ECLI:NL:RBZWB:2023:7482

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 oktober 2023
Publicatiedatum
30 oktober 2023
Zaaknummer
10002918 \ CV EXPL 22-2711 (T) en 10201737 CV EXPL 22-4210 (T)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake geschil over de uitvoering van een vloerlegproject met deskundigenonderzoek

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is een geschil ontstaan tussen [persoon 1] en [bedrijf 2] over de uitvoering van een vloerlegproject. [persoon 1] heeft [bedrijf 2] ingeschakeld voor het leggen van een PU gietvloer, maar uiteindelijk is er een leefbetonvloer gelegd. De klant heeft geen klachten geuit over het type vloer dat gelegd is, wat betekent dat de vordering tot vervanging van de vloer door een PU gietvloer wordt afgewezen. De kantonrechter heeft echter besloten dat er een deskundige moet worden ingeschakeld om de kwaliteit van de uitgevoerde werkzaamheden te onderzoeken, aangezien er mogelijk sprake is van ondeugdelijk uitgevoerde werkzaamheden. De deskundige zal moeten vaststellen of de vloer voldoet aan de esthetische en technische eisen die aan een leefbetonvloer gesteld mogen worden. De zaak is aangehouden voor het deskundigenonderzoek, en partijen zijn in de gelegenheid gesteld om hun standpunten over de deskundige en de vragen die aan deze gesteld moeten worden, in te dienen. De kosten van het deskundigenonderzoek worden voorlopig geschat op € 3.630,00, inclusief BTW, en dienen door [persoon 2 en 3] te worden voldaan.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummers: 10002918 \ CV EXPL 22-2711 en 10201737 CV EXPL 22-4210
Vonnis van 25 oktober 2023
in de zaak met zaaknummer: 10002918 \ CV EXPL 22-2711
[persoon 1] , H.O.D.N. [bedrijf 1],
te [plaats 1] , [gemeente] ,
eisende partij in de hoofdzaak,
hierna te noemen: [persoon 1] ,
gemachtigde: Stichting Univé Rechtshulp,
tegen
[bedrijf 2] B.V.,
te [plaats 1] ,
gedaagde partij in de hoofdzaak,
hierna te noemen: [bedrijf 2] ,
gemachtigde: mr. D.C.W.J. Verstraten.
en in de zaak met zaaknummer 10201737 CV EXPL 22-4210
[bedrijf 2] B.V.,
te [plaats 1] ,
eisende partij in de vrijwaringszaak in conventie, en verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [bedrijf 2] ,
gemachtigde: mr. D.C.W.J. Verstraten.
tegen

1.[persoon 2] , en

2.
[persoon 3],
te [plaats 2] ,
gedaagde partij in de vrijwaringszaak, en eisende partij in reconventie,
hierna te noemen [persoon 2 en 3] ,
gemachtigde: mr. T.A.M. van Alpen.

1.De procedure

In de hoofdzaak
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 1 februari 2023
- de aanvullende producties 8 t/m 13 van [bedrijf 2] ,
- de mondelinge behandeling van 14 juni 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt en de op die mondelinge behandeling overgelegde pleitaantekeningen aan de zijde van [bedrijf 2] . Ook het expertiserapport van [adviesbureau 1] is door [bedrijf 2] overgelegd.
1.2.
Hierna is bepaald dat er een vonnis zal worden uitgesproken.
In de vrijwaringszaak in conventie en in reconventie
1.3.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 1 februari 2023
- de aanvullende producties 6 en 7 van [persoon 2 en 3]
- de aanvullende productie 8 van [persoon 2 en 3]
- de wijziging van eis van [persoon 2 en 3]
- de mondelinge behandeling van 14 juni 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt en de op die mondelinge behandeling overgelegde pleitaantekeningen aan de zijde van [persoon 2 en 3]
1.4.
Hierna is bepaald dat er een vonnis zal worden uitgesproken.

2.De feiten

2.1.
[persoon 2 en 3] heeft voor de verbouwing van zijn woning [projectmanager] ingeschakeld als projectmanager. [projectmanager] heeft [bedrijf 2] op 30 januari 2021 een e-mail gestuurd om een aanbieding te doen voor het leggen van een gietvloer:

Onderwerp: Gietvloer [adres] , [plaats 2]
Hierbij de tekeningen van de [adres] in [plaats 2] .
Het groene zijn de vloeren waar een gietvloer moet komen. Het blauwe is een deel wat ik nu aan het bekijken ben om uit te bouwen.
Zou jij dit optioneel willen bieden ?
Zie foto, dit is een betonlook uit 1 kleur met een toch wat minder klinische look. Kun jij dat ook ?
Heb jij ook monsters/plankjes 1 met vlam donkergrijs en lichtgrijs ?”.
2.2.
[bedrijf 2] heeft [bedrijf 1] benaderd om in onderaanneming een leefbetonvloer te leggen bij [persoon 2 en 3]
2.3.
[bedrijf 2] heeft per e-mail van 23 februari 2021 op de mail van [projectmanager] gereageerd:

Ik heb alles bekeken en kom uit op een 180 m2 voor de begane grond en 1e verd.
Aanbouw is 12 m2.
Daar we nog niet exact weten wat er gelegd gaat worden qua kleurstelling geef ik een passende richtprijs: € 55,00 / € 57,50 aanhoud dan zit je altijd goed. Zal eerder rond de 50-52,20 uitkomen maar dan mogen ze kiezen wat ze willen qua kleur en zitten we altijd safe.
Houd wel rekening met het opstook protocol aub ! Dit vermindert het risico op scheurvorming aanzienlijk.”.
2.4.
Op 18 september 2021 heeft [bedrijf 1] aan [bedrijf 2] een offerte gestuurd, voor een bedrag van € 12.622,20. In de offerte staat onder andere vermeld:

Soort vloersysteemLeefbeton / PU gietvloer
Oppervlakte178-15 m2
178 m2 Leefbeton prijs per m2 € 60,00
15 m2 PU gietvloer prijs per m2 € 60,00”.
2.5.
[projectmanager] heeft eind september 2021 namens [persoon 2 en 3] de opdracht aan [bedrijf 2] gegeven om in de woning een (giet)vloer te leggen.
2.6.
[bedrijf 2] heeft de opdracht op 28 september 2021 via WhatsApp aan [bedrijf 1] bevestigd.
2.7.
[bedrijf 1] heeft de werkzaamheden uitgevoerd in de periode 6 tot en met 14 oktober 2021, waarna [bedrijf 2] op 28 oktober 2021 [bedrijf 1] via WhatsApp heeft geïnformeerd over gebreken die [persoon 2 en 3] heeft geconstateerd aan de vloer.
[eigenaar bedrijf 2] : “
(bestand bijgevoegd)
[bedrijf 1] : “
Ja, dit soort plekken zitten ook in de vloer
[eigenaar bedrijf 2] : “
Ja dat vinden ze niet goed vlak

(bestand bijgevoegd)
[bedrijf 1] : “
Vloer is niet vlak
[eigenaar bedrijf 2] : “
(bestand bijgevoegd)

Maar dit zijn strepen van de spaan
[bedrijf 1] : “
Ja heel de vloer zit vol met strepen van de spaan
[eigenaar bedrijf 2] : “
Ok maar bel anders even met [voornaam] hiervoor”.
2.8.
Op 22 oktober 2021 heeft [bedrijf 2] het volgende e-mailbericht aan [projectmanager] verzonden:

Hierbij het kosten overzicht:
178 m2 x € 62,50 = € 11.125,- ex btw
1 x meerwerk/materiaal/uren/km’s a € 339,23 ex btw
Totaal ex btw: € 11.464,23 ex btw
Het meerwerk betreft het aantal uur/km/materiaal wat er tot dus verbruikt is.
Hier komen dus nog de kosten bij voor de gietvloer in de badkamers en het mortelen van de afschot.
Dit kon niet gemaakt worden omdat er tegen de afspraken in door de aannemer 1 week van te voren een dekvloer gesmeerd was.
Deze natte dekvloer heeft de aannemer er half uitgehakt en dit moet dus alsnog op afschot gemorteld worden.
Ook graag rekening houden met 5 extra dagen werk/km voor het aanbrengen van de gietvloer; Ik heb deze ingepland in week 44”.
2.9.
Op 31 oktober 2021 heeft [projectmanager] aan [persoon 2 en 3] het volgende WhatsApp bericht gestuurd: “
Morgen beginnen ze aan de badkamer. Heb jij tijd om morgen of overmorgen met de vloerman rond te lopen? Ik heb aangegeven dat ie niet goed is en niet vlak. Maar mij lukt het overdag niet!! (…)”.
2.10.
Op 1 november 2021 heeft [bedrijf 1] in aanwezigheid van [persoon 2] het deel van de vloer die al door [bedrijf 1] was gelegd bekeken.
2.11.
In de periode 1 tot en met 5 november 2021 is [bedrijf 1] voor de gebreken aan de vloer op de begane grond en voor het leggen van de vloer in de badkamer bij [persoon 2 en 3] geweest.
2.12.
[bedrijf 1] heeft twee facturen aan [bedrijf 2] verzonden:
Factuur Factuurdatum Vervaldatum Bedrag
2021085 16 oktober 2021 30 oktober 2021 € 12.010,96
2021090 6 november 2021 20 november 2021 € 2.003,97
--------------
Totaal: € 14.014,93 inclusief btw
2.13.
[bedrijf 2] heeft [persoon 2 en 3] op 5 november 2021 een factuur verzonden voor een bedrag van € 13.871,72 inclusief btw.
Referentie: Aanbrengen gietvloer
178m2 Gietvloer € 11.125,00
Meerwerk/uitvulwerkzaamheden € 339,23
-------------
Subtotaal € 11.464,23
Btw 21% € 2.407,49
--------------
Totaal (EUR) € 13.871,72
2.14.
Op 18 november 2021 heeft [projectmanager] aan [bedrijf 2] een e-mail met 24 foto’s gestuurd met daarbij een korte toelichting. Ook valt te lezen:

Van de vloer is de status voor 70% goed. Maar ik krijg echt niet het gevoel dat dit het eindresultaat mag zijn.
De badkamer en vloer zijn perfect, geen enkele opmerkingen. Jammer van de aanslag op de tegels in de douchehoek.
Ik hoor graag wat jij ervan vindt, je bent ook van harte welkom om zelf een keer te komen kijken”.
2.15.
Op 14 november 2021, 25 december 2021 en 8 januari 2022 heeft [bedrijf 1] betalingsherinneringen en sommaties aan [bedrijf 2] verzonden.
2.16.
De gemachtigde van [bedrijf 1] heeft op 11 februari 2022 [bedrijf 2] gesommeerd tot betaling, waarna [bedrijf 2] per e-mail van 23 februari 2022 heeft gereageerd:

Hierbij een opsomming van de opleverpunten van [adres] te [plaats 2] . Wil je ze even bekijken en een plan van aanpak inbrengen zodat alles onderhand opgelost kan worden?”.
2.17.
Bij brief van 9 maart 2022 aan [bedrijf 2] stelt [bedrijf 1] dat hij niet verantwoordelijk is voor de punten die (de opdrachtgever van) [bedrijf 2] heeft aangedragen, omdat die punten zien op eigenschappen van de vloer. Wel is [bedrijf 1] bereid om in overleg de punten die [persoon 2 en 3] niet mooi vindt van een esthetische oplossing te voorzien.
2.18.
Op 19 mei 2022, 21 mei 2022 en 7 juni 2022 is hierover tussen [bedrijf 1] en [bedrijf 2] gecorrespondeerd, hetgeen niet tot een oplossing heeft geleid.
2.19.
[adviesbureau 1] heeft op verzoek van [persoon 2 en 3] een expertiserapport op 30 mei 2023 opgesteld inzake de vloerafwerking naar aanleiding van een opnamedatum op 24 mei 2023.
In het rapport valt onder meer te lezen:

Nadere omschrijving
De expertise is uitgevoerd in aanwezigheid van mevrouw [persoon 2] (bewoner) en de heer [eigenaar bedrijf 2] (aannemer/eigenaar [bedrijf 2] ), teneinde inzicht te krijgen in de uitvoeringskwaliteit van de aangebrachte vloerafwerking ter plaatse van de begane grond en verdieping van onderhavige adres. Voor de beoordeling van de kwaliteit is de ISSO-richtlijn van toepassing van de betreffende vloerafwerking aangehouden. De vloerafwerking is gecategoriseerd naar niveau “A”, zijnde “zeer hoge esthetische kwaliteit”, behorende bij woningbouw en architecturale toepassing. Op de navolgende pagina is de beoordelingstabel opgenomen.
(…)
4.3
Begane grondvloeren
(…)
De vloerafwerking tpv de begane grond is uitgevoerd als zgn. “Leefbeton”, een gietvloervariant waarbij geen volledig egaal esthetisch beeld wordt gevraagd (zoals bij een traditionele gietvloer), maar waarbij een zekere mate van kleurschakelingen passend is.
De vloerafwerking toont technische onvolkomenheden, die bij een goede (gespecialiseerde) uitvoering, niet mogen voorkomen. In de tekstblokken onder de foto’s zijn diverse omschrijvingen gegeven van de geconstateerde onvolkomenheden in de uitvoering, waarbij de eindkwaliteit van onvoldoende niveau is. Aangezien het grote aantal m2/vloervelden een onvoldoende niveau vertoont, is plaatselijk herstel niet mogelijk, en dient een integraal plan voor vervanging/overlaging uitgewerkt te worden. (…)”.
2.20.
Op 1 juni 2023 heeft (de gemachtigde van) [persoon 2 en 3] het volgende e-mailbericht aan [adviesbureau 1] gezonden:

(…) Ik meen me te herinneren dat je tijdens ons telefoongesprek aangaf dat de vloer bij overlaging niet hoger zal worden omdat de oude vloer ook dient te worden bewerkt. Klopt dat? Zo niet, dan neem ik aan dat de aannemer eerst nog goed moet kijken of overlaging (vanwege de nieuwe hoogte) wel echt mogelijk is”.
[adviesbureau 1] heeft diezelfde dag daar als volgt op gereageerd:

(…) Als de vloer goed vlak is aangebracht, dan kun je de vloer “opruwen” en opnieuw afwerken, hier zal dan weinig niveauverschil ontstaan, aangezien de afwerking slechts enkele millimeters dik is.
MAAR: in de onderhavige situatie is de vloer niet vlak genoeg aangebracht, waardoor er eerst dient te worden geëgaliseerd, wat dus een verhoging van de vloer in zijn totaliteit zal geven. Vandaar ook mijn opmerking; indien mogelijk overlagen.
Er dient dus een nadere opgave te worden gedaan door de/een uitvoerende partij welke overlaging óf integralere vervanging hier uitvoerbaar, haalbaar én wenselijk is voor de opdrachtgever.”.

3.Het geschil

In de hoofdzaak
3.1.
[bedrijf 1] , vordert - samengevat - veroordeling van [bedrijf 2] tot betaling van € 14.014,93, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
[bedrijf 1] stelt dat [bedrijf 2] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichting, voortvloeiend uit de overeenkomst van aanneming van werk. [bedrijf 1] heeft in opdracht van [bedrijf 2] in de woning van [persoon 2 en 3] op de begane grond en op de eerste verdieping een leefbetonvloer gelegd. In de badkamer heeft [bedrijf 1] een PU gietvloer gelegd. De facturen die [bedrijf 1] hiervoor heeft verzonden zijn – ondanks aanmaning daartoe – niet door [bedrijf 2] betaald.
3.3.
[bedrijf 2] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [bedrijf 1] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [bedrijf 1] , met veroordeling van [bedrijf 1] in de kosten van deze procedure.
3.4.
[bedrijf 2] voert aan dat hij [bedrijf 1] heeft ingeschakeld om bij [persoon 2 en 3] een leefbetonvloer te leggen. Omdat [persoon 2 en 3] heeft gemeld dat er gebreken aan de vloer waren heeft [bedrijf 2] contact opgenomen met [bedrijf 1] om die gebreken op te lossen. Nadat [bedrijf 1] herstelwerkzaamheden heeft uitgevoerd, heeft [bedrijf 2] niets meer vernomen, zodat hij er in eerste instantie van uit ging dat de gebreken verholpen waren. [bedrijf 1] heeft [bedrijf 2] twee facturen gestuurd, maar [bedrijf 2] heeft deze niet betaald. Enerzijds omdat [persoon 2 en 3] de factuur van [bedrijf 2] nog niet heeft betaald, terwijl de betalingstermijn is verstreken. Anderzijds mocht [bedrijf 2] de betaling opschorten, omdat [bedrijf 1] de werkzaamheden aan de vloer niet goed heeft uitgevoerd. [bedrijf 2] is gerechtigd de betaling op te schorten totdat [bedrijf 1] een deugdelijke leefbetonvloer heeft opgeleverd. De betalingsverplichting van [bedrijf 2] aan [bedrijf 1] bedraagt overigens niet meer dan een bedrag van € 12.662,20, aangezien in de offerte voormeld bedrag is overeengekomen. Het bedrag van € 1.392,73 is ten onrechte door [bedrijf 1] in rekening gebracht, omdat er geen afwijkende afspraken zijn gemaakt over meerwerk.
In de vrijwaringszaak
In conventie
3.5.
[bedrijf 2] , vordert - samengevat - :
I. [persoon 2 en 3] , zo mogelijk gelijktijdig met het te wijzen vonnis in de hoofdzaak aanhangig onder zaaknummer 1000918 CV EXPL 22-2711, hoofdelijk te veroordelen om aan [bedrijf 2] te betalen datgene, waartoe [bedrijf 2] als gedaagde in de hoofdzaak jegens [bedrijf 1] mocht worden veroordeeld met inbegrip van de kostenveroordeling;
II. [persoon 2 en 3] , zo mogelijk gelijktijdig met het te wijzen vonnis in de hoofdzaak aanhangig onder zaaknummer 1000918 CV EXPL 22-2711, hoofdelijk te veroordelen om aan [bedrijf 2] te betalen een bedrag van € 1.209,52 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
III. [persoon 2 en 3] te veroordelen in de kosten van het geding in deze vrijwaring, te vermeerderen met de nakosten, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en – voor het geval voldoening van de (na-)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
3.6.
[bedrijf 2] stelt dat [persoon 2 en 3] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichting uit de overeenkomst van aanneming van werk. [bedrijf 1] zou in opdracht van [bedrijf 2] een leefbetonvloer bij [persoon 2 en 3] leggen voor een bedrag van € 12.622,20. [bedrijf 2] en [persoon 2 en 3] zijn een overeenkomst aangegaan voor een bedrag van € 13.871,72. [bedrijf 2] heeft steeds een (richt)prijs per m2 exclusief btw medegedeeld aan [projectmanager] . [bedrijf 1] heeft de vloer op correcte wijze gelegd, zodat [persoon 2 en 3] aan zijn betalingsverlichting aan [bedrijf 2] moet voldoen. Voor zover de vloer niet is opgeleverd conform de eisen van goed en deugdelijk vakmanschap is [bedrijf 1] daarvoor verantwoordelijk. De door [persoon 2 en 3] gestelde schade kan niet voor rekening van [bedrijf 2] komen. Voor het geval in de hoofdzaak de vordering wordt toegewezen, dient die vordering door [persoon 2 en 3] voldaan te worden en niet door [bedrijf 2] .
3.7.
[persoon 2 en 3] voert aan dat er sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst. De werkzaamheden aan de vloer zijn ondeugdelijk uitgevoerd, waardoor [persoon 2 en 3] de vloer niet heeft geaccepteerd en er geen oplevering heeft plaatsgevonden. Daarnaast is er geen gietvloer gelegd, maar een leefbetonvloer. [persoon 2 en 3] was er niet van op de hoogte dat [bedrijf 2] voor de werkzaamheden [bedrijf 1] had ingeschakeld. [persoon 2 en 3] was dan ook niet op de hoogte van de offerte van 18 september 2021 waarin tussen [bedrijf 2] en [bedrijf 1] is overeengekomen dat er bij [persoon 2 en 3] 178 m2 leefbeton in plaats van een gietvloer zou worden geleverd en aangebracht op de begane grond en 1e verdieping. Niet alleen is een verkeerde vloer aangebracht, maar de vloer vertoont ook diverse gebreken. In de vloer zitten scheuren en gaatjes. Ook is er sprake van niveauverschillen, kleurverschillen en oneffenheden. Op verzoek van [persoon 2 en 3] heeft [bedrijf 1] op 1 november 2021 de vloer bekeken, waarna hij met een plan van aanpak zou komen. Tot op heden heeft [persoon 2 en 3] dit niet ontvangen. Op 5 november 2021 heeft [bedrijf 2] een factuur gestuurd. De werkzaamheden met betrekking tot de vloer zijn echter nog niet aanvaard, zodat [persoon 2 en 3] de betaling van de factuur heeft opgeschort. Daarnaast is een bedrag aan meerwerk opgenomen, maar [persoon 2 en 3] heeft geen opdracht tot meerwerk gegeven. Bovendien stond het [bedrijf 2] niets in de weg om de factuur van [bedrijf 1] te voldoen binnen de overeengekomen termijn, zodat [persoon 2 en 3] geen rente verschuldigd is in de hoofdzaak. Dit heeft eveneens te gelden voor de gevorderde buitengerechtelijke kosten en proceskosten in de hoofdzaak. Tot slot is een richtprijs van € 55,00 - € 57,50 per m2 overeengekomen, maar deze richtprijs is met meer dan 10% overschreden, nu er een bedrag van € 75,62 inclusief btw per m2 is gevorderd. [persoon 2 en 3] is hier niet voor gewaarschuwd, zodat hij het meerdere boven die 10% niet is verschuldigd. Evenmin heeft [bedrijf 2] aangetoond dat de door hem bedongen prijs een redelijke prijs is.
In reconventie
3.8.
In reconventie vordert – na wijziging van eis – [persoon 2 en 3] :
I. [bedrijf 2] te veroordelen om binnen twee maanden na het in deze te wijzen vonnis zijn verplichtingen jegens [persoon 2 en 3] uit hoofde van de tussen [persoon 2 en 3] en [bedrijf 2] gesloten aannemingsovereenkomst alsnog (deugdelijk) na te komen, op de wijze zoals omschreven onder randnummer 27 (van de conclusie van antwoord in vrijwaring, tevens houdende eis in reconventie in vrijwaring), althans door de in de woning van [persoon 2 en 3] aangebrachte vloer met zichtbare gebreken te herstellen op de wijze zoals de rechtbank gerade acht, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 200,- (tweehonderd Euro) per dag, voor iedere dag dat [bedrijf 2] daarmee in gebreke blijft, met een maximum aan te verbeuren dwangsommen van € 15.000,- (vijftienduizend Euro);
II. [bedrijf 2] te veroordelen in de kosten van deze procedure, alsmede in de nakosten ten bedrage van € 157,- verhoogd met € 82,- in geval van betekening, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoel in artikel 6:119 BW hierover vanaf de dag der dagvaarding tot en met de dag der algehele voldoening.
3.9.
[persoon 2 en 3] stelt dat [bedrijf 2] zijn werkzaamheden ondeugdelijk heeft uitgevoerd, zodat hij herstelwerkzaamheden dient uit te (laten) voeren. [bedrijf 2] is immers verplicht de tussen hem en [persoon 2 en 3] gesloten aannemingsovereenkomst deugdelijk na te komen. Bovendien is er een leefbetonvloer gelegd in plaats van een gietvloer.
3.10.
[bedrijf 2] voert aan dat hij van [projectmanager] opdracht heeft gekregen om een leefbetonvloer te leggen. Dit volgt ook uit de foto van het materiaal in het WhatsApp bericht van 21 juli 2021 van [projectmanager] aan [bedrijf 2] , waarop te lezen valt “
Leefbeton”. Het kan dan niet aan [bedrijf 2] worden toegerekend dat er geen gietvloer is gelegd. Ook kan niet aan hem worden toegerekend dat [projectmanager] de richtprijs inclusief btw niet aan [persoon 2 en 3] heeft gecommuniceerd. Nu [persoon 2 en 3] kennelijk niet tevreden is over de vloer, zal [bedrijf 1] zijn verplichting alsnog na moeten komen.
In de hoofdzaak en in de vrijwaringszaak
3.11.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

In de hoofdzaak
4.1.
Vast staat dat [bedrijf 1] in opdracht van [bedrijf 2] in de woning van [persoon 2 en 3] een leefbetonvloer heeft gelegd op de begane grond en op de 1e verdieping. Ook staat vast dat [bedrijf 1] een PU gietvloer in de badkamer heeft gelegd. Het verweer van [bedrijf 2] dat hij geen betaling van [persoon 2 en 3] heeft ontvangen, zodat hij de facturen van [bedrijf 1] niet kan voldoen, zal worden gepasseerd. Aangezien [bedrijf 1] de werkzaamheden heeft uitgevoerd, heeft hij in beginsel recht op betaling van zijn facturen. Dat [persoon 2 en 3] [bedrijf 2] niet heeft betaald, betekent niet automatisch dat [bedrijf 2] niet aan zijn betalingsverplichting aan [bedrijf 1] hoeft te voldoen. Of [bedrijf 2] vervolgens terecht een beroep op opschorting van de betaling heeft gedaan in hun onderlinge verhoudingen, kan nog niet worden beslist. Dit is afhankelijk van de uitkomst van de procedure in vrijwaring.
4.2.
Gelet op het voorgaande zal de beslissing in de hoofdzaak worden aangehouden in afwachting van de uitkomst in de vrijwaringszaak
.
In de vrijwaringszaak in conventie en in reconventie
4.3.
[persoon 2 en 3] beroept zich op opschorting van zijn betalingsverplichting, vanwege tekortkomingen aan de zijde van [bedrijf 2] . [persoon 2 en 3] voert aan dat hij daarom – in afwachting van deugdelijke nakoming – de factuur van [bedrijf 2] (nog) niet hoeft te betalen. Ten eerste is er een leefbetonvloer gelegd in plaats van een gietvloer. Ten tweede vertoont de vloer diverse gebreken. Er zitten scheuren en gaatjes in de vloer. Ook is er in grote mate sprake van niveauverschillen, kleurverschillen en oneffenheden. [bedrijf 2] betwist dat de werkzaamheden niet goed zijn uitgevoerd.
Gietvloer of leefbetonvloer
4.4.
De kantonrechter zal eerst de vraag beantwoorden of [persoon 2 en 3] mocht verwachten dat er een PU gietvloer in plaats van een leefbetonvloer op de begane grond en de eerste verdieping van hun woning zou worden gelegd. Dit is niet het geval.
4.5.
Door [persoon 2 en 3] is aangevoerd dat hij kenbaar had gemaakt dat hij een gietvloer met een betonlook wilde, die duurzaam is en makkelijk (met water) schoon te maken. Met deze opdracht is [projectmanager] op pad gegaan richting [bedrijf 2] . Dat er vervolgens tussen [bedrijf 1] en [bedrijf 2] is geoffreerd voor een leefbetonvloer heeft zich volgens [persoon 2 en 3] aan hun zicht onttrokken. De leefbetonvloer voldoet niet aan de eisen die zij gesteld hebben, want zo’n leefbetonvloer is helemaal niet waterdicht en niet voldoende duurzaam. Als er iets op de vloer valt, ontstaan er snel oneffenheden in de vloer.
De kantonrechter stelt voorop dat [persoon 2 en 3] er voor hebben gekozen om bij de aanbesteding van de vloer te werken met een tussenpersoon, te weten [projectmanager] . In de communicatie tussen [projectmanager] en [bedrijf 2] is het gegaan over het aanbrengen van een gietvloer. Daarbij is geen kenbaar onderscheid gemaakt tussen een PU gietvloer of een gietvloer van leefbeton. Dat aan [bedrijf 2] de eisen omtrent duurzaamheid en waterdichtheid – zoals door [persoon 2 en 3] gesteld – zijn overgebracht door [projectmanager] blijkt nergens uit. Stel dat er sprake is geweest van miscommunicatie tussen [projectmanager] en Huibregts over wat voor soort vloer [persoon 2 en 3] wilden, dan is dat een omstandigheid die in beginsel voor rekening en risico van [persoon 2 en 3] dient te blijven. Een PU gietvloer en een leefbetonvloer zijn inderdaad twee totaal verschillende producten. Los van de eigenschappen waterdichtheid en duurzaamheid: een PU gietvloer is glad; daar zitten geen oneffenheden in. Een gietvloer van leefbeton heeft van zich zelf een bepaalde mate van reliëf. Vast staat dat [bedrijf 2] er voorafgaand aan het uitvoeren van de werkzaamheden voor heeft gezorgd dat [bedrijf 1] bij [persoon 2 en 3] stalen heeft laten zien voor het uitkiezen van de kleur van de gietvloer. De staal die [persoon 2 en 3] heeft uitgekozen was van een leefbetonvloer. Dat staat – getuige de overgelegde foto – namelijk met zoveel woorden op de achterkant van de staal. Dat het op basis van deze staal voor [persoon 2 en 3] totaal onduidelijk was, wat voor soort vloer er gelegd zou gaan worden, acht de kantonrechter dan ook niet aannemelijk. Ook op basis van zo’n staal moet inzichtelijk zijn geweest dat het niet ging om een PU gietvloer.
Verder geldt dat als ter zitting door [persoon 2 en 3] erkend, vast staat dat tijdens het laten zien van de kleurstalen er door [bedrijf 1] aan hen is gemeld dat de door hen gekozen staal voor de vloer die op de begane grond en op de eerste verdieping in de woning door hem werd aangebracht niet geschikt is voor de badkamer, omdat die vloer niet waterdicht is, zodat er niet op gedoucht kan worden. Er is op dat moment dan ook in overleg met [persoon 2 en 3] voor gekozen om een PU gietvloer in de badkamer aan te brengen, omdat die als eigenschap heeft dat die vloer tegen water bestand is
,hetgeen later ook zo is geoffreerd door [bedrijf 1] aan [bedrijf 2] . Om die reden zou de vloer in de badkamer later aangebracht worden dan de leefbetonvloer op de begane grond en de eerste verdieping, omdat het leggen van een PU gietvloer meer werk in beslag neemt. Nu [bedrijf 1] met [persoon 2 en 3] over het verschil tussen een gietvloer en een leefbetonvloer heeft gesproken en door [persoon 2 en 3] op dat moment niet aan de bel is getrokken dat zij in de gehele woning een PU gietvloer wilde, moet het ook om deze reden voor [persoon 2 en 3] duidelijk zijn geweest dat het niet overal in de woning om een PU gietvlier ging. Het standpunt dat [persoon 2 en 3] er pas later achter is gekomen dat hij – zoals hij zelf noemt – een compleet andere vloer heeft gekregen volgt de kantonrechter dan ook niet. Bovendien blijkt niet dat [persoon 2 en 3] eerder dan in deze procedure heeft geklaagd dat er een verkeerde vloer zou zijn gelegd.
De vordering die ziet op het vervangen van de vloer in een PU gietvloer zal dan ook worden afgewezen. Of de vloer hersteld dient te worden zal hierna worden beoordeeld.
Zijn de werkzaamheden ondeugdelijk uitgevoerd ?
4.6.
Bij zowel een beroep op opschorting als een vordering tot nakoming is vereist dat sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst, in dit geval aan de kant van [bedrijf 2] , op grond waarvan [persoon 2 en 3] gerechtigd is om zijn betalingsverplichting op te schorten en nakoming te vorderen. Voor de vraag of [bedrijf 2] tekort is geschoten in de nakoming van zijn verbintenis doordat de werkzaamheden ondeugdelijk zouden zijn uitgevoerd, rust de bewijslast op degene die zich op de tekortkoming beroept, in dit geval [persoon 2 en 3] 0
4.7.
Beoordeeld dient te worden of de vloer ondeugdelijk is. Aan zijn standpunt dat sprake is van ondeugdelijk uitgevoerde werkzaamheden heeft [persoon 2 en 3] een expertiserapport van [adviesbureau 1] ten grondslag gelegd.
In dat rapport wordt vermeld dat voor de beoordeling van de kwaliteit van de vloerafwerking de ISSO-richtlijn is aangehouden. Daarbij is een overzicht van de beoordelingsaspecten opgenomen, waarbij de afwerking kan worden gecategoriseerd in verschillende niveau’s (A tot en met D). De vloerafwerking is gecategoriseerd naar niveau ‘A’, zijnde ‘zeer hoge esthetische kwaliteit, behorende bij woningbouw en architecturale toepassing’.
[adviesbureau 1] vermeldt op bladzijde 4 van haar rapport onder meer dat de vloerafwerking bij [persoon 2 en 3] technische onvolkomenheden vertoont in de uitvoering, die bij een goede (gespecialiseerde) uitvoering niet mogen voorkomen en waarbij de eindkwaliteit van onvoldoende niveau is. Verwezen wordt naar de opmerkingen onder de foto’s van de vloer in het rapport. De opmerkingen bij de foto’s zien op: spaanslagen, hoogteverschil, overgangen, aansluitingen, textuurverschil, uitstekende delen en kleurverschil. Dit zijn beoordelingsaspecten onder de ISSO-richtlijn. In welk opzicht deze aspecten telkens (per foto, c.q. gedeelte van de vloer) niet voldoen aan de gestelde norm, wordt aan de hand van het rapport niet duidelijk. Zo geldt er voor vloeren met een klasse A kennelijk een maximaal hoogteverschil van 0,3 mm. Of de door [adviesbureau 1] geconstateerde en gefotografeerde hoogteverschillen in de vloer deze 0,3 mm overstijgen blijkt niet uit het rapport. Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor de constateringen ten aanzien van “spaanslagen.” Bij de normering conform de ISSO-richtlijn staat dat een vloer in de klasse A moet voldoen aan de norm “1”. Wat deze normering betekent wordt niet duidelijk in het rapport en evenmin in hoeverre de spaanslagen in de vloer van [persoon 2 en 3] dan niet aan die norm voldoen. Daarmee wordt de eindconclusie van [adviesbureau 1] lastig te duiden. Vervolgens concludeert [adviesbureau 1] dat plaatselijk herstel niet mogelijk is, gezien het grote aantal m2/vloervelden dat een onvoldoende niveau vertoont. Volgens [adviesbureau 1] moet een integraler plan voor vervanging dan wel overlaging uitgewerkt te worden. In een latere e-mail van 1 juni 2023 heeft [adviesbureau 1] dat oordeel als volgt toegelicht: “
Als de vloer goed vlak is aangebracht, dan kun je de vloer “opruwen” en opnieuw afwerken, hier zal dan weinig niveauverschil ontstaan, aangezien de afwerking slechts enkele millimeters dik is. MAAR: in de onderhavige situatie is de vloer niet vlak genoeg aangebracht, waardoor er eerst dient te worden geëgaliseerd, wat dus een verhoging van de vloer in zijn totaliteit zal geven. Vandaar ook mijn opmerking: indien mogelijk overlagen. Er dient dus een nadere opgave te worden gedaan door de/een uitvoerende partij welke overlaging óf integralere vervanging hier uitvoerbaar, haalbaar en wenselijk is voor de opdrachtgever”.
[bedrijf 2] heeft ter zitting aangevoerd dat hij bij het onderzoek van [adviesbureau 1] aanwezig is geweest en dat er inderdaad wel en aantal onvolkomenheden in de afwerking van de vloer lijken te zitten. Dat die van een zodanige aard en omvang zijn dat de gehele vloer moet worden overlaagd of vervangen wordt door [bedrijf 2] weersproken. Het zou volgens [bedrijf 2] mogelijk moeten zijn om de vloer op die plaatsen waar de vloer esthetisch niet aan de norm voldoet, te airbrushen. Dus opschuren en vervolgens opnieuw afwerken. Daarbij lijkt [bedrijf 2] zich ook op het standpunt dat [bedrijf 1] in deze heeft ingenomen te baseren.
[adviesbureau 1] geeft in de e-mail aan dat deze wijze van herstel hier niet kan, omdat de vloer niet vlak genoeg is aangebracht. Wat de betreffende hoogteverschillen in het vloeroppervlakte zijn, blijkt niet uit het rapport. Vervolgens geeft [adviesbureau 1] niet aan wat volgens haar nodig is om alsnog de vloer op deugdelijke wijze aan te brengen. Wat uitvoerbaar, haalbaar en wenselijk is moet nog nader worden onderzocht.
Gezien het voorgaande ziet de kantonrechter aanleiding om nader onderzoek te laten doen naar de aard en de omvang van de gestelde tekortkoming, nu deze nog niet zijn komen vast te staan. Zou vast komen te staan dat de vloer niet deugdelijk is, dan komt daarna de vraag op wat van [bedrijf 2] kan worden verlangd in het kader van de door [persoon 2 en 3] gevorderde nakoming. Ook daar is nader onderzoek voor nodig, zodat er een duidelijk advies komt van een ter zake deskundige over hoe vaststaande tekortkomingen aan de vloer moet worden opgelost. Kan dat door plaatselijk herstel, door overlaging (met of zonder voorafgaande egalisatie) of moet de vloer worden (gesloopt en daarna) vervangen.
Pas als hierover duidelijkheid komt, kan worden beoordeeld of [persoon 2 en 3] rechtsgeldig een beroep op opschorting toekomt en of in reconventie de vordering tot nakoming toewijsbaar is vanwege tekortkomingen aan de zijde van [bedrijf 2] . Om die reden is de kantonrechter voornemens een deskundigenbericht te gelasten.
4.8.
De kantonrechter is voorlopig van oordeel dat kan worden volstaan met de benoeming van één deskundige op het gebied van (giet)vloeren op basis van leefbeton en dat de volgende vragen moeten worden gesteld:
Voldoet de vloer op de begane grond en de 1e verdieping in de woning van [persoon 2 en 3] aan de esthetische en technische eisen die je mag verwachten van een leefbetonvloer, los gezien van de persoonlijke voorkeur van een klant?
Geeft u daarbij aan in hoeverre de leefbetonvloer zoals aangebracht bij [persoon 2 en 3] afwijkt van de in de branche geldende normen voor een dergelijke vloer in de ISSO-richtlijn of een ander relevant beoordelingskader?
Indien de leefbetonvloer gebreken vertoont, op welke wijze kunnen deze gebreken dan worden verholpen, zodat de vloer in zijn geheel voldoet aan de in de branche gelden normen?
Geeft u daarbij een duidelijk advies of dat kan middels plaatselijk herstel (bijv. airbrushen) of dat het nodig is om de vloer te overlagen (al dan niet met voorafgaande egalisering) of dat volledige vervangen nodig is en onderbouwt u dat advies;
Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de kantonrechter volgens u kennis moet nemen bij de verdere beoordeling?
4.9.
De kantonrechter is voornemens als deskundige te benoemen: de heer [deskundige] (senior) werkzaam bij [adviesbureau 2] te [plaats 3] .
4.10.
De kantonrechter ziet geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt in de wet dat het voorschot op de kosten van de deskundige(n) door de eisende partij in reconventie moet worden betaald. Dit voorschot moet daarom door [persoon 2 en 3] worden betaald. De deskundige heeft te kennen gegeven dat de kosten van het onderzoek door hem wordt begroot op € 3.630,00 inclusief BTW.
4.11.
In het eindvonnis zal de kantonrechter beslissen wie van partijen uiteindelijk de kosten van de deskundige moet betalen.
4.12.
De kantonrechter zal de zaak verwijzen naar na te melden rolzitting opdat partijen zich bij akte kunnen uitlaten over de persoon van de deskundige, de aan deze voor te leggen vragen en de omvang van het te storten voorschot. Partijen moeten de concept-akte uiterlijk een week vóór de roldatum naar elkaar toesturen, zodat zij in hun definitieve akte op de akte van de wederpartij kunnen reageren.
4.13.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De kantonrechter
In de hoofdzaak
5.1.
houdt iedere verdere beslissing aan.
In de vrijwaringszaak in conventie en in reconventie
5.2.
beveelt dat een onderzoek door een deskundige zal worden ingesteld en formuleert voorlopig de volgende vraagpunten:
Voldoet de vloer op de begane grond en de 1e verdieping in de woning van [persoon 2 en 3] aan de esthetische en technische eisen die je mag verwachten van een leefbetonvloer, los gezien van de persoonlijke voorkeur van een klant?
Geeft u daarbij aan in hoeverre de leefbetonvloer zoals aangebracht bij [persoon 2 en 3] afwijkt van de in de branche geldende normen voor een dergelijke vloer in de ISSO-richtlijn of een ander relevant beoordelingskader?
Indien de leefbetonvloer gebreken vertoont, op welke wijze kunnen deze gebreken dan worden verholpen, zodat de vloer in zijn geheel voldoet aan de in de branche gelden normen?
Geeft u daarbij een duidelijk advies of dat kan middels plaatselijk herstel (bijv. airbrushen) of dat het nodig is om de vloer te overlagen (al dan niet met voorafgaande egalisering) of dat volledige vervangen nodig is en onderbouwt u dat advies;
Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de kantonrechter volgens u kennis moet nemen bij de verdere beoordeling?
5.3.
stelt voor om tot deskundige te benoemen:
de heer [deskundige] (senior) werkzaam bij [adviesbureau 2] te [plaats 3] ;
5.4.
deelt mee dat het voorschot voor de deskundige, dat door [persoon 2 en 3] dient te worden voldaan, wordt begroot op € 3.630,00, inclusief BTW;
5.5.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 22 november 2023om beide partijen in de gelegenheid te stellen een akte in te dienen waarin zij zich uitlaten over het aangekondigde deskundigenbericht,
5.6.
bepaalt dat partijen elkaar uiterlijk een week vóór de genoemde roldatum de concept-akte moeten toesturen, zodat zij ieder in hun eigen akte nog kunnen reageren op de standpunten van de wederpartij,
5.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Dijkman en in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2023.