ECLI:NL:RBZWB:2023:7494

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 oktober 2023
Publicatiedatum
30 oktober 2023
Zaaknummer
C/02/413957 / JE RK 23-1649
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Oomes
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor medische behandeling van een minderjarige in het kader van observatie en diagnostiek

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 oktober 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om vervangende toestemming voor de medische behandeling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De aanvraag is ingediend door de Gecertificeerde Instelling (GI), Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam. De ouders van [minderjarige] zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de vader heeft zijn toestemming voor de behandeling geweigerd. De kinderrechter heeft de Raad voor de Kinderbescherming betrokken bij de procedure om advies te geven over het verzoek.

De procedure begon met een verzoekschrift dat op 13 september 2023 bij de rechtbank is ingediend. De mondelinge behandeling vond plaats op 12 oktober 2023, waarbij de ouders niet verschenen, ondanks correcte oproeping. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige] ernstige gedragsproblemen vertoont, die zich onder andere uiten in fysieke agressie. De GI heeft verzocht om vervangende toestemming voor observatie en diagnostiek bij [zorgaanbieder], om te onderzoeken of er sprake is van kind eigen problematiek en welke behandeling mogelijk is.

De kinderrechter heeft overwogen dat, gezien de weigering van de vader om toestemming te geven, het noodzakelijk is om vervangende toestemming te verlenen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de observatie en diagnostiek noodzakelijk zijn om ernstig gevaar voor de gezondheid van [minderjarige] af te wenden. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de behandeling kan beginnen, ongeacht een eventueel hoger beroep. De beschikking is gegeven door mr. Oomes, kinderrechter, en is openbaar uitgesproken op 30 oktober 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/413957 / JE RK 23-1649
Datum uitspraak: 30 oktober 2023
Beschikking van de kinderrechter over vervangende toestemming medische behandeling
in de zaak van
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING EN JEUGDRECLASSERING, gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: de GI (Gecertificeerde Instelling),
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2016 in [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats 2] .
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend: de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 13 september 2023;
  • de brief van de GI van 20 oktober 2023 met bijlage.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 12 oktober 2023. Daarbij waren aanwezig:
- een vertegenwoordiger van de GI;
- een vertegenwoordiger van de Raad.
De moeder en de vader zijn, hoewel correct opgeroepen, niet verschenen.
2.
De feiten
2.1
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2
Bij beschikking van 22 december 2021 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI.
De ondertoezichtstelling is nadien steeds verlengd, laatstelijk tot 22 december 2023.
2.3
Bij beschikking van 20 januari 2023 is een machtiging verleend om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg (bij de grootouders). Deze machtiging loopt momenteel tot 22 december 2023.

3.Hetverzoek

De GI verzoekt vervangende toestemming te verlenen voor de medische behandeling van [minderjarige] , betreffende observatie en diagnostiek bij [zorgaanbieder] . De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De beoordeling

4.1
Uit het verzoek en de mondelinge behandeling blijkt dat [minderjarige] veel gedragsproblemen laat zien, met name op school. Hij wordt ook fysiek waardoor er veel problemen zijn met de schoolgang. [minderjarige] komt niet aan leren toe. Hij loopt weg en wil niet in de klas zitten. Hij krijgt 1 op 1 begeleiding, maar dat volstaat niet. De omgang van de moeder met [minderjarige] is op woensdagmiddag in het pleeggezin, omdat [minderjarige] op de omgang bij de moeder thuis niet goed reageerde. Hij slaat, schopt, bijt en scheldt na omgangsmomenten en doet dit ook op school. De vader is mijdend en onttrekt zich volgens de GI aan de verantwoordelijkheid die hij zou moeten nemen als vader. Zo zegt de vader afspraken af of is niet bereikbaar voor de jeugdzorgwerker. Met regelmaat heeft de vader geen vaste woon- of verblijfplaats. De afspraken voor begeleide omgang komt de vader goed na. De communicatie tussen de ouders verloopt wisselend.
4.2.
In overleg met oma en de moeder heeft de jeugdzorgwerker [minderjarige] via [jeugdhulp] aangemeld voor observatie en diagnostiek bij [zorgaanbieder] . De verzochte observatie en diagnostiek is poliklinisch en bedoeld om te onderzoeken of er bij [minderjarige] (ook) sprake is van kind eigen problematiek en of [minderjarige] gebaat zou zijn bij een vorm van behandeling om zijn gedrag te kunnen reguleren. Het onderzoek is van belang om handvatten te kunnen geven aan pleegouders en school, hoe zij met het gedrag van [minderjarige] om kunnen gaan, en om een uitspraak te kunnen doen over een behandeltraject. De moeder is het eens met het onderzoek. De vader weigert, ondanks meerdere pogingen van de GI, om zijn toestemming te verlenen. De vader kan niet aangeven waarom hij niet wil dat [minderjarige] onderzocht wordt, anders dan dat hij geen vertrouwen heeft in [zorgaanbieder] .
4.3.
De kinderrechter kan op grond van artikel 1:265h van het Burgerlijk Wetboek
(BW) vervangende toestemming verlenen voor de medische behandeling van een minderjarige jonger dan twaalf jaar, indien behandeling noodzakelijk is om ernstig gevaar voor de gezondheid van de minderjarige af te wenden en de ouder die het gezag uitoefent zijn toestemming daarvoor weigert.
4.4.
De kinderrechter overweegt dat [minderjarige] jonger is dan twaalf jaar en dat de vader, die mede het gezag uitoefent, zijn toestemming geweigerd heeft. Verder is de kinderrechter, met de GI en de Raad, van oordeel dat de observatie en diagnostiek voor [minderjarige] noodzakelijk is ter afwending van gevaar voor de gezondheid van [minderjarige] . Gebleken is dat [minderjarige] ernstige gedragsproblemen laat zien, die zich mede uiten in fysieke agressie. Zowel voor de schoolgang van [minderjarige] als voor hem bij pleegouders thuis en in de omgang met zijn ouders wordt noodzakelijk geacht dat onderzoek gedaan kan worden naar de oorzaak van zijn problematiek en of/welke behandeling van [minderjarige] aangewezen is. Tot zover is aan de wettelijke vereisten voor de toepasselijkheid van voormeld artikel voldaan.
4.4.
De vraag die dan voorligt is of sprake is van een medische behandeling in het kader van de WGBO (Wet Geneeskundige Behandelingsovereenkomst). Wanneer een minderjarige medisch moet worden onderzocht, een medische behandeling behoeft of moet worden opgenomen in een ziekenhuis, is in beginsel de WGBO van toepassing (artikelen 7:446 en verder BW). In artikel 7:446 lid 2 BW is opgenomen wat wordt verstaan onder een medische behandeling.
4.5.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de GI desgevraagd toegelicht dat zij er vanuit gaat dat het een medische behandeling betreft en dat in een geval als dit altijd vervangende toestemming wordt verzocht, maar hiervan geen onderbouwing paraat heeft. De kinderrechter heeft de GI daarop in de gelegenheid gesteld om de stelling dat het gaat om een medische behandeling in het kader van de WGBO met stukken te onderbouwen.
4.6.
Bij voormelde brief van de GI is een verklaring gevoegd van mevrouw drs. [psycholoog] , als orthopedagoog/GZ-psycholoog verbonden aan [zorgaanbieder] . Zij verklaart dat het psychiatrisch onderzoek (en eventuele behandeling) van [minderjarige] , ook binnen de poli, valt onder het begrip medische behandeling als bedoeld in de WGBO. De kinderrechter is van oordeel dat hiermee genoegzaam is aangetoond dat het psychiatrisch onderzoek als onderdeel van de observatie en diagnostiek van [minderjarige] een medisch onderzoek betreft dat onder de reikwijdte van voornoemde artikelen valt.
4.7.
Het voorgaande brengt mee dat de kinderrechter – ter vervanging van de toestemming van de vader – toestemming verleent aan de GI voor de medische behandeling van [minderjarige] , inhoudende een psychiatrisch onderzoek als onderdeel van de observatie en diagnostiek bij [zorgaanbieder] . De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van de minderjarige noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.

5.Debeslissing

De kinderrechter:
5.1.
verleent ter vervanging van de toestemming van de vader toestemming aan de GI
voor een medische behandeling van [minderjarige] , inhoudende een psychiatrisch onderzoek als onderdeel van de observatie en diagnostiek bij [zorgaanbieder] ;
5.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Oomes, kinderrechter, in tegenwoordigheid van Van Dongen als griffier en in het openbaar uitgesproken op 30 oktober 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.