ECLI:NL:RBZWB:2023:7467

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 oktober 2023
Publicatiedatum
27 oktober 2023
Zaaknummer
C/02/391578 / FA RK 21-5287
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • mr. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor erkenning van een minderjarige in een familierechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 oktober 2023 een beschikking gegeven met betrekking tot de erkenning van een minderjarige, geboren op [geboortedag 1] 2008. De man, vertegenwoordigd door mr. A.A. Broekman - de Feijter, heeft verzocht om vervangende toestemming voor de erkenning van de minderjarige, nu eerder enkel toestemming van de moeder was verleend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige, hoewel zij eerder geen bezwaar had gemaakt tegen de erkenning, geen expliciete toestemming had gegeven. De bijzondere curator heeft de situatie van de minderjarige besproken en geen juridische bezwaren gezien voor de erkenning. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de erkenning van de minderjarige door de man niet in strijd is met haar belangen en heeft toestemming verleend, onder de voorwaarde dat deze erkenning binnen zes maanden na de beschikking plaatsvindt.

Daarnaast heeft de rechtbank de verzoeken met betrekking tot gezamenlijk gezag en omgang aangehouden, omdat er zorgen zijn over de emotionele toestand van de minderjarige. De rechtbank heeft de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om onderzoek te doen naar de situatie en de belangen van de minderjarige. De behandeling van de zaak is aangehouden tot 12 maart 2024, in afwachting van het rapport van de Raad. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. Dijkman, rechter en kinderrechter, in aanwezigheid van de griffier, mr. Van Ginneke.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/391578 / FA RK 21-5287
datum uitspraak: 25 oktober 2023
beschikking
in de zaak van
[de man],
hierna: de man,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. A.A. Broekman - de Feijter te Terneuzen,
tegen
[de vrouw] ,
hierna: de vrouw,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. G. Veen in ’s-Heer Arendskerke,
over de minderjarige:
-
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 2008, hierna: [minderjarige] .
Als belanghebbende in deze zaak wordt gezien:
-
mr. [curator], advocaat in [plaats] , in haar functie als bijzondere curator over [minderjarige] .
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna: de Raad, de rechtbank over het verzoek geadviseerd.

1.Het (verdere) procesverloop

1.1
In het dossier zitten de volgende stukken:
- de beschikking van 22 juni 2023 en de daarin genoemde stukken;
- het door mr. Broekman – de Feijter op 27 juni 2023 ingediende F9-formulier met
bijlage;
- het door mr. Broekman – de Feijter op 19 september 2023 ingediende F9-formulier
met bijlage.
1.2
De mondelinge behandeling heeft met gesloten deuren plaatsgevonden op 22 september 2023. Bij die gelegenheid zijn verschenen de advocaat van de man, de vrouw en de bijzondere curator. De man heeft via een teams-verbinding deelgenomen. Tevens was aanwezig een medewerkster namens de Raad.
1.3
Op 19 september 2023 heeft de hiervoor genoemde [minderjarige] een gesprek gehad met de rechter. Op haar verzoek was mr. [curator] hierbij aanwezig.

2.2. De nadere beoordeling

Erkenning
2.1
De rechtbank heeft bij beschikking van 17 januari 2023 aan de man ter vervanging van de toestemming van de vrouw, toestemming gegeven om de [minderjarige] te erkennen. Hieraan is de voorwaarde gekoppeld dat de erkenning binnen zes maanden na de datum van de beschikking plaatsvindt. Bij beschikking van 22 juni 2023 heeft de rechtbank het verzoek van de gemeente Breda tot aanpassing van de beschikking van 17 januari 2023 afgewezen. De rechtbank heeft in deze beschikking echter wel geconstateerd wel dat zij – per abuis – niet volledig is geweest in de beoordeling van en de beslissing op het verzoek betreffende de erkenning. Het deel van het verzoek dat ziet op de expliciete toestemming van [minderjarige] is niet nader inhoudelijk besproken. Om die reden is een mondelinge behandeling gepland.
2.2
Mr. Broekman – de Feijter heeft bij F9-formulier van 27 juni 2023 de rechtbank verzocht om op grond van artikel 32 Rv de beschikking d.d. 17 januari 2023 aan te vullen met vervangende toestemming ten aanzien van de benodigde toestemming van [minderjarige] . Daarnaast verzoekt zij de in de beschikking opgenomen termijn waarbinnen de erkenning diende plaats te vinden aan te passen naar ‘binnen zes maanden na de datum van de herstelbeschikking’. Indien de rechtbank hiertoe niet overgaat verzoekt de man bij wijze van aanvullend verzoek de man vervangende toestemming tot erkenning van de [minderjarige] , geboren op [geboortedag 1] 2008 te [geboorteplaats 1] , welke toestemming de toestemming van zowel de vrouw als van de minderjarige vervangt, te verlenen.
2.3
Op grond van artikel 1:204, derde lid, onder a, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) geldt dat niet enkel de toestemming van de moeder van een kind dat de leeftijd van zestien jaar nog niet heeft bereikt kan worden vervangen door de toestemming van de rechtbank, maar ook die van het kind van twaalf jaar of ouder. De rechtbank stelt vast dat, hoewel [minderjarige] eerder heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen de erkenning, zij geen expliciete toestemming heeft gegeven en dat de rechtbank geen toestemming ter vervanging van haar toestemming heeft verleend voor de erkenning van [minderjarige] door de man. Om die reden dient daar alsnog op te worden beslist.
2.4
De rechter heeft gesproken met [minderjarige] . Hieruit blijkt – kort samengevat – dat het niet zo goed gaat met [minderjarige] . Zij heeft last van de rechtszaak en het gevoel dat iedereen aan haar trekt, maar niet naar haar luistert. Zij staat overal tussen en er wordt altijd om haar gevochten. Ze wil rust. Zij heeft een eerste gesprek met de man gehad en heeft erg veel vragen voor hem. Haar bezwaar tegen de erkenning is gevoelsmatig ingegeven, voornamelijk vanuit de vraag: “waarom nu?”. Zij vindt het lastig om dit gevoel te onderscheiden van de juridische toets die moet plaatsvinden. De bijzondere curator heeft oog voor beide kanten, maar ziet onvoldoende juridische argumenten om niet tot het verlenen van de vervangende toestemming over te gaan. Het doet veel met [minderjarige] , maar zij ervaart heel veel veiligheid en de bijzondere curator ziet geen risico voor de ontwikkeling van [minderjarige] bij een erkenning door de man. Ook namens de moeder is naar voren gebracht dat er geen juridische gronden worden gezien om niet tot de erkenning van [minderjarige] door de man over te gaan.
2.5
Voor de beoordeling van het verzoek, te weten de vraag of de toestemming van [minderjarige] voor de erkenning door de man moet worden vervangen door de rechtbank, houdt de rechtbank rekening met alle omstandigheden die haar bekend zijn geworden. Hoewel de rechtbank begrijpt dat er veel emoties en vragen spelen bij [minderjarige] , leidt dit juridisch gezien niet tot de conclusie dat er geen vervangende toestemming verleend moet worden. Er is niet gebleken dat de erkenning van [minderjarige] door de man de belangen van de vrouw bij een ongestoorde verhouding met [minderjarige] of de belangen van [minderjarige] zouden schaden. De rechtbank vindt het belangrijk dat er helderheid bestaat over de familierechtelijke banden en dat [minderjarige] een eigen beeld kan vormen van haar vader. Daarbij benadrukt zij dat de erkenning van [minderjarige] door de man niet automatisch leidt tot een omgangsregeling of gezamenlijk gezag van de ouders, deze beoordelingen staan los van elkaar. Concluderend zal de rechtbank aan de man toestemming verlenen, ter vervanging van die van [minderjarige] , om over te gaan tot erkenning van [minderjarige] .
2.6
In de beschikking van 17 januari 2023 is bepaald dat de erkenning van [minderjarige] door de man binnen zes maanden na de datum van die beschikking moet hebben plaatsgevonden, daarbij uitgaande van de aanname dat [minderjarige] geen bezwaar had tegen deze erkenning. Gelet op de ontwikkelingen die hebben plaatsgevonden en nu de rechtbank alsnog de toestemming van [minderjarige] tot erkenning zal vervangen, is de rechtbank van oordeel dat die voorwaarde moet worden uitgelegd als ziende op zowel de vervangende toestemming van de vrouw als die van [minderjarige] . Om die reden zal de rechtbank bij deze beschikking bepalen dat de eerder verleende vervangende toestemming, alsook de bij deze beschikking te verlenen vervangende toestemming zullen gelden voor zover de man binnen zes maanden na de datum van deze beschikking overgaat tot erkenning van [minderjarige] .
2.7
Gezien het hiervoor overwogene zal het verzoek van mr. Broekman-de Feijter, opgenomen onder rechtsoverweging 2.2 worden afgewezen.
2.8
Uit de te nemen beslissing volgt dat vertegenwoordiging van [minderjarige] door de bijzondere curator in deze procedure niet meer nodig is. De rechtbank beschouwt de werkzaamheden van de bijzondere curator voor deze procedure – in eerste aanleg – als voltooid.
Gezag en omgang
2.9
De verzoeken ten aanzien van het gezamenlijk gezag en de omgang zullen worden aangehouden. De man heeft duidelijk kenbaar gemaakt dat het niet zijn intentie is om het gezamenlijk gezag en het contact met [minderjarige] op korte termijn af te dwingen. Daartoe zijn op dit moment ook geen mogelijkheden gelet op de situatie, maar het is wel belangrijk dat er gekeken wordt of dit op termijn anders kan zijn. Het is de rechtbank voldoende duidelijk geworden dat [minderjarige] nu niet lekker in haar vel zit, zij klem zit tussen verschillende familieleden en dat zij het gevoel heeft dat er aan haar wordt getrokken. Dit wordt door alle betrokkenen onderkend. [minderjarige] heeft zelf kenbaar gemaakt dat zij het fijn zou vinden om met een neutraal, onafhankelijk vertrouwenspersoon te praten. Dit is aan de vrouw ter overweging meegegeven. Naast het voorgaande is ook gebleken dat de oma vaderszijde een grote rol speelt, maar dat er vermoedelijk tussen haar en de man het een en ander is voorgevallen wat maakt dat zij wellicht niet neutraal en emotioneel steunend in het huidige proces staat. De vraag is wat dit met [minderjarige] doet. Hoewel zij duidelijk stelt dat haar de vrijheid wordt geboden om een eigen mening te vormen en keuzes te maken, zorgen de omstandigheden en de ontvangen informatie ervoor dat er twijfel ontstaat of dit feitelijk zo is. Mogelijk is er dus naast aandacht en hulp voor [minderjarige] , ook hulp voor het systeem nodig. Er dient meer zicht te komen op het systeem, maar ook op wat de huidige situatie en het gesprek met de man met [minderjarige] doet. Eerder hebben zij een gesprek gehad samen en er staat een volgend gesprek gepland. Met partijen is besproken dat de bijzondere curator contact legt met mevrouw [naam] om te bespreken of het tweede gesprek doorgang zal vinden, gelet op de stress en spanning die het voor [minderjarige] kan opleveren. Samen zullen zij beslissen of het tweede gesprek doorgang vindt of uitgesteld wordt tot er hulpverlening voor het systeem heeft plaatsgevonden.
2.1
De zorgen die zijn ontstaan maken dat de rechtbank aan de Raad zal verzoeken om een onderzoek te verrichten, zoals door de Raad aangeboden. Door alle onduidelijkheid zoals hiervoor omschreven acht de rechtbank zich nu onvoldoende geïnformeerd om een beslissing te kunnen nemen op de resterende verzoeken. De rechtbank zal de Raad voor de Kinderbescherming, locatie Middelburg, daarom vragen onderzoek te verrichten naar de navolgende vragen:
- Bestaat er, bij toewijzing van het gezag aan de ouders gezamenlijk, een onaanvaardbaar risico dat [minderjarige] klem of verloren zal raken tussen de ouders en is niet te verwachten dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen of is het anderszins in het belang van [minderjarige] te achten om af te wijken van het in de wet neergelegde uitgangspunt dat de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen?
- Welke omgangsregeling dan wel verdeling van de zorg- en opvoedingstaken door de ouders komt het meest tegemoet aan de belangen van [minderjarige] ?
- Is er een noodzaak tot een kinderbeschermingsmaatregel?
- Zijn er andere belangrijke dingen aan het licht gekomen tijdens het onderzoek die noodzakelijk zijn om te vermelden?
2.11
In afwachting van de rapportage van de Raad zal de behandeling van de zaak worden aangehouden voor vijf maanden. De Raad zal worden verzocht uiterlijk op de hierna te noemen pro forma datum het rapport en advies in te dienen bij de griffie, onder gelijke toezending van een afschrift hiervan aan partijen. Partijen worden vervolgens in de gelegenheid gesteld om hierop te reageren en het door hen gewenste verdere procesverloop kenbaar te maken. Mocht uit het onderzoek een verzoek tot ondertoezichtstelling volgen, dan zal de rechtbank streven naar een gelijktijdige behandeling van de verzoeken.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1
verleent aan [de man] , geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedag 2] 1984, toestemming, welke de toestemming van zowel de vrouw (verleend bij beschikking van 17 januari 2023) als van [minderjarige] vervangt, tot erkenning van [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 2008, onder de voorwaarde dat deze erkenning binnen zes maanden na de datum van deze beschikking plaatsvindt;
3.2
wijst af het verzoek van mr. Broekman-de Feijter, genoemd in rechtsoverweging 2.2;
3.3
verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming locatie Middelburg een onderzoek in te stellen ter beantwoording van de hierboven onder rechtsoverweging 2.10 vermelde vragen en daarover te rapporteren en te adviseren, welk rapport vóór hierna te noemen pro forma datum bij de rechtbank dient te worden ingediend, zulks onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan de raadslieden van partijen;
3.4
houdt de behandeling van deze zaak aan tot
12 maart 2024 pro forma, zulks in afwachting van het rapport en advies van de Raad en de daarop volgende reacties van partijen;
3.5
behoudt zich iedere verdere beslissing voor.
Deze beschikking is gegeven door mr. Dijkman, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2023 in aanwezigheid van mr. Van Ginneke, griffier.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.