Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de rechtbank van oordeel dat wel aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, onder a, BW is voldaan. Dit betekent dat de rechtbank van oordeel is dat [minderjarige01] en [minderjarige02] ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd en dat de vader niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarigen aanvaardbaar te achten termijn. De rechtbank legt hierna uit waarom zij dat vindt.
[minderjarige02] en [minderjarige01] zijn beiden kinderen die problemen ervaren in hun ontwikkeling. [minderjarige01] is eerder gepest geweest en komt snel met leeftijdsgenoten in conflict. [minderjarige02] laat zien dat hij moeite heeft om zich te uiten en om zijn emoties te reguleren. Zowel [minderjarige01] als [minderjarige02] kennen een lichte verstandelijke beperking, wat maakt dat zij kwetsbaar zijn en structuur, duidelijkheid en ondersteuning in hun ontwikkeling nodig hebben. Beide kinderen hebben veel meegemaakt in hun opvoedomgeving, waaronder de echtscheiding van hun ouders en huiselijk geweld tussen de moeder en haar latere partner en thans met als grootste zorg dat zij een zeer moeizaam contact kennen met de vader.
De vader is buiten beeld geraakt van de kinderen sinds 2021. Binnen het kader van de ondertoezichtstelling is veelvuldig ingezet op een contactherstel tussen de vader en de kinderen. De vader lijkt wel contact te willen met zijn kinderen, maar komt hiervoor niet tot samenwerking met de GI waardoor het contact niet of nauwelijks tot stand komt dan wel zeer moeizaam verloopt. Getracht is om het verloop van dit contact te reguleren, maar dit is niet gelukt omdat de vader weigert zich aan de (veiligheids)voorwaarden te houden. Ook weigert hij iedere medewerking aan hulpverlening en aan omgang, zolang dit onder begeleiding moet plaatsvinden. Dit is namelijk op verzoek van [minderjarige02] en [minderjarige01] , daar zij veel druk ervaren vanuit de vader en hij in het contact met regelmaat hun grenzen over gaat. Dit alles heeft ertoe geleid dat de vader nog nauwelijks betrokken is in het leven van [minderjarige02] en [minderjarige01] . Dit is een belastende situatie voor [minderjarige02] en [minderjarige01] , daar zij het contact met hun vader moeten missen en zijn houding voor veel onzekerheid en spanningen zorgt. Ook betekent dit in de praktijk dat de vader al jaren geen invulling geeft aan zijn ouderlijke verantwoordelijkheid ten opzichte van [minderjarige01] en [minderjarige02] en dit mogelijk ook onvoldoende kan, omdat hij niet op de hoogte is van hun wel en wee. De rechtbank is dan ook van oordeel dat deze situatie een ernstige bedreiging vormt voor de ontwikkeling van [minderjarige02] en [minderjarige01] . De vader sluit niet aan bij de behoeften van [minderjarige02] en [minderjarige01] en eist het contact met zijn kinderen op wanneer en indien hij daar behoefte aan heeft. Ook weigert hij zonder enige onderbouwing zijn toestemming te geven voor zaken die voor (de ontwikkeling van) [minderjarige02] en [minderjarige01] noodzakelijk zijn, met als gevolg dat hulpverlening voor hen stagneert. De vader toont geen zicht op wat dit voor de kinderen betekent en de verwachting bestaat niet, mede gezien zijn afwezigheid tijdens de mondelinge behandeling en ontbreken van enig contact met zijn advocaat, dat de vader zijn houding binnen een voor de kinderen aanvaardbare termijn zal veranderen, ook niet in de situatie waarin de hulpverlening afgeschaald wordt naar het vrijwillig kader. De rechtbank is met de GI van oordeel dat een gezagsbeëindigende maatregel ten aanzien van de vader in het belang van [minderjarige02] en [minderjarige01] noodzakelijk is, nu hij in de afgelopen jaren heeft laten zien dat hij niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige02] en [minderjarige01] te dragen. Hij geeft geen invulling aan zijn gezag en - indien hij dit wel doet - blokkeert hij zaken voor [minderjarige02] en [minderjarige01] , die gezien de leeftijd, de beperking van [minderjarige02] en [minderjarige01] alsmede de zorgen over hun ontwikkeling dringend noodzakelijk zijn. Uit niets is gebleken dat de vader actief informeert naar de kinderen waardoor hij inmiddels ook onvoldoende zicht heeft op hun ontwikkeling om weloverwogen beslissingen te kunnen nemen over zaken aangaande [minderjarige02] en [minderjarige01] . De rechtbank stelt dan ook vast dat voldaan is aan de gronden voor een gezagsbeëindiging en zal derhalve deze maatregel ambtshalve uitspreken.
Het vorenstaande leidt tot de navolgende beslissing, welke de rechtbank uitvoerbaar bij voorraad zal verklaren omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige02] en [minderjarige01] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.
Het is volgens de wet nodig dat iedereen, ook [minderjarige02] en [minderjarige01] , kan zien hoe het gezag over hen is geregeld. Daarom zal de rechtbank in verband met het bepaalde in artikel 2, aanhef en sub a, van het Besluit Gezagsregisters, de griffier verzoeken een afschrift van deze beschikking te sturen aan het centrale gezagsregister om daarin aantekening te doen van de gewijzigde gezagssituatie.