ECLI:NL:RBZWB:2023:7473
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de aftrekbaarheid van studiekosten in relatie tot een leningsovereenkomst
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 oktober 2023, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had aan belanghebbende voor het jaar 2019 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, gebaseerd op een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 13.271. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, wat leidde tot een gedeeltelijke vermindering door de inspecteur. Hierop heeft belanghebbende beroep ingesteld.
De rechtbank behandelt de vraag of de aanslag naar een te hoog belastbaar inkomen is opgelegd en of belanghebbende recht heeft op een hoger bedrag aan persoonsgebonden aftrek. Belanghebbende stelt dat zij recht heeft op aftrek van studiekosten, die volgens haar zijn gemaakt in het kader van een leningsovereenkomst met haar ouders. De inspecteur betwist echter de kwalificatie van deze overeenkomst als een reële lening, aangezien er geen duidelijke afspraken zijn gemaakt over rente en aflossing, en het bedrag uiteindelijk door de ouders is kwijtgescholden.
De rechtbank concludeert dat de overeenkomst niet kan worden gekwalificeerd als een volwaardige leningsovereenkomst. Hierdoor zijn de kosten van het collegegeld niet op belanghebbende gedrukt, en heeft zij geen recht op de gevraagde aftrek. Het beroep van belanghebbende wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat de aanslag in stand blijft. Belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.