ECLI:NL:RBZWB:2023:7487

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 oktober 2023
Publicatiedatum
30 oktober 2023
Zaaknummer
C/02/414575 / FA RK 23/4657
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Jansen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in het kader van de Wet zorg en dwang

Op 24 oktober 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt, geboren in 1940. Het verzoek is ingediend naar aanleiding van zorgen over de zorgsituatie van de cliënt, die lijdt aan (alzheimer)dementie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt niet in staat is om voor zichzelf te zorgen, wat leidt tot ernstig nadeel, waaronder lichamelijke schade en verwaarlozing. Tijdens de mondelinge behandeling op dezelfde dag waren verschillende betrokkenen aanwezig, waaronder de cliënt, haar advocaat, een casemanager en een wijkverpleegkundige. De cliënt heeft aangegeven dat het goed met haar gaat en dat zij geen zorg nodig heeft, maar de rechtbank heeft op basis van de overgelegde stukken en de verklaringen van de aanwezigen geconcludeerd dat de situatie ernstig is. De rechtbank heeft geoordeeld dat opname in een psychogeriatrische zorginstelling noodzakelijk is om het ernstig nadeel te voorkomen. De machtiging is verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 24 april 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/414575 / FA RK 23/4657
Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf
Beschikking van 24 oktober 2023van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging voor de duur van zes maanden als bedoeld in
artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[cliënt01],
geboren op [geboortedatum01] 1940 te [plaats01] ,
wonende te [adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
hierna te noemen: cliënt,
advocaat: mr. E.J.L. Mulderink te Breda.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift van 5 oktober 2023, ingekomen ter griffie op 5 oktober 2023.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de aanvraag van 27 september 2023;
- de medische verklaring van 12 september 2023;
- het machtigingsformulier CIZ van 29 augustus 2023;
- de machtiging vanuit het CIZ van 5 juli 2023;
- het indicatiebesluit van 10 mei 2022.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 24 oktober 2023, op het hierboven genoemde woonadres van cliënt.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- cliënt, bijgestaan door haar advocaat;
- mevrouw [naam01] , casemanager;
- mevrouw [naam02] , wijkverpleegkundige;
- mevrouw [naam03] , dochter van cliënt.

2.Het verzoek

2.1
Het CIZ verzoekt de rechtbank een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf voor cliënt te verlenen voor de duur van zes maanden.

3.Standpunten

3.1
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft cliënt aangegeven dat het goed met haar gaat. Zij ontvangt op dit moment geen zorg in de thuissituatie. Dat is volgens cliënt ook niet nodig. Cliënt bevestigt dat zij zelf haar boodschappen doet en kan koken. Het is verder onjuist dat zij niet goed eet en haar medicatie niet (tijdig) inneemt. Desgevraagd geeft cliënt aan dat zij de hulpverleners die bij haar langskomen, binnenlaat. Tot slot benadrukt cliënt dat zij niet in een verpleeginstelling wil worden opgenomen.
3.2
De advocaat heeft namens cliënt afwijzing van het verzoek bepleit. Cliënt erkent de diagnose van de ziekte van Alzheimer niet. Daarnaast is het ernstig nadeel nog niet zodanig aanwezig dat een gedwongen opname op dit moment echt noodzakelijk is voor cliënt. Zo lukt het cliënt nog om thuis zelfstandig te eten en te drinken en kan zij haar boodschappen nog doen. Verder wil cliënt thuis geen zorg accepteren en wil zij niet naar een verpleeginstelling verhuizen.
3.3
De casemanager heeft aangegeven dat er meerdere signalen zijn dat het niet meer goed gaat met cliënt in de thuissituatie. Cliënt ziet er regelmatig onverzorgd uit. Haar haren zijn soms erg vettig en ook is er regelmatig een bruine verkleuring in haar hals te zien. Ook wordt gezien dat cliënt haar kleren zonder deze te wassen in de kast legt en dan later weer aandoet. Verder neemt cliënt haar medicatie, inclusief bloedverdunners, vaak niet in, wat zorgelijk is. Daarnaast is op de bankafschrijvingen te zien dat cliënt niet veel boodschappen doet en is het eten dat cliënt in huis heeft regelmatig bedorven. Dit bedorven eten, eet cliënt soms ook op. De casemanager benoemt dat cliënt de afgelopen tijd is afgevallen. Tot slot heeft cliënt last van vocht in haar benen. Daar wil zij geen hulp voor ontvangen. De casemanager legt uit dat er is geprobeerd om in de thuissituatie zorg in te zetten, hetgeen niet is gelukt. Cliënt weigert de wijkverpleging binnen te laten. Daarnaast wil cliënt niet naar de dagbesteding. Ook heeft cliënt de huishoudelijke hulp, nadat zij deze in eerste instantie met veel moeite had geaccepteerd, met verbale agressie naar buiten gestuurd. De casemanager benadrukt dat de benodigde zorg niet in de thuissituatie kan worden ingezet.
3.4
In aanvulling op de casemanager heeft de wijkverpleegkundige aangegeven dat er weinig zicht op de situatie van cliënt is, omdat cliënt de hulpverlening maar zelden binnenlaat. Het is daardoor onduidelijk of cliënt nog goed eet. Wel is gezien dat cliënt haar medicatie de afgelopen tijd niet (goed) inneemt, vaak dezelfde, vervuilde, kleren aan heeft en is afgevallen. Ook moeten de maaltijden die de kinderen van cliënt voor haar meenemen, regelmatig worden weggegooid. Daarnaast doet cliënt niet veel boodschappen.
3.5
De dochter van cliënt heeft benoemd dat er bij cliënt veel dingen misgaan in de thuissituatie. Het lukt cliënt niet meer om naar de afspraken voor de tandarts en de kapper te gaan en zij raakt buiten af en toe de weg kwijt doordat zij de omgeving niet meer goed herkent. Daardoor is het lastig geworden om boodschappen te doen. Cliënt vindt het ook lastig om haar maaltijden in de magnetron op te warmen. Volgens de dochter weet cliënt soms niet meer wat het eten dat zij in huis heeft precies is en wat zij daarmee moet doen. Ook eet cliënt wel eens bedorven voedsel.

4.Beoordeling

4.1
Uit de overgelegde stukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling is genoegzaam gebleken dat cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten (alzheimer)dementie. Deze diagnose is in 2022 bij cliënt gesteld.
4.2
Deze psychogeriatrische aandoening leidt tot ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel bestaat uit ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade, ernstige verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. Daarbij overweegt de rechtbank dat betrokkene onder invloed van de dementie niet meer in staat is om voor zichzelf te zorgen. Zo eet betrokkene niet goed en eet zij soms bedorven voedsel, waardoor zij de laatste tijd is afgevallen. Ook bestaat er een gevaar voor lichamelijke schade doordat betrokkene essentiële medicatie niet juist of niet tijdig inneemt. Daarnaast loopt cliënt geregeld onverzorgd en in vervuilde kleding rond. Verder begrijpt de rechtbank dat er weinig zicht is op de thuissituatie van cliënt, omdat zij de hulpverlening voortdurend weigert en daarbij verbaal en fysiek agressief kan worden. Tot slot dreigt het steunsysteem van cliënt overbelast te raken.
4.3
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Cliënt is gelet op haar toestandsbeeld blijvend aangewezen op 24-uurszorg, toezicht en begeleiding in de nabijheid in een veilige en gestructureerde woonomgeving. Dit kan haar in een psychogeriatrische zorginstelling worden geboden. Bovendien wordt het steunsysteem van cliënt met een opname van cliënt ontlast.
4.4
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. De rechtbank stelt vast dat het ernstig nadeel in de thuissituatie niet (meer) middels de ondersteuning van thuiszorg, een huishoudelijke hulp en de intensieve inzet van het steunsysteem van cliënt kan worden afgewend. Cliënt heeft voortdurend zorg nodig en dit kan haar in de thuissituatie niet geboden worden, omdat zij zich hier constant en fors tegen verzet. Ook is het de rechtbank gebleken dat cliënt een dagbesteding en huishoudelijke hulp weigert. Daarnaast is het steunsysteem van cliënt overbelast geraakt.
4.5
Gebleken is dat cliënt zich verzet tegen de opname en het verblijf. Cliënt heeft duidelijk en meermaals aangegeven dat zij niet naar een verpleeginstelling wil verhuizen.
4.6
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd. De machtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden, met ingang van heden en tot en met 24 april 2024.

5.Beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot opname en verblijf ten aanzien van:
[cliënt01], geboren op [geboortedatum01] 1940 te [plaats01] ;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk
24 april 2024;
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Jansen, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 24 oktober 2023 in tegenwoordigheid van mr. De Haas als griffier, en op 27 oktober 2023 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.

Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.