ECLI:NL:RBZWB:2023:7537

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 oktober 2023
Publicatiedatum
31 oktober 2023
Zaaknummer
C/02/413855 / JE RK 23-1622
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • J. Duinhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen wegens gedragsproblemen en overbelasting thuissituatie

Op 12 oktober 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige01] en [minderjarige02], en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01]. De zaak is behandeld in Middelburg, waar de kinderrechter de zorgen over de ontwikkeling van de kinderen heeft besproken. De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de thuissituatie is problematisch door hevige gedragsproblemen van [minderjarige01], die zich uiten in fysieke agressie en een overbelaste opvoedsituatie voor de moeder. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de doelen van de eerdere ondertoezichtstelling niet zijn behaald en dat de situatie onhoudbaar is. De GI heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing, wat door de kinderrechter is toegewezen. De ondertoezichtstelling is verlengd tot 15 oktober 2024 en de machtiging tot uithuisplaatsing is verleend voor dezelfde periode. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de kinderen zo snel mogelijk de nodige zorg en ondersteuning kunnen krijgen. De kinderrechter heeft ook aandacht besteed aan het hoorrecht van [minderjarige01] en de noodzaak om hem op de hoogte te stellen van de ontwikkelingen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/413851 / JE RK 23-1621 (
verlenging ondertoezichtstelling [minderjarige01] / [minderjarige02] )
Zaaknummer: C/02/413855 / JE RK 23-1622
(machtiging tot uithuisplaatsing [minderjarige01] )
Datum uitspraak: 12 oktober 2023
Beschikking verlenging ondertoezichtstelling en verlening machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT, hierna te noemen de gecertificeerde instelling (de GI),
gevestigd te Etten-Leur,
over

[minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2010 in [geboorteplaats01] ,

hierna te noemen [minderjarige01] ,
[minderjarige02], geboren op [geboortedatum02] 2012 in [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen [minderjarige02] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder01] , hierna te noemen de moeder,

wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. V.C. de Nooijer te Middelburg,

[de vader01] , hierna te noemen de vader,

wonende te [woonplaats02] .

Het verloop van de procedures

C/02/413851 / JE RK 23-1621
Het procesverloop blijkt uit het volgende stuk:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 14 september 2023.
De kinderrechter heeft op 17 oktober 2023 een emailbericht van de vader ontvangen. Omdat dit stuk na de mondelinge behandeling is binnengekomen, heeft de kinderrechter het standpunt van de vader, zoals voorwoord in dit emailbericht, niet mee kunnen wegen bij de beoordeling van het verzoek. Zijn emailbericht wordt als niet ontvangen beschouwd.
C/02/413855 / JE RK 23-1622
Het procesverloop blijkt uit het volgende stuk:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 14 september 2023.
Op 12 oktober 2023 heeft de kinderrechter beide zaken gelijktijdig tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. De Nooijer;
- een vertegenwoordigster van de GI.
Opgeroepen en niet verschenen is de vader.
De kinderrechter heeft gelet op zijn leeftijd [minderjarige01] in de gelegenheid gesteld om zijn mening kenbaar te maken. Zowel de GI als de moeder achten een dergelijk gesprek niet in het belang van [minderjarige01] . Om escalatie te voorkomen hebben zij besloten om [minderjarige01] pas te informeren, zodra de kinderrechter heeft beslist op de voorliggende verzoeken. Om deze reden is [minderjarige01] ook niet geïnformeerd over de mogelijkheid om voorafgaand aan de mondelinge behandeling in gesprek te gaan met de kinderrechter.

De feiten

De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige01] en [minderjarige02] .
[minderjarige01] en [minderjarige02] wonen bij hun moeder.
Bij beschikking van 15 januari 2021 zijn [minderjarige01] en [minderjarige02] onder toezicht gesteld met ingang van 15 januari 2021. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst bij beschikking van 12 januari 2023 tot 15 oktober 2023.

De verzoeken

C/02/413851 / JE RK 23-1621
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] en [minderjarige02] te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
C/02/413855 / JE RK 23-1622
De GI verzoekt, uitvoerbaar bij voorraad, om een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling.

De standpunten

De GI handhaaft haar verzoeken, waarbij het de bedoeling is dat de te verlenen machtiging tot uithuisplaatsing qua termijn gelijk zal lopen met de te verlengen ondertoezichtstelling. De zorgen omtrent [minderjarige01] en [minderjarige02] zijn onaanvaardbaar hoog, nu de ingezette hulpverlening niet voldoende is gebleken om de thuissituatie voldoende stabiel en veilig te krijgen. In de afgelopen periode heeft [minderjarige01] steeds meer hevige gedragsproblemen laten zien. Hij heeft veelvuldig fysieke agressie getoond naar de moeder, [minderjarige02] en zijn omgeving, waardoor de thuissituatie erg belast is geraakt en waarbij de veiligheid van de moeder en [minderjarige02] niet langer gewaarborgd is. De kindeigen problematiek van [minderjarige01] en [minderjarige02] in combinatie met de complexe systeemproblematiek, hun traumaklachten, de belaste voorgeschiedenis alsmede de eigen problematiek van beide ouders met daarbij de overbelasting van de moeder maken voortzetting van de betrokkenheid van de GI vanuit het gedwongen kader noodzakelijk. Daarbij acht de GI het ook dringend noodzakelijk dat [minderjarige01] wordt geplaatst op een behandelgroep, zodat zijn kindeigen problematiek en het extreme gedrag wat hij laat zien geobserveerd kan worden en zijn perspectief onderzocht kan worden. Op het moment dat [minderjarige01] elders verblijft hoopt de GI dat er bij de moeder meer rust en ruimte zal ontstaan en dat haar draagkracht weer zal toenemen zodat zij beter in staat is om [minderjarige02] te bieden wat zij nodig heeft. Een plaatsing bij [behandelcentrum01] lijkt vooralsnog qua hulpverleningsaanbod en reisafstand de meest aangewezen optie voor [minderjarige01] . Bijkomend voordeel is dat [behandelcentrum01] geen wachtlijst kent, waardoor er al binnen twee weken een intake kan plaatsvinden. Pas op het moment dat duidelijk is dat [minderjarige01] geplaatst kan worden, zal [minderjarige01] hierover worden geïnformeerd. Het risico is namelijk te groot dat als [minderjarige01] eerder op de hoogte wordt gesteld dit zal leiden tot nieuwe escalaties in de thuissituatie bij de moeder. Dit maakt het wel lastig, nu niet aan de wettelijke vereisten van het hoorrecht van [minderjarige01] wordt voldaan en omdat [behandelcentrum01] vereist dat de aanmelding ook ondertekend wordt door de minderjarige zelf. De GI acht dit niet in het belang van [minderjarige01] en zal dit nogmaals aan de orde stellen bij [behandelcentrum01] . [minderjarige01] lijkt inmiddels wel aan te voelen dat er iets speelt en wil daarom niet meer naar school.
De moeder stelt dat de agressie van [minderjarige01] in de afgelopen weken gelukkig is afgenomen. Wel toont [minderjarige01] veel achterdocht naar [minderjarige02] . Hij verdenkt haar van het kapot maken van spullen, terwijl hij dit zelf doet. Dit kan al snel leiden tot ruzies en escalaties in huis. De moeder merkt dat [minderjarige02] lijdt onder de situatie, ook al zie je dit nauwelijks aan haar. Zij kan zich voegen in elke situatie en laat niets merken. [minderjarige02] uit zich in perfectionisme en lijkt zich thans vooral te verliezen in een negatief zelfbeeld, waarbij zij zichzelf te dik vindt en steeds minder eet. De moeder vindt dat [minderjarige01] professionele hulpverlening nodig heeft. Zij zal de uithuisplaatsing van [minderjarige01] niet tegenwerken, maar heeft het hier wel moeilijk mee. Van belang is dat onderzocht wordt waar het gedrag van [minderjarige01] vandaan komt en dat hij behandeling krijgt, waarbij een terugkeer naar huis het doel moet zijn. De moeder voert geen verweer tegen het verzoek om de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van twaalf maanden. De moeder heeft wel moeite met het verzoek ten aanzien van de uithuisplaatsing van [minderjarige01] , met name omdat er nog veel onduidelijk is en [minderjarige01] niet op de hoogte is van het verzoek van de GI en de mogelijkheid om zijn mening hierover kenbaar te maken aan de kinderrechter. Namens de moeder wordt dan ook verzocht om de te verlenen machtiging tot uithuisplaatsing toe te wijzen voor een kortere periode. Het is vooralsnog niet duidelijk of de behandeling die [behandelcentrum01] biedt zal aansluiten bij [minderjarige01] . Door het beperken van de termijn onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek ontstaat de mogelijkheid voor de kinderrechter om de ontwikkelingen tussentijds ter zitting te toetsen. Tevens stelt dit [minderjarige01] in de gelegenheid om dan alsnog te worden gehoord.

De beoordeling

Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar. De kinderrechter stelt vast dat aan de gronden voor de verlenging van de ondertoezichtstelling is voldaan, daar de doelen die zijn gesteld in het kader van de ondertoezichtstelling niet zijn behaald. De kindeigen problematiek van [minderjarige01] en [minderjarige02] , de overbelaste opvoedsituatie van de moeder en het gebrek aan enige vorm van communicatie tussen de ouders vormen nog altijd een bedreiging voor de ontwikkeling van [minderjarige01] en [minderjarige02] . Nu de ouders nog niet in staat zijn om de verantwoordelijkheid voor [minderjarige01] en [minderjarige02] gezamenlijk te dragen, is de sturing en begeleiding vanuit de GI langer noodzakelijk. De kinderrechter acht noodzakelijk dat de GI de belangen van [minderjarige01] en [minderjarige02] in de komende periode kan blijven behartigen en daarbij kan inzetten op hetgeen daarbij nodig is om de ontwikkelingsbedreigingen weg te nemen. De GI kan inzetten op het onderzoeken en behandelen van de kindeigen problematiek, maar ook van de opvoedomgeving van de kinderen, waarin de ouders nog niet in staat zijn om in het belang van de kinderen samen te werken. De kinderrechter merkt in dit kader op te betreuren dat de vader niet tijdens de mondelinge behandeling is verschenen. De vader lijkt zich afzijdig te houden, maar de kinderrechter wil de vader erop wijzen dat ook van hem wordt verwacht dat hij de samenwerking aangaat met de GI en de moeder. Op geen enkele manier mogen [minderjarige01] en [minderjarige02] namelijk hinder ondervinden van de situatie tussen hun ouders. Van belang is dat er toegewerkt wordt naar verbetering van de communicatie tussen de ouders en naar meer rust in de thuissituatie van de moeder, nu die als gevolg van de hevige gedragsproblematiek van [minderjarige01] overbelast is geraakt en onvoldoende tegemoet komt aan de belangen en behoeften van [minderjarige01] en [minderjarige02] . In de huidige situatie maakt de kinderrechter zich ernstige zorgen over [minderjarige01] maar ook over [minderjarige02] . Meisjes van deze leeftijd die zich zorgen maken over de lijn kunnen ernstige problemen ondervinden met hun gezonded en persoonsontwikkeling. Daarbij komen de zorgen over complexe trauma en mogelijk autismegerelateerde problematiek er nog bij alsmede het feit dat zij opgroeit in een opvoedomgeving die mede wordt bepaald door een broer waar het niet goed mee gaat. De kinderrechter acht van cruciaal belang dat de GI dit goed opvolgt.
Ten aanzien van gedragsproblemen die [minderjarige01] laat zien vindt de kinderrechter dat de huidige situatie niet langer houdbaar is en schadelijk is voor de ontwikkeling van zowel [minderjarige01] als [minderjarige02] . Door de hevige problematiek die [minderjarige01] laat zien, waarbij de situatie met regelmaat escaleert met fysieke agressie, is de moeder overbelast geraakt en kan zij de veiligheid van zichzelf en [minderjarige02] niet langer waarborgen. Tevens komt zij als gevolg van de gespannen thuissituatie er niet aan toe om tegemoet te komen aan de behoeften van [minderjarige02] . Er is weinig voor nodig waardoor [minderjarige01] escaleert in zijn gedrag, hetgeen ook op school wordt gezien. Hoewel hij in 2021 nog een positieve ontwikkeling heeft laten zien, lijkt hij thans te zijn teruggevallen in zijn gedrag en stagneert hij in zijn behandeling en ontwikkeling. De ingezette hulpverlening is niet voldoende gebleken om de thuissituatie voldoende stabiel en veilig te krijgen. Dit in combinatie met de voornoemde zorgen maakt dat de kinderrechter een verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] en [minderjarige02] , maar ook een uithuisplaatsing van [minderjarige01] in het belang van hun verzorging en opvoeding vindt, zoals genoemd in artikel 1:265b BW. De zorgen zijn niet weg te nemen als de huidige situatie in stand blijft. Door middel van een uithuisplaatsing van [minderjarige01] kan de thuissituatie van de moeder tot rust komen - waardoor zij weer meer tegemoet kan komen aan de behoeften van [minderjarige02] - en kan [minderjarige01] een behandeling aangaan voor de problemen die hij ondervindt vanuit een setting die goed bij zijn mogelijkheden aansluit. De kinderrechter ziet daarbij geen aanleiding om de verzochte termijn van de uithuisplaatsing in duur te beperken en zal deze, zoals aanvullend verzocht door de GI, gelijktrekken met de termijn van de ondertoezichtstelling. De problematiek die speelt is hevig en complex en vergt de nodige tijd. De GI is goed op de hoogte van de belangen die spelen en wat daarbij nodig is. Een tussentijds toetsmoment is dan ook naar het oordeel van de kinderrechter niet nodig.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige01] en [minderjarige02] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.
De kinderrechter stelt vast dat [minderjarige01] niet op de hoogte is gesteld van de verzoeken en dat hij door de GI niet in de gelegenheid is gesteld om zijn mening over deze verzoeken kenbaar te maken. Gezien de problematiek van [minderjarige01] heeft de kinderrechter hier enig begrip voor, maar wil [minderjarige01] alsnog wel deze gelegenheid bieden. De kinderrechter merkt dan ook aanvullend op dat het [minderjarige01] vrij staat om een gesprek met de kinderrechter vragen, indien hij hiertoe de behoefte heeft nadat hij in kennis is gesteld van de voornoemde uitspraak. De kinderrechter verwacht van de GI dat zij hem deze mogelijkheid voorlegt zodra de plaatsing van [minderjarige01] is gerealiseerd.

De beslissing

De kinderrechter:
C/02/413851 / JE RK 23-1621
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] en [minderjarige02] met ingang van 15 oktober 2023 en tot 15 oktober 2024;
C/02/413855 / JE RK 23-1622
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 15 oktober 2023 en tot 15 oktober 2024;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 12 oktober 2023 door mr. Duinhof, kinderrechter, in aanwezigheid van Bakker-Maljers als griffier, en op schrift gesteld op 26 oktober 2023.
(wb)
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.