In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 oktober 2023 een beschikking gegeven met betrekking tot de erkenning van een minderjarige, geboren op [geboortedag 1] 2008. De man, vertegenwoordigd door mr. A.A. Broekman - de Feijter, heeft verzocht om vervangende toestemming voor de erkenning van de minderjarige, nu eerder enkel toestemming van de moeder was verleend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige, hoewel zij eerder geen bezwaar had gemaakt tegen de erkenning, geen expliciete toestemming had gegeven. De bijzondere curator heeft de situatie van de minderjarige besproken en geen juridische bezwaren gezien voor de erkenning. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de erkenning van de minderjarige door de man niet in strijd is met haar belangen en heeft toestemming verleend, onder de voorwaarde dat deze erkenning binnen zes maanden na de beschikking plaatsvindt.
Daarnaast heeft de rechtbank de verzoeken met betrekking tot gezamenlijk gezag en omgang aangehouden, omdat er zorgen zijn over de emotionele toestand van de minderjarige. De rechtbank heeft de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om onderzoek te doen naar de situatie en de belangen van de minderjarige. De behandeling van de zaak is aangehouden tot 12 maart 2024, in afwachting van het rapport van de Raad. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. Dijkman, rechter en kinderrechter, in aanwezigheid van de griffier, mr. Van Ginneke.