In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 oktober 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over haar twee minderjarige kinderen, [minderjarige01] en [minderjarige02]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geen gezagsbeëindigende maatregel verzocht, terwijl de gecertificeerde instelling (GI) dit wel noodzakelijk achtte. De rechtbank heeft de zaak mondeling behandeld op 18 september 2023, waarbij zowel de Raad, de ouders en de GI aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders, na hun echtscheiding, in een conflictueuze situatie zijn beland, wat heeft geleid tot een ondertoezichtstelling van de kinderen en een uithuisplaatsing bij de vader. De moeder heeft in de afgelopen jaren geen contact meer gehad met de kinderen, wat heeft geleid tot ernstige zorgen over hun ontwikkeling. De rechtbank concludeert dat de moeder niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de kinderen te dragen binnen een aanvaardbare termijn. De rechtbank oordeelt dat het in het belang van de kinderen is om het gezag van de moeder te beëindigen, zodat zij rust en duidelijkheid kunnen krijgen over hun toekomst. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de beslissing onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ondanks een eventueel hoger beroep.