ECLI:NL:RBZWB:2023:7484

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 oktober 2023
Publicatiedatum
30 oktober 2023
Zaaknummer
23-012710
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoekschrift schadevergoeding ex artikel 530 Sv

Op 30 oktober 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot schadevergoeding op basis van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering. Het verzoekschrift was ingediend door een verzoeker, geboren in 1995, die woonachtig is in Breda en vertegenwoordigd werd door mr. L.V. Romme. Het verzoek was ingediend op 6 april 2023 en betrof een schadevergoeding van € 553,10 voor kosten van rechtsbijstand, alsook een forfaitaire vergoeding voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek tot teruggave van een in beslag genomen voertuig door de verzoeker niet succesvol was, aangezien het voertuig op 5 januari 2023 was teruggegeven aan de moeder van de verzoeker naar aanleiding van een klaagschrift dat door haar was ingediend.

Tijdens de zitting op 16 oktober 2023 was de verzoeker niet aanwezig, maar zijn advocaat, mr. L.V. Romme, heeft het verzoek toegelicht. De officier van justitie, mr. G. Smid, heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevraagde vergoeding niet onder de reikwijdte van artikel 530 Sv valt, omdat de teruggave van het voertuig niet het gevolg was van het verzoek van de verzoeker, maar van het klaagschrift van zijn moeder. De rechtbank heeft in haar beoordeling geconcludeerd dat het verzoek tot schadevergoeding niet kan worden toegewezen, omdat de verzoeker niet in aanmerking komt voor vergoeding van de kosten van rechtsbijstand, aangezien het voertuig niet aan hem is teruggegeven. De rechtbank heeft het verzoek tot schadevergoeding dan ook afgewezen.

De beslissing is genomen door mr. R.J.H. de Brouwer, rechter, in aanwezigheid van mr. D. van Spelde, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op dezelfde dag. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door de verzoeker hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 96-252588-22
rk-nummer: 23-012710
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 6 april 2023, in de zaak:
[verzoeker]
geboren op [geboortedag] 1995 te [geboorteplaats] ([land])
wonende te [woonadres]
woonplaats kiezende ten kantore van mr. L.V. Romme, Duivelsbruglaan 22, 4835 JE Breda.
Verzoeker is [verzoeker] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 553,10, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de kennisgeving eigenaar van 5 januari 2023, waarbij is besloten tot teruggave van een voertuig aan [naam];
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 16 oktober 2023 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie, mr. G. Smid, en mr. L.V. Romme als gemachtigd advocaat van verzoeker gehoord. Verzoeker is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Namens verzoeker is aangevoerd dat de officier van justitie op 5 januari 2023 is overgegaan tot teruggave van een voertuig naar aanleiding van een door zijn moeder, [naam], ingediend klaagschrift. Verzoeker voert aan kosten te hebben gemaakt voor rechtsbijstand. Voorafgaand aan de genoemde klaagschriftprocedure van zijn moeder is er namelijk namens hem een verzoek tot teruggave ingediend. Verzocht wordt hem hiervoor een vergoeding toe te kennen van € 553,10, te vermeerderen met de forfaitaire vergoeding voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift.
In raadkamer heeft de advocaat aangevoerd dat het verzoek tot teruggave namens verzoeker is ingediend, omdat hij ten tijde van de inbeslagname de bestuurder van het voertuig was. Na afwijzing van het verzoek tot teruggave is namens [naam] een klaagschrift ingediend en is het voertuig teruggegeven aan haar als rechthebbende. De advocaat voert aan dat zowel het verzoek tot teruggave als het klaagschrift hebben bijgedragen aan de beslissing tot teruggave van het voertuig door het Openbaar Ministerie.
De officier van justitie heeft zich schriftelijk op het standpunt gesteld dat de gevraagde vergoeding wegens kosten voor rechtsbijstand moet worden afgewezen. Daartoe voert de officier van justitie aan dat de gevraagde vergoeding niet onder de reikwijdte van artikel 530 Sv valt. Bovendien is het voertuig niet teruggegeven naar aanleiding van het verzoek tot teruggave van verzoeker, maar naar aanleiding van een klaagschrift ingediend door [naam], de moeder van verzoeker. In raadkamer heeft de officier van justitie gezegd dat hij begrijpt dat alle kosten zien op het terugkrijgen van de auto.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
In het kader van artikel 552a Sv dient onder het eindigen van de zaak te worden verstaan het onherroepelijk worden van de beslissing op het ingediende klaagschrift tot de teruggave van de in beslag genomen voorwerpen. Op grond van lid 2 gaat het om zaken die eindigen met een gegrondverklaring. Blijkens het arrest van de Hoge Raad van 16 juni 2020 (ECLI:NL:HR:2020:1056) kan het intrekken van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv naar aanleiding van een beslissing tot teruggave gelijk worden gesteld met de situatie waarin het beklag gegrond is verklaard. Indien een dergelijke situatie aan de orde is, dan kan een betrokkene binnen drie maanden na de beslissing tot teruggave een verzoek indienen tot vergoeding van de kosten van zijn raadsman als bedoeld in artikel 530 Sv. De rechtbank stelt vast dat het Openbaar Ministerie op 5 januari 2023 heeft besloten tot teruggave van het inbeslaggenomen voertuig aan [naam], de moeder van verzoeker. De zaak is daarmee geëindigd.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu door het Openbaar Ministerie in hetzelfde arrondissement is beslist tot teruggave van het voertuig.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat – kort gezegd – de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
De rechtbank stelt vast dat verzoeker op 6 oktober 2022 een verzoek tot teruggave van een inbeslaggenomen voertuig heeft ingediend bij het openbaar ministerie. Het openbaar ministerie heeft dit verzoek op 13 oktober 2022 afgewezen. Vervolgens heeft in december 2022 de moeder van verzoeker een klaagschrift ingediend. Het openbaar ministerie heeft naar aanleiding van dat klaagschrift op 5 januari 2023 besloten tot teruggave van het voertuig aan de moeder van verzoeker. Het door haar ingediende klaagschrift is vervolgens ingetrokken.
Het voertuig is dus niet aan verzoeker teruggegeven. Daarom is de rechtbank van oordeel dat het verzoek tot teruggave van verzoeker een andere situatie betreft dan de situatie bedoeld in het hiervoor geschetste kader van de Hoge Raad. Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand van € 553,10 valt dan ook niet onder de reikwijdte van artikel 530 Sv valt. De rechtbank zal het verzoek afwijzen. Nu het verzoek tot toekennen van een vergoeding wordt afgewezen, zal de rechtbank ook het verzoek afwijzen tot het toekennen van een forfaitaire vergoeding voor het indienen van het verzoekschrift en de behandeling in raadkamer.

3.De beslissing

De rechtbank wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding af.
Deze beslissing is op 30 oktober 2023 gegeven door mr. R.J.H. de Brouwer, rechter, in tegenwoordigheid van mr. D. van Spelde, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 oktober 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).