak worden aangehouden. Er wordt naar gestreefd om een nieuwe mondelinge behandeling te plannen in maart of april 2024. Aan partijen wordt verzocht om alvast de verhinderdata voor genoemde periode kenbaar te maken aan de griffie.
2.11
De beslissing aangaande de informatieregeling en de voorlopige omgangsregeling zal uitvoerbaar bij voorraad worden bepaald omdat de rechtbank het in het belang van [minderjarige01] vindt dat de regelingen direct uitgevoerd kunnen worden, zonder een eventueel hoger beroep af te wachten.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1
bepaalt dat de vrouw de man eenmaal per maand, uiterlijk voor de eerste van de maand, schriftelijk informeert omtrent belangrijke gebeurtenissen met betrekking tot [minderjarige01] waarbij informatie wordt verstrekt over onder andere haar welbevinden in het algemeen, haar hobby’s, zwemles, vriendjes/vriendinnetjes en medische aangelegenheden;
3.2
bepaalt dat de man en [minderjarige01] voorlopig gerechtigd zijn tot contact met elkaar:
  • de eerste drie keer eens per twee weken op vrijdag- of dinsdagmiddag van 15.00 uur tot 18.00 uur onder begeleiding van een IPT-er,
  • waarna een evaluatie door IPT plaatsvindt en IPT zal bepalen of begeleiding langer noodzakelijk wordt bevonden;
  • indien IPT begeleiding niet langer noodzakelijk acht zal er voortaan contact plaatsvinden tussen de man en [minderjarige01] eens in de twee weken op vrijdagmiddag of dinsdagmiddag van 14.00 uur als de man [minderjarige01] ophaalt van school tot 18.00 uur, waarbij [minderjarige01] bij de man zal avondeten,
zulks met hetgeen onder rechtsoverweging 2.9 daarover overwogen in aanmerking genomen;
3.3
verklaart de beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.4
verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming locatie Middelburg een onderzoek in te stellen ter beantwoording van de hierboven vermelde vragen en daarover te rapporteren en te adviseren, welk rapport
vóór 5 maart 2024bij de rechtbank dient te worden ingediend, zulks onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan de raadslieden van partijen;
3.5
houdt de behandeling van de verzoeken voor het overige aan tot een nader te bepalen mondelinge behandeling in
maart of april 2024en verzoekt partijen hun verhinderdata voor genoemde periode kenbaar te maken.
Deze beschikking is gegeven door mr. Dijkman, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 19 oktober 2023 in tegenwoordigheid van mr. Van Ginneke, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.