In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 oktober 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarige [minderjarige01]. De ondertoezichtstelling was oorspronkelijk ingesteld bij beschikking van 19 oktober 2020 en is sindsdien meerdere keren verlengd. De laatste verlenging was van 5 augustus 2023 tot 22 oktober 2023. De gecertificeerde instelling (GI), Stichting Jeugdbescherming Brabant, heeft verzocht om een verlenging van de ondertoezichtstelling voor een jaar, omdat er nog steeds een conflict is tussen de ouders over de schoolkeuze voor [minderjarige01]. De vader van [minderjarige01] heeft aangegeven dat hij het eens is met een verlenging, maar deze wil beperken tot drie maanden. De moeder steunt het verzoek van de GI en benadrukt de noodzaak van passend onderwijs voor [minderjarige01].
De kinderrechter heeft na de mondelinge behandeling geoordeeld dat de wettelijke criteria voor verlenging van de ondertoezichtstelling zijn vervuld. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van zes maanden, tot 22 april 2024, en het verzoek van de GI voor de overige duur aan te houden. De kinderrechter heeft de ouders aangespoord om hun belangen ondergeschikt te maken aan die van [minderjarige01] en om samen te werken aan een oplossing voor de schoolkeuze. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de maatregel direct kan ingaan, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft een pro forma zitting gepland op 21 maart 2024 om het resterende deel van het verzoek te behandelen.