ECLI:NL:RBZWB:2023:7608

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 november 2023
Publicatiedatum
2 november 2023
Zaaknummer
10373433 \ CV EXPL 23-507
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Van der Burgt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onverschuldigd betaalde premie en reconventionele vordering tot schadevergoeding

In deze bodemzaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 november 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen UNIGARANT N.V., handelend onder de naam ANWB, en een gedaagde partij. De zaak betreft een vordering van ANWB op de gedaagde, die in de periode van 30 maart 2018 tot en met 21 juni 2018 een auto had verzekerd bij ANWB. ANWB vorderde een bedrag van € 34,71, dat zij onverschuldigd aan de gedaagde zou hebben betaald, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde betwistte de vordering en stelde dat zij de hoofdsom op 1 augustus 2018 had voldaan. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde inderdaad de vordering op 1 augustus 2018 had voldaan, waardoor de vordering van ANWB in conventie werd afgewezen. Tevens werd de vordering in reconventie van de gedaagde toegewezen, waarbij ANWB werd veroordeeld om een bedrag van € 20,00 te betalen voor gemaakte kosten. ANWB werd in de proceskosten veroordeeld, zowel in conventie als in reconventie, en de proceskosten werden vastgesteld op nihil.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 10373433 \ CV EXPL 23-507
Vonnis van 1 november 2023
in de zaak van
UNIGARANT N.V., MEDE H.O.D.N. ANWB VERZEKEREN,
te 's-Gravenhage,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: ANWB,
gemachtigde: KVN Gerechtsdeurwaarders & Juristen,
tegen
[gedaagde in conventie01],
te [plaats01] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde in conventie01] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 25 februari 2023 met producties 1 tot en met 6,
- de conclusie van antwoord met productie 1,
- de conclusie van repliek met producties I tot en met V,
- de conclusie van dupliek met productie 2,
- de akte uitlating.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde in conventie01] heeft in de periode 30 maart 2018 tot en met 21 juni 2018 haar auto verzekerd bij ANWB.
2.2.
Bij brieven van 21 juni en 28 juni 2018 heeft ANWB aan [gedaagde in conventie01] bericht dat de overeenkomst per 21 juni 2018 wordt beëindigd wegens schending van de mededelingsplicht.
2.3.
Aangezien de premie bij vooruitbetaling wordt voldaan en de overeenkomst voor het einde van de maand per direct werd beëindigd, is door ANWB bij brief van 28 juni 2018 een creditnota verstuurd voor een bedrag van € 10,43. Dit bedrag, plus de premie voor de periode vanaf 30 juni 2018 tot en met 29 juli 2018, heeft zij op 4 juli 2018 aan [gedaagde in conventie01] betaald.

3.Het geschil

In conventie
3.1.
ANWB vordert [gedaagde in conventie01] te veroordelen om aan ANWB een bedrag van € 34,71 te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldag van de ingebrekestelling tot aan de dag van algehele voldoening en de buitengerechtelijke incassokosten van € 48,40, waarop in mindering strekt de betaling van 16 november 2020 van € 34,71. Verder vordert ANWB dat [gedaagde in conventie01] wordt veroordeeld in de proceskosten.
3.2.
ANWB legt – na wijziging van de grondslag – het volgende ten grondslag aan haar vordering. Zij stelt dat zij € 34,71 teveel heeft terugbetaald aan [gedaagde in conventie01] omdat zij ervan uitging dat alle premies waren betaald of automatisch geïncasseerd. Dat bleek niet zo te zijn. ANWB heeft het bedrag van € 34,71 daarom onverschuldigd aan [gedaagde in conventie01] betaald. Bij repliek voert zij aan dat is gebleken dat [gedaagde in conventie01] op 16 november 2020 een bedrag van € 34,71 aan ANWB heeft betaald.
3.3.
[gedaagde in conventie01] betwist de vordering. Zij voert daarvoor aan dat zij de hoofdsom op 1 augustus 2018 heeft voldaan. Zij onderbouwt haar standpunt met een rekeningoverzicht. Daarnaast maakt zij bezwaar tegen de omstandigheid dat ANWB haar heeft gedagvaard. Zij heeft weinig van ANWB, dan wel de gemachtigde van ANWB, vernomen waardoor zij het betaalbewijs niet eerder kon overleggen, zodat de procedure voorkomen had kunnen worden.
In reconventie
3.4.
[eiser in reconventie01] vordert bij wijze van tegenvordering dat de kantonrechter ANWB veroordeelt om aan [eiser in reconventie01] een bedrag van € 20,00 te voldoen. Hieraan legt zij ten grondslag dat zij kosten heeft moeten maken voor het opvragen van een rekeningoverzicht, zodat zij haar verweer kon voeren. Indien er eerder naar haar was gecommuniceerd, had zij dit eerder kunnen overleggen.
3.5.
ANWB voert het volgende verweer tegen de tegenvordering. De gevorderde kosten zijn allereerst aan de hoge kant. Daarnaast dienen deze kosten voor eigen rekening van [eiser in reconventie01] te blijven. Indien zij het rekeningoverzicht eerder naar ANWB had toegezonden, had zij deze kosten niet hoeven maken.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt allereerst voorop dat bij de rolberichten geen aandacht is besteed aan de reconventionele vordering. Uit de processtukken blijkt dat partijen zich wel voldoende hebben kunnen uitlaten over de reconventionele vordering. Wat voor de vordering in reconventie is aangevoerd in de conclusie van antwoord, conclusie van repliek, conclusie van dupliek en akte uitlating is daarom aangemerkt als eis in reconventie, conclusie van antwoord in reconventie, conclusie van repliek in reconventie en conclusie van dupliek in reconventie.
In conventie
4.2.
Partijen zijn het erover eens dat de vordering van € 34,71 reeds door [gedaagde in conventie01] is voldaan. De hoofdsom wordt daarom afgewezen. Partijen verschillen echter van mening op welk moment de vordering door [gedaagde in conventie01] is voldaan, wat van belang is voor de nevenvordering bestaande uit de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten.
4.3.
[gedaagde in conventie01] stelt dat zij de vordering op 1 augustus 2018 heeft voldaan. Ter onderbouwing legt zij een rekeningoverzicht over. Uit het rekeningoverzicht volgt dat er op 1 augustus 2018 door [gedaagde in conventie01] een bedrag van € 34,71 naar ANWB is overgemaakt. De betaling is verricht met het betalingskenmerk: [betalingskenmerk01] . Dit kenmerk komt overeen met het betalingskenmerk dat wordt vermeld in de door ANWB verstuurde herinneringen (productie 4 bij dagvaarding). ANWB verweert zich door enkel aan te voeren dat zij de betaling niet kan terugvinden in haar systemen. Het had op de weg van ANWB gelegen om haar betwisting nader te motiveren, zoals inzage geven in de bijschrijvingen op 1 augustus 2018. Zij heeft dit niet gedaan, waardoor haar betwisting onvoldoende is onderbouwd. De kantonrechter gaat er daarom vanuit dat [gedaagde in conventie01] de vordering op 1 augustus 2018 heeft voldaan.
De wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten
4.4.
De gevorderde wettelijke rente wordt afgewezen. ANWB heeft op 26 juli 2018 een aanmaning verstuurd, welke conform artikel 6:82 lid 1 BW is aan te merken als een ingebrekestelling. De ingebrekestelling stelt een termijn van vijftien dagen. Nu [gedaagde in conventie01] de betaling op 1 augustus 2018 heeft verricht, is de vordering binnen de gestelde termijn voldaan. Zij verkeert daardoor niet in verzuim, zodat zij geen wettelijke rente aan ANWB is verschuldigd.
4.5.
Ook de buitengerechtelijke incassokosten zullen worden afgewezen. Wegens het ontbreken van het verzuim is namelijk niet voldaan aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW.
De proceskosten
4.6.
ANWB is de partij die in conventie in het ongelijk wordt gesteld. Zij wordt daarom veroordeeld in de proceskosten. De proceskosten in conventie aan de zijde van [gedaagde in conventie01] worden tot aan dit vonnis vastgesteld op nihil.
In reconventie
4.7.
[eiser in reconventie01] stelt dat zij schade heeft geleden door het handelen van ANWB. De schade bestaat uit de kosten die zij heeft moeten maken om de rekeningoverzichten te verkrijgen. Het verweer van ANWB dat de kosten aan de hoge kant zijn, kan haar niet baten, nu uit de door [eiser in reconventie01] overgelegde stukken blijkt dat haar bank deze kosten daadwerkelijk bij [eiser in reconventie01] in rekening heeft gebracht. Het argument van ANWB dat [eiser in reconventie01] dit rekeningoverzicht eerder had kunnen overleggen waarmee zij zich die kosten had kunnen besparen, kan onder de gegeven omstandigheden bezwaarlijk aan [eiser in reconventie01] worden tegengeworpen, nu vast staat dat zij de betaling binnen de termijn van de aanmaning heeft voldaan, hetgeen ANWB op haar eigen rekening had moeten kunnen zien. Het verweer van ANWB slaagt dan ook niet. De kantonrechter wijst de vordering van [eiser in reconventie01] daarom toe.
De proceskosten in conventie en reconventie
4.8.
Aangezien ANWB in reconventie als de in het ongelijk gestelde partij heeft te gelden, zal zij in de proceskosten worden veroordeeld. De proceskosten in reconventie aan de zijde van [eiser in reconventie01] worden tot aan dit vonnis vastgesteld op nihil.

5.De beslissing

De kantonrechter
In conventie
5.1.
wijst de vordering in conventie van ANWB af,
5.2.
veroordeelt ANWB in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde in conventie01] tot aan dit vonnis vastgesteld op nihil,
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
In reconventie
5.4.
veroordeelt ANWB om aan [eiser in reconventie01] een bedrag van € 20,00 te voldoen,
5.5.
veroordeelt ANWB in de proceskosten, aan de zijde van [eiser in reconventie01] tot aan dit vonnis vastgesteld op nihil,
5.6.
verklaart de vordering en proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van der Burgt en in het openbaar uitgesproken op 1 november 2023.