In de zaak van Stichting Jeugdbescherming Brabant, hierna te noemen de Gecertificeerde Instelling (GI), is op 7 november 2023 door de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven inzake de verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarige [minderjarige01]. De minderjarige, geboren op [geboortedatum01] 2012, woont bij zijn vader, terwijl de ouders gezamenlijk belast zijn met het ouderlijk gezag. De ondertoezichtstelling was eerder ingesteld bij beschikking van 9 november 2022 en liep tot 9 november 2023. De GI heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling voor een jaar, uitvoerbaar bij voorraad.
Tijdens de procedure zijn verschillende e-mailberichten uitgewisseld tussen de advocaten van de ouders en de rechtbank. De moeder, vertegenwoordigd door mr. M.N.G.N.H. Brecht, en de vader, vertegenwoordigd door mr. C.G.M. Baas, hebben beiden ingestemd met een korte schriftelijke verlenging van de ondertoezichtstelling tot aan de mondelinge behandeling van het verzoek. De kinderrechter heeft echter besloten om de ondertoezichtstelling vooralsnog met één maand te verlengen, tot 9 december 2023, om te voorkomen dat er te veel wisselingen in de termijn van deze beschermingsmaatregel ontstaan.
De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, gezien de noodzaak voor de ontwikkeling van [minderjarige01]. De behandeling van het resterende deel van het verzoek van de GI is aangehouden tot de mondelinge behandeling op 27 november 2023. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. Hol, en biedt de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.