ECLI:NL:RBZWB:2023:7575

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 oktober 2023
Publicatiedatum
1 november 2023
Zaaknummer
C/02/414358 / JE RK 23-1717
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot wijziging verblijfplaats van minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter op 20 oktober 2023 uitspraak gedaan in een verzoek van de Gecertificeerde Instelling (GI) tot wijziging van de verblijfplaats van een minderjarige, die binnenkort 18 jaar wordt. De GI verzocht om toestemming voor een plaatsing van de minderjarige bij een woonvoorziening met 24-uurs zorg, omdat er zorgen waren over de opvoedvaardigheden van de pleegouders en de emotionele ontwikkeling van de minderjarige. De pleegouders en de minderjarige verzetten zich echter tegen deze plaatsing, omdat deze te ver van hun woonplaats zou zijn. De kinderrechter heeft de zaak mondeling behandeld met gesloten deuren, waarbij de pleegouders en vertegenwoordigers van de GI aanwezig waren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de zorgen over de situatie bij de pleegouders niet zo ernstig zijn dat er direct ingegrepen moet worden. De minderjarige heeft aangegeven dat het goed gaat thuis en dat zij liever bij de pleegouders blijft. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat het verzoek van de GI moet worden afgewezen, omdat het in het belang van de minderjarige is dat zij en haar hechtingsfiguren achter de plaatsing staan. De kinderrechter heeft de beslissing mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 30 oktober 2023.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/414358 / JE RK 23-1717
Datum uitspraak: 20 oktober 2023

beschikking toestemming wijziging verblijfplaats

in de zaak van
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING, hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (GI),
gevestigd te Amsterdam,
betreffende

[minderjarige] ,

geboren op [geboortedag] 2005 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de pleegouders] ,

hierna te noemen: de pleegouders,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.
De kinderrechter merkt als informant aan:

[de moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] .
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna: de Raad, de kinderrechter over het verzoek geadviseerd.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 31 augustus 2023;
- de beschikking van rechtbank Amsterdam van 20 september 2023.
Op 20 oktober 2023 heeft de kinderrechter de zaak mondeling behandelend met gesloten deuren. Bij die gelegenheid zijn verschenen:
- twee vertegenwoordigsters van de GI;
- de pleegmoeder;
- een vertegenwoordigster namens de Raad.
In verband met zijn werk verbleef de pleegvader in het buitenland zodat hij niet bij de mondelinge behandeling aanwezig was.

De feiten

Bij beschikking van de rechtbank Rotterdam van 22 april 2009 is [minderjarige] onder voogdij gesteld van de GI.
[minderjarige] woont bij de pleegouders op een bij de rechtbank bekend adres. [minderjarige] woont sinds oktober 2006 bij de pleegouders.
Bij voormelde beschikking van rechtbank Amsterdam van 20 september 2023 is de zaak in de stand waarin deze zich bevond, verwezen naar deze rechtbank nu [minderjarige] haar feitelijke woon- en of verblijfplaats heeft binnen het arrondissement van deze rechtbank.

Het verzoek

De GI heeft verzocht om toestemming te verlenen tot wijziging het verblijf van [minderjarige] op grond van artikel 1:336a lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).

Het standpunt van de verzoeker

De GI voert schriftelijk, samengevat, het volgende aan. [minderjarige] heeft een verstandelijke beperking en is gediagnosticeerd met ADHD, ODD en een hechtingsstoornis. Zij heeft een achterstand in haar emotionele ontwikkeling. [minderjarige] heeft nabijheid van anderen nodig om zich veilig te voelen en aangemoedigd te worden in het doen van activiteiten. Zij heeft blijvend ondersteuning nodig op alle levensgebieden. Zelfstandig wonen doet een groot beroep op zelfredzaamheid, waarin [minderjarige] beperkt ontwikkeld is. Begeleiding is nodig om [minderjarige] overzicht, structuur en houvast te bieden. [minderjarige] is zeer kwetsbaar in contact met anderen en er is een groot risico op misbruik in iedere mogelijke vorm. De afgelopen jaren heeft [minderjarige] meerdere malen grensoverschrijdend gedrag laten zien. Tussen [minderjarige] en de moeder is er al een aantal jaar geen contact meer. [minderjarige] staat hiervoor niet open. De vader, met wie [minderjarige] altijd contact had, is in augustus 2022 overleden. In augustus 2022 zijn [minderjarige] en de pleegouders verhuisd. [minderjarige] gaat naar het [school] en loopt stage bij de gemeente.
De afgelopen jaren zijn er zorgen ontstaan over de opvoedvaardigheden en aansluiting van de pleegouders bij [minderjarige] . Zij lijken niet altijd inzicht te hebben in de verwachtingen die zij van [minderjarige] mogen hebben. Er zijn meerdere Veilig Thuis meldingen gedaan, die onder andere zien op schreeuwen tegen [minderjarige] . Ook is er een incident geweest waarbij de pleegvader [minderjarige] bij de arm heeft vastgegrepen en tegen haar arm heeft geslagen.
Daarnaast zijn er zorgen over de interactie tussen [minderjarige] en de pleegvader. [minderjarige] zou bij verschillende hulpverleners hebben aangegeven zich niet prettig te voelen wanneer de pleegvader thuis is. Er zijn verschillende vormen van hulpverlening ingezet om de zorgen weg te nemen. Vanuit therapie en Pedagogische Gezinsbegeleiding (PG) zijn er meerdere malen zorgen geuit over de situatie rondom de pleegvader. Wanneer hij thuis is, wordt er meer spanning bij [minderjarige] gezien. Er zijn regelmatig ruzies en discussies. Er is geopperd [minderjarige] elders te laten logeren als de pleegvader thuis is. Daaraan werken de pleegouders echter niet mee.
Sinds 2020 is [minderjarige] aangemeld bij [hulpverlening] . Volgens de GI moet er een passende plek voor [minderjarige] worden gevonden waar zij ook na haar 18e jaar kan blijven. De pleegouders zijn het er niet mee eens dat [minderjarige] voor haar 18e moet verhuizen. In juni 2023 is bekend geworden dat er een plek vrijkomt bij [hulpverlening] met ingang van september 2023. Volgens de pleegouders wil [minderjarige] niet. Zij geeft aan bij Amarant te willen wonen. Echter, volgens de GI is een plaatsing bij [hulpverlening] het meest passend en nodig. De situatie bij de pleegouders is zorgelijk en hulpverlening komt onvoldoende van de grond.
Ter onderbouwing van en in aanvulling op het verzoek licht de GI, samengevat, nog het volgende toe. Actuele informatie die van belang is, is dat er inmiddels een Wlz-indicatie is afgegeven en de plek bij [hulpverlening] beschikbaar is. De wachttijd bij Amarant kan oplopen tot enkele jaren, terwijl [minderjarige] nu bij [hulpverlening] terecht kan. De GI is zich ervan bewust dat wanneer [minderjarige] 18 jaar is, zij bij [hulpverlening] weg kan gaan. De GI hoopt dat de uitspraak van de kinderrechter [minderjarige] voldoende motivatie geeft om bij [hulpverlening] te blijven. Op de vraag van de kinderrechter of de GI een plaatsing van [minderjarige] bij Amarant bezwaarlijk vindt, moet de GI het antwoord schuldig blijven.

De standpunten van belanghebbenden

[minderjarige] heeft de kinderrechter, samengevat, verteld dat zij niet naar [hulpverlening] wil. Dit is te ver van de woonplaats van de pleegouders vandaan. Volgens [minderjarige] gaat het nu weer goed bij de pleegouders thuis. De pleegvader is in verband met werk veel weg. Hij is eens in de vier weken thuis. [minderjarige] heeft op de eerste verdieping van de woning haar eigen plek waar zij zich kan terugtrekken. De wens van [minderjarige] is een plaatsing bij Amarant.
De pleegmoeder brengt, samengevat, naar voren dat er in het verleden door Veilig Thuis onderzoek is gedaan. Hier kwam niets uit. Op dit moment gaat het goed met [minderjarige] . Zij heeft geleerd zich terug te trekken als zij boos is. [minderjarige] heeft hiertoe de eerste verdieping van de woning tot haar beschikking. De pleegmoeder ervaart de samenwerking met de GI als onprettig. Zij trekt al jaren aan de bel, zoals met betrekking tot de inzet van hulpverlening als agressieregulatietraining. Volgens de pleegmoeder wil [minderjarige] niet naar [hulpverlening] . [hulpverlening] is gelegen in [plaats] en dat is te ver weg. [minderjarige] wil graag naar Amarant en de pleegouders staan daar ook achter. De pleegmoeder is daarnaast aan het kijken naar een zorgboerderij in de nabije omgeving. Wanneer de kinderrechter het verzoek zal toewijzen, is de verwachting dat [minderjarige] wegloopt bij [hulpverlening] en terug naar huis komt. Naar de mening van [minderjarige] moet worden geluisterd. Ook speelt daarin mee dat zij volgende week 18 jaar wordt.

Het standpunt van de Raad

De Raad adviseert de kinderrechter, samengevat, als volgt. De Raad vraagt zich hardop af wat de meerwaarde is van het verzoek van de GI. De situatie is niet houdbaar als de belangrijke hechtingsfiguren in het leven van [minderjarige] niet achter de plaatsing bij [hulpverlening] staan. Bovendien wil [minderjarige] dit zelf ook niet. Daarnaast voert de GI aan dat er al jaren zorgen zijn. Echter, hierop is nooit ingegrepen. De vraag is dan ook hoe ernstig die zorgen zijn. Tot slot zijn er vanuit de GI geen inhoudelijke bezwaren bekend tegen een plaatsing bij Amarant.

De beoordeling

Nu verzoeker is benoemd tot voogd over de minderjarige geldt artikel 1:336a BW als grondslag voor het verzoek tot vervangende toestemming. In het eerste lid van voornoemd artikel is bepaald dat indien de minderjarige door een ander of anderen dan zijn voogd, als behorende tot het gezin met instemming van de voogd ten minste een jaar is verzorgd en opgevoed, de voogd niet dan met toestemming van degenen die de verzorging en opvoeding op zich hebben genomen, wijziging in het verblijf van de minderjarige kan brengen. Blijkens het tweede lid van artikel 1:336a BW wordt het verzoek tot vervangende toestemming slechts ingewilligd indien de rechtbank dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk oordeelt.
De kinderrechter overweegt als volgt.
Op grond van de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat [minderjarige] en de pleegouders zich verzetten tegen een plaatsing van [minderjarige] bij [hulpverlening] . Het redengevende, en naar het oordeel van de kinderrechter begrijpelijke, argument wat zij daarvoor geven, is de afstand tussen de woonplaats van de pleegouders en de locatie van [hulpverlening] .
Daarnaast is het de kinderrechter niet gebleken dat de zorgen over de situatie bij de pleegouders thuis dusdanig ernstig zijn dat direct ingegrepen moet worden en een plaatsing van [minderjarige] bij [hulpverlening] noodzakelijk is. Zowel [minderjarige] als de pleegmoeder geven aan dat het thuis goed gaat. Hoewel de beperking van [minderjarige] soms voor uitdagingen zorgt, heeft zij geleerd zichzelf af te zonderen wanneer de situatie daar om vraagt. Op deze manier kunnen de pleegouders de zorg voor [minderjarige] nog geruime tijd op zich nemen. In elk geval totdat er een passende woonplek is gevonden.
Daar komt nog bij dat de GI bij de mondelinge behandeling heeft aangegeven geen inhoudelijke bezwaren te hebben tegen een plaatsing van [minderjarige] bij Amarant, hetgeen [minderjarige] zelf het liefste wil. Het gegeven dat er bij Amarant lange wachttijden zijn, acht de kinderrechter gelet op het voorgaande niet onoverkomelijk.
Alles overwegende ziet de kinderrechter geen noodzaak om [minderjarige] , die een week na de mondelinge behandeling de meerderjarige leeftijd bereikt, tegen haar wil en die van de pleegouders te plaatsen bij [hulpverlening] . Met de Raad is de kinderrechter van oordeel dat het van belang is dat [minderjarige] en de belangrijke hechtingsfiguren in haar leven allen achter een plaatsing staan. De kinderrechter acht het daarom in het belang van [minderjarige] noodzakelijk dat het verzoek van de GI wordt afgewezen.
Dit betekent dat als volgt wordt beslist.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek van de GI af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 20 oktober 2023 door mr. C. Phillips, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. J.C.G. Vos.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 30 oktober 2023.

Ingevolge artikel 807, aanhef en onder c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering staat tegen deze beschikking geen andere voorziening open dan cassatie in het belang der wet.