ECLI:NL:RBZWB:2023:7632

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 november 2023
Publicatiedatum
2 november 2023
Zaaknummer
10691316 \ VV EXPL 23-71
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • mr. Eijssen-Vruwink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over ontruimingsvonnis met vordering tot staking of schorsing van de executie

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 november 2023 uitspraak gedaan in een executiegeschil. De eiser, vertegenwoordigd door mr. I.A.C. Cools, vorderde de onmiddellijke staking van de ontruiming van een woning, die was aangezegd door de gedaagde partij, Stichting Casade, vertegenwoordigd door mr. W.A. Kempe. De achtergrond van het geschil ligt in een eerdere huurovereenkomst die op 28 april 2021 door de kantonrechter is ontbonden, waarbij de eiser en haar ex-echtgenoot zijn veroordeeld tot ontruiming van de woning. De eiser heeft geen hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis en heeft later een moratorium en toelating tot de schuldsaneringsregeling aangevraagd, wat leidde tot een tijdelijke opschorting van de ontruiming.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de executie van het onherroepelijke vonnis niet geschorst kan worden, omdat de eiser onvoldoende heeft aangetoond dat er sprake is van misbruik van bevoegdheid of dat er een nieuwe huurovereenkomst tot stand is gekomen. De kantonrechter oordeelde dat de omstandigheden die de eiser aanvoert, zoals de noodtoestand waarin zij zich zou bevinden met haar vier minderjarige kinderen, niet nieuw zijn en niet voldoende onderbouwd zijn in deze procedure. De rechter concludeert dat de gedaagde partij, Casade, een in redelijkheid te respecteren belang heeft bij de tenuitvoerlegging van het vonnis en wijst de vorderingen van de eiser af. Tevens wordt de eiser veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 661,00.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 10691316 \ VV EXPL 23-71
Vonnis in kort geding van 2 november 2023
in de zaak van
[eiser],
te [plaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. I.A.C. Cools,
procederend met toevoeging [nummer]
tegen
STICHTING CASADE,
te Tilburg,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Casade,
gemachtigde: mr. W.A. Kempe.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de conclusie van antwoord met producties;
- de mondelinge behandeling van 19 oktober 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Vervolgens is uitspraak bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tussen partijen is op 29 augustus 2018, na een eerdere huurovereenkomst, gevolgd door een bruikleenovereenkomst, opnieuw een huurovereenkomst gesloten met betrekking tot de woning aan de [adres] te [plaats] .
2.2.
Bij vonnis van 28 april 2021 heeft de kantonrechter de huurovereenkomst tussen partijen ontbonden en [eiser] en haar inmiddels ex-echtgenoot de heer [naam] veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen vier weken na betekening van het vonnis, alsmede tot betaling van de bestaande huurachterstand, met nevenvorderingen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.3.
Tegen dat vonnis is geen hoger beroep ingesteld.
2.4.
Op 10 mei 2021 heeft Casade het vonnis laten betekenen en de ontruiming aangezegd tegen 21 juni 2021.
2.5.
Op 17 juni 2021 heeft [eiser] instelling van een moratorium ex artikel 287b Faillissementswet (hierna: Fw) verzocht en gelijktijdig ook een verzoek gedaan tot toelating tot de schuldsaneringsregeling ex artikel 284 Fw (hierna: WSNP). Bij vonnis van 5 augustus 2021 is het verzoek tot instelling van een moratorium toegewezen; artikel 305 Fw is van toepassing verklaard op de tussen partijen gesloten huurovereenkomst en Casade is verboden om tot ontruiming van de woning over te gaan voor de duur van maximaal zes maanden. Het verzoek om toelating tot de WSNP is in hetzelfde vonnis van 5 augustus 2021 aangehouden tot een nader te bepalen datum.
2.6.
Op 31 maart 2022 is [eiser] toegelaten tot de WSNP. Bij vonnis van 3 april 2023 is de WSNP tussentijds beëindigd. [eiser] is vervolgens met ingang van 12 april 2023 in staat van faillissement komen te verkeren.
2.7.
Casade heeft op 20 juni 2023 de ontruiming aangezegd tegen 7 september 2023.
2.8.
[eiser] heeft de woning niet vrijwillig verlaten.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert de ontruiming van de woning per direct te staken en gestaakt te houden dan wel de ontruiming op te schorten voor een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen termijn, althans een zodanige voorziening te treffen als de kantonrechter in goede justitie vermeent te behoren, met veroordeling van Casade in de proceskosten.
3.2.
Casade voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , althans tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In dit kort geding moet worden beoordeeld of de executie van het inmiddels onherroepelijk geworden vonnis moet worden gestaakt of geschorst.
Spoedeisend belang
4.2.
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de aard van de vordering en is door Casade ook niet weersproken.
Toetsingskader
4.3.
Uitgangspunt is dat een uitgesproken veroordeling ten uitvoer kan worden gelegd. In een executiegeschil kan de tenuitvoerlegging van een onherroepelijke uitspraak slechts worden geschorst wanneer de executant, gelet op de belangen van de geëxecuteerde, geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn executiebevoegdheid. Dat kan onder meer het geval zijn wanneer de te executeren beslissing berust op een kennelijke juridische of feitelijke misslag en/of als de executie op grond van na de beslissing voorgevallen of aan het licht gekomen feiten aan de zijde van de geëxecuteerde klaarblijkelijk een noodtoestand zal doen ontstaan. Deze maatstaf is na het arrest van de Hoge Raad van 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2026 onveranderd gebleven voor uitspraken waartegen - zoals hier - geen rechtsmiddel is ingesteld of nog openstaat.
Nieuwe huurovereenkomst
4.4.
[eiser] stelt dat de tenuitvoerlegging van het vonnis misbruik van bevoegdheid oplevert. Zij stelt daartoe onder meer dat sprake is van een situatie zoals bedoeld in artikel 7:230 BW dan wel van een (nieuwe) overeenkomst die kwalificeert als een huurovereenkomst ex artikel 7:201 BW zodat op grond van het vonnis van 28 april 2021 niet kan worden ontruimd.
4.5.
Op grond van artikel 7:201 lid 1 BW dient een huurovereenkomst te voldoen aan twee criteria; de verhuurder moet woonruimte in gebruik verstrekken en de huurder moet zich verbinden tot een tegenprestatie. Op grond van artikel 7:230 BW kan een eenmaal geëindigde huurovereenkomst ook stilzwijgend worden voortgezet.
4.6.
[eiser] onderbouwt haar stelling dat een nieuwe huurovereenkomst tot stand is gekomen door te verwijzen naar een e-mail van de door Casade ingeschakelde deurwaarder van 15 juni 2023. In die e-mail staat: “(...)
omdat mevrouw [eiser] thans in de woning verblijft op basis van een zogenaamde laatste kansovereenkomst c.q. bruikleenovereenkomst op grond van artikel 7:900 BW.” Verder stelt [eiser] dat in gesprekken tussen de WSNP-bewindvoerder en Casade, waar [eiser] zelf niet bij aanwezig was, (mogelijk) afspraken zijn gemaakt over voortzetting van het gebruik van de woning.
Casade heeft gemotiveerd betwist dat een dergelijke afspraak is gemaakt en ook dat na het vonnis van 28 april 2021 een nieuwe overeenkomst tot stand is gekomen. Gezien het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat partijen na 28 april 2021 geen overeenkomst hebben gesloten die kwalificeert als een huurovereenkomst. De enkele passage uit de e-mail van de deurwaarder is onvoldoende voor een andersluidend oordeel. De stelling van [eiser] dat er afspraken gemaakt zouden zijn tussen Casade en de WSNP-bewindvoerder over voortzetting van de huurovereenkomst is naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende onderbouwd. Het had op de weg van [eiser] gelegen om, gelet op de gemotiveerde betwisting van Casade nadere feiten en omstandigheden te stellen.
4.7.
Vast staat dat Casade de ontruiming van de woning kort na het vonnis van 28 april 2021 heeft aangezegd, en wel tegen 21 juni 2021. Omdat kort voor de datum van de ontruiming door [eiser] een verzoek tot het instellen van een moratorium en een verzoek tot toelating WSNP is gedaan, is de geplande ontruiming niet doorgegaan. Het moratorium is geëindigd op 5 februari 2022. Op dat moment liep het verzoek tot toelating tot de WSNP nog en was de beslissing omtrent toelating door de rechtbank aangehouden.
Dat Casade hangende het verzoek tot toelating tot de WSNP geen gebruik heeft gemaakt van de titel tot ontruiming die zij had betekent naar het oordeel van de kantonrechter niet dat Casade thans misbruik van haar bevoegdheid tot executie op basis van het vonnis van 28 april 2021.
Vervolgens zat [eiser] gedurende ongeveer een jaar in de WSNP. Ook toen heeft Casade niet kunnen overgaan tot ontruiming. Op 3 april 2023 is het WSNP-traject uiteindelijk voortijdig beëindigd en is [eiser] op 12 april 2023 in staat van faillissement komen te verkeren. Ook indien Casade daarvan meteen op de hoogte zou zijn gebracht, zoals [eiser] stelt, is de kantonrechter van oordeel dat Casade voortvarend (genoeg) heeft gehandeld door op 20 juni 2023 (voor de tweede keer) de ontruiming aan te zeggen. Andere feiten of omstandigheden waaruit valt af te leiden dat Casade het vertrouwen bij [eiser] heeft gewekt dat Casade zou afzien van tenuitvoerlegging van het vonnis, dan wel dat recht zou hebben verwerkt, zijn niet gesteld of gebleken. De slotsom is dan ook dat geen (stilzwijgende) nieuwe huurovereenkomst tot stand is gekomen.
Feitelijke of juridische misslag
4.8.
Gesteld noch gebleken is dat in het vonnis sprake is van een feitelijke of juridische misslag.
Noodtoestand
4.9.
Volgens [eiser] zal een noodtoestand ontstaan als zij haar woning wordt uitgezet omdat zij dan met haar vier minderjarige kinderen op straat komt te staan en zij daarnaast kampt met ernstige gezondheidsklachten.
4.10.
Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter is niet komen vast te staan dat na het vonnis feiten zijn voorgevallen of aan het licht zijn gekomen die meebrengen dat de executie van het vonnis blijkbaar een zodanige noodtoestand zal doen ontstaan voor [eiser] dat dit misbruik van bevoegdheid oplevert. De door [eiser] aangevoerde omstandigheden waren al bekend ten tijde van het vonnis van 28 april 2021 en zijn dus niet nieuw. Bovendien heeft [eiser] die omstandigheden in deze procedure niet (voldoende) onderbouwd.
Conclusie
4.11.
Uit het voorgaande volgt dat Casade een in redelijkheid te respecteren belang heeft bij tenuitvoerlegging van het vonnis. De kantonrechter zal de vorderingen van [eiser] daarom afwijzen.
Proceskosten
4.12.
[eiser] is de partij die ongelijk krijgt en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Casade worden begroot op:
- salaris gemachtigde
529,00
- nakosten
132,00
Totaal
661,00

5.De beslissing

De kantonrechter, rechtdoende in kort geding:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 661,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Wordt bij niet betaling het vonnis daarna betekend, dan moet [eiser] ook de kosten van betekening betalen;
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Eijssen-Vruwink en in het openbaar uitgesproken op 2 november 2023.