ECLI:NL:RBZWB:2023:756

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 januari 2023
Publicatiedatum
8 februari 2023
Zaaknummer
404891_E20022023
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Hamburger
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van minderjarigen door de kinderrechter in Breda

Op 20 januari 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, mr. Hamburger, een beschikking gegeven in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, omdat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van de minderjarigen. De ouders van de minderjarigen, [de moeder] en [de vader], zijn betrokken bij de procedure, waarbij beide partijen bijgestaan worden door advocaten. De moeder heeft ingestemd met het verzoek van de Raad, terwijl de vader ook instemt, mits er hulpverlening wordt ingezet.

Tijdens de mondelinge behandeling op 20 januari 2023, die met gesloten deuren plaatsvond, zijn de minderjarigen en de vader niet verschenen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een verstoorde verstandhouding tussen de ouders, wat de ontwikkeling van de kinderen negatief beïnvloedt. De kinderrechter heeft overwogen dat de hulpverlening in een vrijwillig kader tot nu toe onvoldoende is geweest en dat er een noodzaak is voor een gedwongen ondertoezichtstelling om de ontwikkeling van de minderjarigen te waarborgen.

De kinderrechter heeft uiteindelijk besloten om de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] toe te wijzen, met ingang van 20 januari 2023 tot 20 januari 2024. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de ouders zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep. De schriftelijke uitwerking van de beschikking is vastgesteld op 3 februari 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/404891 / JE RK 22-2283
Datum uitspraak: 20 januari 2023

Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling

in de zaak van

RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING REGIO ZUIDWEST NEDERLAND,

locatie Breda, hierna te noemen: de Raad,
betreffende

[minderjarige 1] ,

geboren op [geboortedag 1] 2012 te [geboorteplaats 1] , hierna te noemen: [minderjarige 1] ,

[minderjarige 2] ,

geboren op [geboortedag 2] 2015 te [geboorteplaats 2] , hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. R. Joosen te Dongen,

[de vader] ,

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats 2] .
Advocaat: mr. M.J.E.M. Edelmann te Breda.
De kinderrechter merkt als informant aan:

STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT ROOSENDAAL,

locatie Roosendaal, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI).

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de Raad van 30 december 2022, ingekomen bij de griffie op dezelfde dag;
- de brief met bijlagen van de advocaat van de moeder van 5 januari 2023, ingekomen bij de griffie op dezelfde dag.
Op 20 januari 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat en een tolk in de Arabische/Syrische taal;
- de advocaat van de vader;
- een vertegenwoordigster van de Raad;
- een vertegenwoordigster van de GI (MS Teams).
Hoewel behoorlijk opgeroepen zijn [minderjarige 1] en de vader niet verschenen.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt uitgevoerd door de ouders.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij de moeder.

Het verzoek

De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor de duur van twaalf maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

De standpunten

De vertegenwoordigster van de Raad handhaaft het verzoek. De minderjarigen hebben last van de onvoorspelbaarheid van de vader. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wensen contact met de vader, maar de ouders komen er samen niet uit om dit te bewerkstelligen. Er dient psycho educatie ingezet te worden.
Door en namens de moeder is tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat zij instemt met het verzoek van de Raad. Volgens de moeder dient de vader te stoppen met het verhinderen van zaken en mee te werken in plaats van dat er allerlei procedures gevoerd moeten worden. De moeder hoopt dat door de komst van [naam hulpverlening] de vader weer vertrouwen krijgt in de hulpverlening en zal samenwerken. In februari 2023 volgt een strafrechtelijke procedure met betrekking tot de mogelijke verlenging van het contact-, straat- en gebiedsverbod van de vader.
Namens de vader is tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat de vader instemt met het verzoek van de Raad als er hulpverlening wordt ingezet via [naam hulpverlening] . Er is van alles met de vader aan de hand. Op dit moment gaat het weer goed met hem en is communicatie mogelijk. Aan de zijde van de vader is er wantrouwen richting de hulpverlening. De vader wordt genegeerd en hij voelt zich niet gehoord door de hulpverlening. Daar moet verandering in komen.
De vertegenwoordigster van de GI ondersteunt het verzoek van de Raad. Er is sprake van een ernstige bedreiging in de ontwikkeling van de minderjarigen en de hulpverlening in een vrijwillig kader is onvoldoende van de grond gekomen of onvoldoende toereikend geweest. Van belang is wel dat de hulpverlening vanuit [naam hulpverlening] wordt ingezet.

De beoordeling

De kinderrechter overweegt als volgt.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat er sprake is van ernstige zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . De kinderrechter onderschrijft de zorgen van de Raad dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onvoldoende aan hun ontwikkeling toe komen zo lang zij last hebben van herinneringen van de ingrijpende gebeurtenissen uit het verleden. Er is al geruime tijd geen voorspelbaar, stabiel en onbelast contact mogelijk tussen [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en de vader. Geconstateerd wordt dat de verstandhouding tussen de ouders fors is verstoord en er geen enkele vorm van communicatie over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] tussen hen plaatsvindt. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben last van het feit dat de ouders als geruime tijd met elkaar strijden. Deze gespannen verstandhouding zal mogelijk contactherstel tussen de minderjarigen en de vader kunnen belemmeren zodat zij in een mogelijk loyaliteitsconflict terechtkomen. Positief is dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] contact wensen met de vader. De hulpverlening in een vrijwillig kader is tot nu toe ontoereikend geweest. De komende periode dient veel hulpverlening ingezet te worden en dient er duidelijkheid voor de minderjarigen te komen over het contact met hun vader. De hulpverlening vanuit [naam hulpverlening] dient voortgezet te worden en verder dient gekeken te worden welke hulpverlening noodzakelijk is voor de minderjarigen en de ouders.
De kinderrechter is gelet op het voorgaande van oordeel dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk is. Het (onweersproken) verzoek van de Raad wordt daarom toegewezen. In een gedwongen kader dient er gewerkt te worden aan de volgende door de Raad gestelde doelen:
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] kunnen ingrijpende gebeurtenissen verwerken, ze hebben
geen last meer van nare herinneringen.
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben onbelast contact met allebei hun ouders.
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben het gevoel dat zij openlijk loyaal mogen zijn aan
allebei hun ouders.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming Brabant locatie Roosendaal met ingang van 20 januari 2023 tot 20 januari 2024;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 20 januari 2023 door mr. Hamburger, kinderrechter, in tegenwoordigheid van Can, als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 3 februari 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.