ECLI:NL:RBZWB:2023:7468

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 oktober 2023
Publicatiedatum
30 oktober 2023
Zaaknummer
C/02/414061 / JE RK 23-1670
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • mr. Van Triest
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 25 oktober 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming Regio Zuidwest Nederland heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van een jaar, evenals een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er al jarenlang grote zorgen bestaan over de ontwikkeling van [minderjarige], die onder andere te maken heeft met emotionele en gedragsproblematiek. Ondanks de inspanningen van de ouders om hulp te regelen, zijn de zorgen niet afgenomen. De ouders zijn het erover eens dat het beter is voor [minderjarige] om uit huis geplaatst te worden, waar hij begeleiding kan krijgen richting zelfstandigheid. De kinderrechter heeft de verzoeken van de Raad toegewezen en de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de beslissing onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook in het geval van hoger beroep. De ondertoezichtstelling gaat in op 25 oktober 2023 en duurt tot 25 oktober 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/414061 / JE RK 23-1670
Datum uitspraak: 25 oktober 2023
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING REGIO ZUIDWEST NEDERLAND,hierna te noemen: de Raad,
gevestigd te Breda,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2007 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
hierna te noemen: de GI (Gecertificeerde Instelling),
gevestigd te Etten-Leur.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 20 september 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 25 oktober 2023. Daarbij waren aanwezig:
  • een vertegenwoordiger van de Raad;
  • een vertegenwoordiger van de GI.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] in de gelegenheid gesteld om zijn mening over het verzoek kenbaar te maken, maar [minderjarige] heeft daarvan geen gebruik gemaakt.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij zijn moeder.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van een jaar.
Tevens verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van een jaar.
De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De Raad legt – kort samengevat – aan zijn verzoek ten grondslag dat [minderjarige] betrokken ouders heeft die het beste met hem voor hebben. Al jarenlang doen zij hun best om voor [minderjarige] goede hulp te regelen, maar dat is niet afdoende gebleken om de ernstig bedreigde ontwikkeling van [minderjarige] te kunnen afwenden. Zo laat [minderjarige] nog steeds fors zelfbepalend gedrag zien en zijn er zorgen over diens (hard)drugsgebruik en zelfverzorging. Tevens zijn er zorgen over de stemming van [minderjarige] , die vaak somber, moe, ongemotiveerd en stoned overkomt. Ook heeft [minderjarige] geregeld last van woede-aanvallen, waarbij hij zelfs fysiek agressief kan worden. De ouders hebben een wisselende verstandhouding. Dat maakt het vasthouden van één en dezelfde koers bij wat goed zou zijn voor [minderjarige] lastig. Daarbij voelen de moeder en [minderjarige] zich door de hulpverlening soms onvoldoende gehoord. Ook is gebleken dat zij hulpverleningstrajecten soms afwijzen of vroegtijdig afhaken. De ouders zijn het er wel over eens dat het voor [minderjarige] beter is als hij ergens gaat wonen waar ze hem richting zelfstandigheid kunnen gaan begeleiden. Tijdens de mondelinge behandeling merkt de Raad aanvullend op dat [minderjarige] waarschijnlijk over een week bij [zorginstelling 1] geplaatst kan worden. De Raad handhaaft zijn verzoek.
4.2.
De GI sluit zich aan bij de Raad en ondersteunt het verzoek tot ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing.

5.De beoordeling

5.1.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
5.2.
Ingevolge artikel 1:265b lid 1 BW kan de kinderrechter de GI, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
5.3.
De kinderrechter heeft in de stukken gelezen dat er al jarenlang grote zorgen bestaan over [minderjarige] . Deze zorgen zien met name op de forse emotie- en gedragsproblematiek van [minderjarige] zoals benoemd door de Raad. In de afgelopen jaren is daarvoor veel hulp ingezet, zoals vanuit [zorginstelling 2] , gezinsbegeleiding vanuit [gezinsbegeleiding 1] en later vanuit [gezinsbegeleiding 2] en [gezinsbegeleiding 3] , maar tevergeefs. De problematiek van [minderjarige] is hardnekkig en blijft, ondanks dat de ouders van goede wil zijn, in stand. Vanwege hun wisselende verstandhouding lukt het de ouders niet om één en dezelfde koers vast te houden bij wat goed zou zijn voor [minderjarige] . Gebleken is voorts dat de moeder en [minderjarige] bij de hulpverlening soms ook afhaken. Dat brengt met zich dat door de kinderrechter nu een maatregel binnen een gedwongen kader noodzakelijk wordt geacht om de ernstig bedreigde ontwikkeling van [minderjarige] te kunnen afwenden.
5.4.
De ouders en [minderjarige] zelf zouden het erover eens zijn dat het voor [minderjarige] het beste zou zijn als hij uit huis geplaatst wordt waar hij begeleid kan gaan worden richting zelfstandigheid. Uit de wet volgt dat een minderjarige die onder toezicht is gesteld enkel met een machtiging uithuisplaatsing uit huis kan worden geplaatst. Nu de kinderrechter een machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige] ook in zijn belang acht, zal zij ook dit verzoek toewijzen.
5.5
De rechtbank zal deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaren, omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige] noodzakelijk is dat deze beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd wordt.

6.De beslissing

De kinderrechter:
stelt [minderjarige] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming Brabant met ingang van 25 oktober 2023 tot 25 oktober 2024;
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 25 oktober 2023 tot 25 oktober 2024;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2023 door mr. Van Triest, kinderrechter, in aanwezigheid van Van Dongen als griffier, en op schrift gesteld op 27 oktober 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.