ECLI:NL:RBZWB:2023:7552

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 oktober 2023
Publicatiedatum
31 oktober 2023
Zaaknummer
10574821 \ CV EXPL 23-2042 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Sierkstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugbetaling van onverschuldigde premie door verzekeraar na stornering door verzekerde

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 oktober 2023, staat de terugbetaling van onverschuldigde premie door de verzekeraar FBTO centraal. De eiser, FBTO, heeft een autoverzekering afgesloten met de gedaagde, die op 21 november 2020 inging en betrekking had op een Jaguar. De maandelijkse premie bedroeg € 86,90. De verzekering eindigde op 20 februari 2021, na de verkoop van de auto door de gedaagde. FBTO heeft de gedaagde op 31 januari 2023 aangemaand voor een bedrag van € 182,56, maar deze aanmaning leidde niet tot betaling.

FBTO vorderde in deze procedure dat de gedaagde werd veroordeeld tot betaling van € 232,79, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. FBTO stelde dat de gedaagde over de periode van 20 februari 2021 tot 21 april 2021 te veel premie had betaald, en had dit bedrag van € 176,70 terugbetaald aan de gedaagde. Later bleek echter dat de gedaagde eerdere premies had gestorneerd, waardoor FBTO in totaal € 173,80 onverschuldigd had betaald.

De gedaagde betwistte de vordering en voerde aan dat FBTO onterecht over een Hyundai had geschreven, maar de kantonrechter oordeelde dat de gedaagde niet had weersproken dat hij de premie had terugbetaald gekregen, terwijl hij deze zelf al had gestorneerd. De kantonrechter oordeelde dat FBTO recht had op terugbetaling van het onverschuldigde bedrag, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. Uiteindelijk werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van € 232,79, vermeerderd met wettelijke rente, en in de proceskosten van FBTO, vastgesteld op € 316,99.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 10574821 \ CV EXPL 23-2042
Vonnis van 25 oktober 2023
in de zaak van
Achmea Schadeverzekeringen N.V.,
mede handelende onder de naam
FBTO,
gevestigd te Apeldoorn,
eisende partij,
hierna te noemen: FBTO,
gemachtigde: Flanderijn Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonadres] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 22 juni 2023 met producties;
- het extract audiëntieblad van de rolzitting van 28 juni 2023, waaruit de conclusie van antwoord blijkt, met producties;
- de akte van FBTO tevens houdende wijziging grondslag van eis, met producties;
- het extract audiëntieblad van de rolzitting van 26 juli 2023, waaruit de antwoordakte van [gedaagde] blijkt.
Hierna is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1
[gedaagde] heeft een autoverzekering afgesloten bij FBTO. Die verzekering is ingegaan op 21 november 2020 en heeft betrekking op een Jaguar met [kenteken] .
De maandelijkse premie bedroeg € 86,90.
2.2
[gedaagde] heeft de Jaguar in februari 2021 verkocht. Per 20 februari 2021 is de verzekering geëindigd.
2.3
FBTO heeft [gedaagde] bij brief van 31 januari 2023 aangemaand tot betaling van een bedrag van € 182,56 (bestaande uit € 173,80 aan hoofdsom en € 8,76 aan wettelijke rente) in verband met deze autoverzekering. De brief heeft niet geleid tot betaling van dat bedrag.

3.Het geschil

3.1
FBTO vordert dat [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot betaling van € 232,79, vermeerderd met de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf de dag van dagvaarding tot het moment van volledige betaling, en vermeerderd met de proceskosten.
FBTO heeft daaraan, daarbij meegenomen de wijziging van grondslag van eis, het volgende ten grondslag gelegd. Op 16 april 2021 heeft FBTO de verzekering met terugwerkende kracht beëindigd per 20 februari 2021. FBTO meende dat [gedaagde] over de periode van
20 februari 2021 tot 21 april 2021 te veel premie had betaald. Daarom besloot FBTO het vermeende te veel betaalde van € 176,70 over te maken aan [gedaagde] . Dat heeft zij gedaan op 16 april 2021. Later bleek echter dat [gedaagde] de betalingen van € 86,90 op 22 februari 2021 en op 22 maart 2021 via automatische incasso op dezelfde dagen had laten storneren.
FBTO heeft dus twee maal € 86,90 onverschuldigd betaald aan [gedaagde] , wat neerkomt op
€ 173,80 in hoofdsom. De buitengerechtelijke kosten bedragen € 48,40 en de wettelijke rente bedraagt, berekend tot 14 juni 2023, € 10,59.
3.2
[gedaagde] heeft de vordering bij conclusie van antwoord betwist. Bij antwoordakte heeft hij aangevoerd dat wat FBTO in haar conclusie van repliek (ofwel akte) schrijft over de Jaguar correct is. Wat FBTO schrijft over de Hyundai betwist [gedaagde] , omdat hij nooit een Hyundai in zijn bezit heeft gehad.

4.De beoordeling

4.1
[gedaagde] heeft niet weersproken dat hij de premie van 21 februari 2021 tot 21 maart 2021 en van 21 maart 2021 tot 21 april 2021 terugbetaald heeft gekregen van FBTO, terwijl hij de ten onrechte door hem betaalde premie over die maanden zelf al gestorneerd had.
Dit betekent dat is komen vast te staan dat FBTO twee maal een bedrag van € 86,90, zijnde € 173,80, onverschuldigd heeft betaald aan [gedaagde] .
4.2
[gedaagde] heeft bij antwoordakte nog aangevoerd dat wat FBTO schrijft over de Hyundai niet juist is. FBTO heeft haar stellingen over de Hyundai naar voren gebracht in reactie op een bewijs van betaling van een bedrag van € 227,02 dat [gedaagde] bij conclusie van antwoord heeft overgelegd. De vordering waarover het in deze procedure gaat, houdt echter geen verband met de verzekering van de Hyundai. [gedaagde] heeft ook niet gesteld dat het door hem overgelegde betaalbewijs afdoet aan wat hij FBTO in het kader van de Jaguar moet terugbetalen. De stukken en de stellingen van FBTO over de Hyundai zijn daarom in deze procedure niet van belang.
4.3
De conclusie is dat [gedaagde] het bedrag van € 173,80 in hoofdsom moet terugbetalen aan FBTO. De wettelijke rente, door FBTO tot 14 juni 2023 onweersproken berekend op
€ 10,59, is op grond van artikel 119 van boek 6 van het Burgerlijk Wetboek (BW) toewijsbaar.
4.4
FBTO maakt ook aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. FBTO heeft aan [gedaagde] bij brief van 31 januari 2023 een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten van € 48,40 komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en kan daarom worden toegewezen.
4.5
In totaal is dus toewijsbaar:
- hoofdsom € 173,80
- buitengerechtelijke kosten € 48,40
- wettelijke rente tot 14.06.23
€ 10,59
Totaal € 232,79,
te vermeerderen met de wettelijke rente over € 173,80 vanaf 14 juni 2023.
4.6
Omdat [gedaagde] in gebreke is gebleven met het terugbetalen van het te veel door FBTO betaalde, is deze procedure noodzakelijk geworden. [gedaagde] zal daarom in de proceskosten van FBTO worden veroordeeld. Die kosten worden tot aan dit vonnis als volgt vastgesteld:
- dagvaardingskosten
130,49
- griffierecht
128,00
- salaris gemachtigde
58,50
(1,5 punt x € 39,00)
Totaal
316,99
Ter toelichting op het salaris gemachtigde wordt opgemerkt dat de kantonrechter de zaak na de conclusie van antwoord van [gedaagde] voor akte aan de zijde van FBTO heeft gezet.
FBTO heeft het vervolgens door haar ingediende stuk aangeduid als conclusie van repliek, maar de door de kantonrechter bepaalde duiding van het processtuk is leidend. Daarom is voor de akte slechts 0,5 punt (in plaats van 1 punt) toegekend.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1
veroordeelt [gedaagde] om aan FBTO het bedrag van € 232,79 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 173,80 vanaf 14 juni 2023 tot de dag van de volledige betaling;
5.2
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van FBTO, tot dit vonnis vastgesteld op € 316,99;
5.3
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad [1] ;
5.4
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Sierkstra en is in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2023.

Voetnoten

1.Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit betekent dat de veroordelingen in dit vonnis uitgevoerd moeten worden, ook als eventueel in hoger beroep wordt gegaan.