ECLI:NL:RBZWB:2023:7521

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 oktober 2023
Publicatiedatum
31 oktober 2023
Zaaknummer
C/02/414840 / FA RK 23/4789
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Jansen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in het kader van de Wet zorg en dwang

Op 24 oktober 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt, geboren in 1980, die lijdt aan de ziekte van Huntington. Het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) had verzocht om een machtiging voor de duur van zes maanden, omdat de cliënt niet in staat is om voor zichzelf te zorgen en er een gevaar voor zichzelf en zijn omgeving bestaat. Tijdens de mondelinge behandeling op dezelfde dag waren de cliënt, zijn advocaat, een casemanager, een verpleegkundige en een vriend aanwezig. De cliënt heeft aangegeven dat hij niet langer in de verpleeginstelling wil verblijven en liever naar huis wil, ondanks de zorgen van de casemanager over zijn welzijn en de risico's die aan een thuissituatie verbonden zijn. De casemanager en verpleegkundige hebben echter benadrukt dat de cliënt onder invloed van zijn ziekte niet in staat is om zelfstandig te functioneren en dat er ernstige risico's zijn verbonden aan een terugkeer naar huis, zoals verwaarlozing en brandgevaar. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de opname noodzakelijk is om ernstig nadeel te voorkomen en heeft de machtiging verleend voor zes maanden, tot en met 24 april 2024. De beschikking is mondeling gegeven door mr. Jansen en schriftelijk uitgewerkt op 30 oktober 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/414840 / FA RK 23/4789
Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf
Beschikking van 24 oktober 2023van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging voor de duur van zes maanden als bedoeld in
artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[cliënt01],
geboren op [geboortedatum01] 1980 te [geboorteplaats01] ,
wonende te [adres01] , [postcode01] [woonplaats01] ,
thans verblijvende in de [accommodatie01] , [adres02] , [postcode02] te [plaats01] ,
hierna te noemen: cliënt,
advocaat: mr. J.G. Colombijn-Broersma te Gorinchem.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift van 4 oktober 2023, ingekomen ter griffie op 13 oktober 2023.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de aanvraag van 21 september 2023;
- het document ‘Zorgafspraken en evaluaties’ van 11 augustus 2023;
- de medische verklaring van 10 augustus 2023;
- het indicatiebesluit van 17 mei 2023;
- de machtiging vanuit het CIZ van 5 juli 2022;
- het levenstestament van 23 december 2020.
Daarnaast blijkt het procesverloop uit de volgende stukken:
- de verwijsbeschikking van de rechtbank Rotterdam van 13 oktober 2023;
- de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 10 mei 2023.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 24 oktober 2023, in de hierboven genoemde accommodatie.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- cliënt, bijgestaan door zijn advocaat;
- mevrouw [naam01] , casemanager;
- mevrouw [naam02] , (contact)-verpleegkundige
- de heer [naam03] , vriend en gevolmachtigde van cliënt.

2.Het verzoek

2.1
Het CIZ verzoekt de rechtbank een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf voor cliënt te verlenen voor de duur van zes maanden.

3.Standpunten

3.1
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft cliënt aangegeven dat hij niet langer in de verpleeginstelling wil verblijven. Cliënt wil heel graag weer naar huis. Hij vindt het lastig en vermoeiend om met zoveel mensen samen te wonen, zeker nu zijn medebewoners belast zijn met een veel slechter toestandsbeeld dan hijzelf. Volgens cliënt kan hij bijna geen gesprek met hen voeren. Hij heeft bovendien geen interesse om mee te doen aan de activiteiten die op de afdeling worden georganiseerd. Ook wil cliënt graag wat meer privacy. Cliënt benadrukt dat hij zich thuis gelukkiger voelde.
3.2
De advocaat van cliënt heeft namens cliënt afwijzing van het verzoek bepleit. Cliënt wil niet langer in de verpleeginstelling opgenomen blijven. Hij wil graag terug naar huis, waar hij wat meer te doen heeft, meer privacy heeft en gelukkiger is dan in de verpleeginstelling. Het eventuele ernstig nadeel dat in de thuissituatie zou kunnen optreden, neemt cliënt dan voor lief.
3.3
De casemanager heeft aangegeven dat het beter met cliënt gaat sinds hij in de verpleeginstelling verblijft. Cliënt gebruikt minder alcohol, slaapt beter en komt nu op tijd uit bed. Ook is de kans op brandgevaar vanwege de opname van cliënt afgewend, aangezien cliënt nu naar buiten moet gaan om te roken. De casemanager legt uit dat het rookgedrag van cliënt in de thuissituatie grote risico’s met zich mee bracht. Zo zaten er gaten in zijn bank van de sigaretten. Verder zijn er nu minder zorgen over het eetpatroon van cliënt. Thuis at hij zelden of vooral ongezonde voeding. Nu wordt hij voortdurend van goede maaltijden voorzien. Daarnaast wordt cliënt in de verpleeginstelling begeleid bij zijn medicatie-inname. De casemanager benadrukt dat cliënt thuis naar alle waarschijnlijkheid snel weer zal terugvallen in zijn oude patronen. Daarbij geeft de casemanager aan dat cliënt niet over ziekte-inzicht beschikt en therapieontrouw is, waardoor wordt gevreesd dat cliënt zijn medicatie thuis niet zal innemen. De casemanager benadrukt voorts dat de voor cliënt noodzakelijk geachte zorg niet in de thuissituatie kan worden verleend. In de thuissituatie had cliënt voorheen enkel een huishoudelijke hulp en ook met de inzet van thuiszorg kan niet in de benodigde zorg worden voorzien, omdat thuiszorg niet over de juiste expertise beschikt. Tot slot brengt de casemanager naar voren dat de huidige afdeling van cliënt wellicht minder bij hem past. Er wordt gekeken naar een kleinere en rustigere afdeling binnen de verpleeginstelling. Daar is de problematiek van en confrontatie door de medebewoners minder heftig en zal cliënt wat meer privacy hebben.
3.4
In aanvulling op de casemanager heeft de verpleegkundige aangegeven dat cliënt onder invloed van zijn ziektebeeld last heeft van wanen en psychiatrische problematiek. Daar behoeft cliënt medicatie voor. Hoewel cliënt deze medicatie vanwege de vertrouwensband met het zorgpersoneel nu vrijwillig inneemt, moet hij daarbij wel begeleid en geobserveerd worden. Het zorgpersoneel is nu altijd in de buurt van cliënt als er iets aan de hand is. Verder wordt cliënt tijdens de opname regelmaat geboden. Zo komt hij nu op tijd uit bed. Daarbij merkt de verpleegkundige op dat cliënt geen behoefte heeft om deel te nemen aan de activiteiten die op de afdeling worden georganiseerd. Dat vindt hij snel te druk en te confronterend. Cliënt heeft overdag echter voldoende te doen door op en neer te lopen naar buiten om te roken en naar de supermarkt te gaan. De verpleegkundige betwijfelt verder of het ernstig nadeel thuis met de inzet van thuiszorg voldoende kan worden afgewend. Tot slot merkt de verpleegkundige op dat er wordt gekeken om cliënt naar een andere, waarschijnlijk beter passende afdeling over te plaatsen. Daar is op dit moment nog geen plek.
3.5
De vriend en gevolmachtigde van cliënt heeft aangegeven dat de buren van cliënt zich zorgen maken en angstig zijn voor een eventuele terugkomst van cliënt naar huis in verband met het brandgevaar waar dan weer sprake van zal zijn.

4.Beoordeling

4.1
Uit de overgelegde stukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat cliënt lijdt aan een aandoening die is gelijkgesteld met een psychogeriatrische aandoening dan wel een verstandelijke handicap, te weten de ziekte van Huntington. Dit is door of namens cliënt niet betwist.
4.2
Deze aandoening leidt tot ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel bestaat uit ernstig lichamelijk letsel, ernstige verwaarlozing, maatschappelijke teloorgang en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. Daarbij overweegt de rechtbank dat cliënt onder invloed van de ziekte van Huntington niet meer goed in staat is om voor zichzelf te zorgen en kampt met psychische problematiek, een alcoholverslaving en geheugenproblemen. Als gevolg daarvan vormt cliënt in de thuissituatie zonder de juiste hulp en begeleiding een gevaar voor zichzelf en zijn omgeving. De rechtbank begrijpt dat cliënt in de thuissituatie grote hoeveelheden alcohol dronk en slecht at. Ook was er sprake van brandgevaar vanwege zijn onveilige rookgedrag. Daarnaast was er sprake van een verstoord dag- en nachtritme, valgevaar en een slechte persoonlijke hygiëne. De rechtbank is van oordeel dat het, gelet op het progressieve ziektebeeld van cliënt, voorzienbaar is dat het hierboven beschreven ernstig nadeel zich op korte termijn weer zal voordoen ingeval cliënt weer thuis zal verblijven.
4.3
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Cliënt is vanwege zijn bovengenoemde aandoening blijvend aangewezen op 24-uurszorg, toezicht en begeleiding in de nabijheid in een veilige en gestructureerde woonomgeving. Dit kan hem in een psychogeriatrische zorginstelling worden geboden. Een opname van cliënt is tevens passend aangezien cliënt ten tijde van de opname minder slaapproblemen ervaart, minder alcohol nuttigt, beter eet, zijn medicatie inneemt en de kans op brandgevaar sindsdien is afgenomen.
4.4
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. De inzet van ambulante hulpverlening is zoals blijkt uit het verleden onvoldoende toereikend geweest om het ernstig nadeel in de thuissituatie weg te nemen, aangezien cliënt de hulpverlening thuis weigerde. Ook wordt verwacht dat cliënt thuis de noodzakelijk geachte medicatie niet zal innemen. Daarbij komt dat thuiszorg niet over de juiste expertise beschikt om cliënt de zorg zoals hij deze thans krijgt en waar hij zichtbaar veel baat bij heeft, te verlenen.
4.5
Gebleken is dat cliënt zich verzet tegen de opname en het verblijf. Cliënt heeft duidelijk aangegeven dat hij niet langer in de verpleeginstelling wil verblijven.
4.6
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd. De machtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden, met ingang van heden en tot en met 24 april 2024.

5.Beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot opname en verblijf ten aanzien van
[cliënt01], geboren op [geboortedatum01] 1980 te [geboorteplaats01] ;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk
24 april 2024;
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Jansen, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 24 oktober 2023 in tegenwoordigheid van mr. De Haas als griffier, en op 30 oktober 2023 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.

Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.