ECLI:NL:RBZWB:2023:755

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 februari 2023
Publicatiedatum
8 februari 2023
Zaaknummer
404437_E03022023
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Hamburger
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van gezinsproblematiek en ontwikkelingsbedreiging

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 februari 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van drie minderjarigen, [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van de minderjarigen tot de meerderjarigheid van [minderjarige 1] en om een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] in een pleegzorgvoorziening. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van de minderjarigen, die te maken hebben met complexe gezinsproblematiek, waaronder seksueel misbruik en echtscheidingsconflicten.

Tijdens de mondelinge behandeling zijn de minderjarigen, de ouders en de pleegouder gehoord. De kinderrechter heeft geconstateerd dat er een gebrek aan structuur en overzicht in de gezinssituatie is, wat leidt tot spanningen en problemen in de ontwikkeling van de minderjarigen. Ondanks dat de ouders en de pleegouder aangeven dat het goed gaat, zijn er nog veel onderliggende problemen die niet zijn opgelost. De kinderrechter heeft daarom besloten om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen, met als doel de ontwikkeling van de minderjarigen te waarborgen en hen in een veilige omgeving te laten opgroeien.

De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De ondertoezichtstelling is vastgesteld tot 28 juli 2023, en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] is eveneens tot die datum verleend. De kinderrechter heeft benadrukt dat er snel actie ondernomen moet worden door de gecertificeerde instelling om de situatie van de minderjarigen te verbeteren.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/404437 / JE RK 22-2192
Datum uitspraak: 3 februari 2023
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING REGIO ZUIDWEST NEDERLAND,

locatie Breda, hierna te noemen: de Raad,
betreffende

[minderjarige 1] , geboren op [geboortedag 1] 2005 te [geboorteplaats 1] ,

hierna te noemen: [minderjarige 1] ,

[minderjarige 2] , geboren op [geboortedag 2] 2007 te [geboorteplaats 2] ,

hierna te noemen: [minderjarige 2] ,

[minderjarige 3] , geboren op [geboortedag 3] 2007 te [geboorteplaats 3] ,

hierna te noemen: [minderjarige 3] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,
bijgestaan door: mr. J.W. Weehuizen, advocaat te ’s-Hertogenbosch,

[de vader] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 2] .
De kinderrechter merkt als informanten aan:

STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,

hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (GI),
gevestigd te Tilburg,

[pleegouder] ,

hierna te noemen: [pleegouder] ,
wonende te [woonplaats 3] ,

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de Raad van 14 december 2022, ingekomen bij de griffie op dezelfde dag;
- de brief van de advocaat van de moeder van 17 januari 2023, ingekomen bij de griffie op 19 januari 2023.
Op 20 januari 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- [minderjarige 1] , die apart is gehoord;
- de vader;
- de pleegouder;
- een vertegenwoordigster van de Raad.
Hoewel behoorlijk opgeroepen zijn [minderjarige 2] en [minderjarige 3] niet verschenen voor een gesprek met de kinderrechter. De moeder en haar advocaat zijn met kennisgeving niet verschenen. Daarnaast is - hoewel behoorlijk opgeroepen - de GI niet verschenen.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] wordt uitgeoefend door de ouders.
[minderjarige 1] verblijft bij de pleegouder. [minderjarige 2] en [minderjarige 3] verblijven bij de vader.

Het verzoek

De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] tot de datum van meerderjarigheid van [minderjarige 1] . Daarnaast verzoekt de Raad om een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen voor [minderjarige 1] om haar in een voorziening voor pleegzorg te plaatsen, namelijk bij de pleegouder (de partner van vader) voor de duur van de ondertoezichtstelling. De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

De standpunten

De vertegenwoordigster van de Raad stelt dat er grote zorgen zijn over de ontwikkeling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] . Belangrijk is dat er overzicht en structuur komt in de situatie van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] . Hiervoor is het belangrijk dat er een goede gezinsanalyse wordt gemaakt waarbij de onderlinge gezinsdynamiek zichtbaar wordt. Hierbij is belangrijk dat er gekeken wordt naar het hele gezin als systeem.
[minderjarige 1] heeft in het gesprek met de kinderrechter aangegeven dat een ondertoezichtstelling te laat komt. [minderjarige 1] geeft aan dat het zowel met haar als alle gezinsleden inmiddels goed gaat. Er is sprake van rust, omdat er geen hulpverlening meer betrokken is in het gezin. Het liefst wil [minderjarige 1] bij de partner van de vader verblijven. [minderjarige 1] heeft volgende week een kennismakingsgesprek bij [zorginstelling] voor een vertrouwenspersoon. Wat betreft de omgang met de moeder vindt [minderjarige 1] het vervelend dat de moeder zich niet aan afspraken houdt. Zo is afgesproken dat het initiatief tot contact met de moeder vanuit [minderjarige 1] dient te komen. Echter neemt de moeder onverwachts appcontact op in de avonden, waardoor zij niet kan slapen. Verder vindt [minderjarige 1] het vervelend dat de moeder werkt bij de huisarts van [minderjarige 1] . Het voelt voor [minderjarige 1] alsof de moeder het leven van [minderjarige 1] op de kop zet.
De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat er al veel hulpverlening is ingezet en dat het nu goed gaat met alle gezinsleden. Hierdoor is een ondertoezichtstelling niet noodzakelijk. De vader heeft geprobeerd om van huisarts te wisselen, maar andere huisartsen nemen geen nieuwe patiënten aan.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat door en namens de moeder wordt aangegeven dat zij zich refereert aan het oordeel van de kinderrechter.
De beoogde pleegouder geeft aan dat het belangrijk is dat in de systeemgerichte therapie de moeder en [naam] worden betrokken. Ten opzichte van vorig jaar gaat het heel goed met alle gezinsleden. Er is sprake van bereidheid om mee te werken aan de hulpverlening. Tijdens contact met de moeder tussen [minderjarige 2] en [minderjarige 3] is de afspraak dat [naam] hier niet bij is, maar de moeder houdt zich hier niet aan tot ongenoegen van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] .

De beoordeling

De kinderrechter overweegt als volgt.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
Ingevolge artikel 1:265b lid 2 BW kan de kinderrechter op verzoek van de Raad een machtiging verlenen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
Uit de overgelegde stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is de kinderrechter gebleken dat er sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging bij [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] . [minderjarige 1] en [minderjarige 3] zijn jarenlang seksueel misbruikt door de broer [naam] . Ook is er sprake van complexe echtscheidingsproblematiek. Dit heeft geleid tot loyaliteitsconflicten en tot contactverlies tussen de moeder en [minderjarige 1] .
Inmiddels is er gering telefonisch contact tussen de moeder en [minderjarige 1] , maar dit zorgt voor stress en slaapproblemen bij [minderjarige 1] . De kinderrechter acht het van belang dat er een neutrale derde komt die er zorg voor kan dragen dat alle betrokkenen zich houden aan de afspraken die er liggen ten aanzien van de contacten tussen de moeder en [minderjarige 1] , maar ook met de andere minderjarigen.
Daarnaast is er binnen het gezin sprake van een bijzondere situatie. Zo is er aan de ene kant de vader met zijn partner en aan de andere kant de moeder en [naam] . Door de vader, de pleegouder en [minderjarige 1] wordt aangegeven dat iedereen zijn draai gevonden heeft en verder gaat met het leven, zodat een ondertoezichtstelling niet hoeft. De kinderrechter stelt echter vast dat er nog veel onderliggende problematiek is. De kinderrechter onderschrijft de zorgen, zoals beschreven in het rapport van de Raad, dat het gezin de gebeurtenissen wegwuift en het er niet meer over wil hebben, terwijl er nog steeds spanningen bestaan tussen de verschillende gezinsleden. Zo is het belastend dat [minderjarige 2] en [minderjarige 3] bij de moeder worden geconfronteerd met [naam] zonder dat zij dit op prijs stellen. Door de moeder wordt [naam] op deze wijze aan de minderjarigen opgedrongen.
[minderjarige 1] woont in het vrijwillig kader op dit moment bij de partner van de vader. In een vrijwillig kader bestaan hiertegen geen bezwaren, maar feitelijk is het niet goed geregeld. In het licht van al het vorengaande is de kinderrechter van oordeel dat een ondertoezichtstelling toch noodzakelijk is. In een vrijwillig kader is veel hulpverlening ingezet, maar de kinderrechter constateert dat niet de juiste zorg is ingezet. De kinderrechter betreurt dat bij het MST-traject niet alle familieleden betrokken zijn geweest en dat is een gemiste kans. Er dient MST te worden ingezet voor alle familieleden, waarbij ook [naam] en de moeder worden betrokken. De kinderrechter voorziet niet dat dit in een vrijwillig kader zal gebeuren.
Ook is het niet goed dat als de minderjarigen naar de huisarts bellen dat ze de moeder aan de telefoon krijgen. De kinderrechter ziet dan ook reden om een extra doel op te nemen, zodat de gezinsvoogd de vader kan helpen bij de overstap naar een andere huisarts.
De kinderrechter is gelet op het voorgaande van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 BW en artikel 1:265b BW. De kinderrechter zal daarom [minderjarige 1] , [minderjarige 3] en [minderjarige 2] conform het verzoek van de Raad onder toezicht stellen. De kinderrechter zal ook een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] in een voorziening voor pleegzorg, te weten bij de beoogde pleegouder verlenen tot de meerderjarigheid van [minderjarige 1] . Er moet in een gedwongen kader aan de volgende door de Raad gestelde doelen worden gewerkt:
- Er is overzicht en structuur in de gezinssituatie van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] ;
- Er is zicht op het welbevinden van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] ;
- Er is zicht op het welbevinden van ouders en hun draagkracht;
- Er is zicht op een toekomstperspectief voor [minderjarige 1] ;
- Er wordt binnen het gezin gecommuniceerd over zaken.
Daarnaast dient in een gedwongen kader aan de volgende door de kinderrechter gestelde doelen worden gewerkt:
- MST voor het hele gezin, waarbij iedereen betrokken is;
- het vinden van een andere huisarts;
- monitoren of de contactregeling tussen de moeder en [minderjarige 1] op een juiste wijze wordt uitgevoerd.
Gelet op de korte duur van de ondertoezichtstelling dient er door de GI op korte termijn actie te worden ondernomen. Zodra een en ander op de rails staat, kan bekeken worden of de hulpverlening ten aanzien van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] in het vrijwillig kader kan worden voortgezet.
De kinderrechter zal, gelet op de aard van de maatregel, de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de GI. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er daartegen hoger beroep wordt ingesteld.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming Brabant locatie Tilburg met ingang van 3 februari 2023 tot 28 juli 2023;
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] in een voorziening voor pleegzorg, te weten bij de partner van de vader, [pleegouder] , met ingang van 3 februari 2023 tot 28 juli 2023;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. Hamburger, kinderrechter, in tegenwoordigheid van Can, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 3 februari 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.