ECLI:NL:RBZWB:2023:765

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 februari 2023
Publicatiedatum
9 februari 2023
Zaaknummer
9849723_E08022023
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Scheffers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid opdrachtgever voor schade aan woning door bouwwerkzaamheden aan aangrenzend perceel

In deze civiele zaak, behandeld door de Kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, staat de aansprakelijkheid van de opdrachtgever voor schade aan de woning van de eiser centraal. De eiser, eigenaar van een perceel waar hij een snackbar exploiteert, heeft schade geleden aan zijn woning als gevolg van bouwwerkzaamheden die door de gedaagde, de opdrachtgever van de nieuwbouw van een bibliotheek, zijn uitgevoerd op een aangrenzend perceel. De eiser heeft de gedaagde aansprakelijk gesteld voor de schade die is ontstaan door de bouwwerkzaamheden, waaronder schimmelvorming, scheurvorming en problemen met het glazen dak van zijn woning.

De procedure begon met een dagvaarding in juni 2020, waarbij de eiser schadevergoeding vorderde op basis van rapporten van Dekra Experts, die de schade had begroot op verschillende bedragen. Na een mondelinge behandeling in februari 2021 werd er een schikking bereikt met de aannemer, maar de eiser vorderde ook schadevergoeding van de gedaagde. De gedaagde betwistte de aansprakelijkheid en voerde aan dat de eiser al een schadevergoeding had ontvangen van de aannemer.

De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde onrechtmatig had gehandeld door de nieuwbouw zo dicht bij de woning van de eiser te situeren, waardoor onderhoud aan het glazen dak niet meer mogelijk was. De rechter kende de eiser een schadevergoeding toe van € 4.002,00 voor het dichtmaken van de tussenruimte en verklaarde dat de gedaagde de kosten van glasbewassing gedurende drie jaar moest vergoeden. De vordering voor buitengerechtelijke incassokosten werd afgewezen, evenals de vordering voor schadevergoeding voor andere gebreken, omdat deze niet voldoende waren onderbouwd. De gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 9849723 \ CV EXPL 22-1433
Vonnis van 8 februari 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. M.A.A. van Tongeren,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 20 juli 2022 en de daarin genoemde stukken,
- de mondelinge behandeling van 2 december 2022,
- de wijziging eis en pleitnotities van [eiser] ,
- de zittingsaantekeningen van de mondelinge behandeling van 2 december 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is eigenaar van het perceel gelegen aan het [adres 1] . [eiser] woont op dit adres en exploiteert daar zijn snackbar.
2.2.
[gedaagde] heeft het daarnaast gelegen perceel aan het [adres 2] , [huisnummer 1] en [huisnummer 2] gekocht van Thuisvester. [gedaagde] heeft het plan opgevat om daar een bibliotheek te doen realiseren, genaamd ‘ [huisnummer 2] ’.
2.3.
[gedaagde] heeft het [aannemingsbedrijf] BV (hierna: [aannemingsbedrijf] ) opdracht gegeven tot de nieuwbouw van de bibliotheek.
2.4.
Daarvoor diende eerst het pand van Thuisvester te worden gesloopt. Dit heeft in opdracht van de gemeente plaatsgevonden.
2.5.
In april 2017 is [aannemingsbedrijf] gestart met de bouwwerkzaamheden.
2.6.
Voorafgaand aan de bouwwerkzaamheden heeft TwinWind in opdracht van [aannemingsbedrijf] twee vooropnames uitgevoerd aan de woning van [eiser] en daarvan een opnamerapport opgemaakt. In het rapport van 14 april 2016 is de bouwkundige toestand van de woning van [eiser] beschreven.
2.7.
Op 24 oktober 2017 heeft TwinWind een bouwkundige na-opname van de woning van [eiser] gedaan. Van deze opname is ook een rapport opgemaakt.
2.8.
Na de bouw van de bibliotheek heeft [eiser] Dekra Experts opdracht gegeven om de schade als gevolg van de bouwwerkzaamheden van [aannemingsbedrijf] in kaart te brengen en te begroten. Het onderzoek heeft op 6 juli 2017 plaatsgevonden. In haar rapport van 16 november 2017 heeft Dekra Experts de herstelkosten van de schade begroot op een bedrag van € 9.935,= incl. btw.
2.9.
Op 16 augustus 2018 heeft Dekra Experts de woning van [eiser] bezocht en aanvullend onderzoek gedaan naar de schade aan de woning als gevolg van de bouwwerkzaamheden van [aannemingsbedrijf] . In haar rapport van 20 augustus 2018 heeft Dekra Experts de herstelkosten begroot op een bedrag van € 15.580,= incl. btw. Dekra Experts geeft in haar rapport een opsomming van de volgende schades:
“(…)
1. Meerdere deuren klemmen / gaan niet meer open, mogelijk door verzakking.
2. Gescheurde plavuizen in de hal.
3. Schimmel op de muur in de tuinkamer.
4. Stankoverlast riool.
5. Glazen dak besmeurd met cement op het dak kan geen onderhoud meer gepleegd worden doordat
er een metershoge muur geplaatst is.
6. De taxushaag is afgezaagd.
7. Er is plastic aangebracht op het pand van cliënt.
8. Er ligt overal puin / staal rond het pand van cliënt.
9. Eventueel overige schade.(…)’
2.10.
Over de gebreken wordt het volgende vermeld:
‘(…) 3. Schimmel op de muur in de tuinkamer.
Antwoord:
De muur op de erfafscheiding en de muur aan de binnenplaats-zijde zijn beschadigd, en is plaatselijk schimmel waarneembaar; zie de foto’s 12, 13 en 19 van bijlage 1.
Deze scheurvorming is niet opgenomen in het rapport van Twinwind, de conclusie kan worden getrokken dat deze schade is ontstaan na 22-03-2016 en / of 14-04-2016.
Door de bouwactiviteiten zijn scheuren ontstaan, plaatselijk watervoerend, welke door trillingen zijn veroorzaakt.
(…)
(…)
5. Glazen dak besmeurd met cement op het dak kan geen onderhoud meer gepleegd worden doordat er een metershoge muur geplaatst is.(…)Het glazen serre dak, opgebouwd uit aluminium profielen en enkel floatglas, is dermate door de speciemortel aangetast dat dit geheel dient te worden vervangen.Het bewassen van het glazen dak zal in het vervolg vanuit een hoogwerker moeten plaatsvinden; de kosten hiervoor bedragen circa EUR 675,00 per keer.”
(…)
8. Er ligt overal puin/stal rond het pand van cliënt.
(…)Een aandachtspunt is de ruimte tussen beide bouwmuren, deze is open waardoor er vuil, ongedierte en hemelwater in deze opening kan komen.(…). Hiervoor dient (…)een degelijke afsluiting te worden gerealiseerd. Ter plaatse van de voor- en achtergevel dient een duurzame afsluiting t worden aangebracht met voldoende ventilatie voorzieningen; dit kan worden gerealiseerd middels metselwerk. De bovenzijde dient middels een rvs-afdekker (waterslag) te worden afgesloten. “
2.11.
Bij dagvaarding van 24 juni 2020 heeft [eiser] [aannemingsbedrijf] voor deze rechtbank (afdeling handelszaken) gedagvaard. [eiser] heeft in deze procedure betaling van schadevergoeding gevorderd omdat volgens [eiser] hij als gevolg van de werkzaamheden van [aannemingsbedrijf] schade heeft geleden aan zijn eigendommen. Het betreft het door Dekra begrote bedrag aan schadevergoeding. De vergoeding ziet op de volgende schadeposten: klemmende deuren (punt 1), schimmel op de muur in de tuinkamer (punt 3), het glazen dak (punt 5), bouwmaterialen tussen de bouwmuren (punt 8), scheurvorming (punt 9). Ook heeft [eiser] vergoeding gevorderd van gemaakte expertisekosten, buitengerechtelijke incassokosten en rente.
2.12.
Op 4 februari 2021 heeft de mondelinge behandeling in de procedure tussen [eiser] en [aannemingsbedrijf] bij deze rechtbank plaatsgevonden.
2.13.
Na de mondelinge behandeling hebben [eiser] en [aannemingsbedrijf] in februari 2021 een schikking bereikt op grond waarvan [aannemingsbedrijf] een bedrag van € 9.000,00 heeft betaald aan [eiser] . De gemaakte afspraken zijn in een schriftelijke vaststellingsovereenkomst vastgelegd. In de vaststellingsovereenkomst staat in de considerans, voor zover relevant, het volgende opgenomen:
‘(…) [voorletter] Mede op basis van een voorlopig oordeel van de rechtbank zijn partijen tijdens een schorsing van de zitting in overleg getreden over een schikking, welk overleg onder aanhouding van de procedure, na afloop van de zitting is voortgezet.(…)’
2.14.
Bij brief van 22 april 2021 heeft de gemachtigde van [eiser] [gedaagde] aansprakelijk gesteld voor de schade die [eiser] heeft geleden als gevolg van de bouwwerkzaamheden die in opdracht van [gedaagde] zijn verricht. Bij brief van 1 juni 2021 heeft de gemachtigde van [eiser] [gedaagde] gesommeerd om tot betaling van een bedrag van € 15.575,00 over te gaan.
2.15.
Bij dagvaarding van 21 april 2022 heeft [eiser] [gedaagde] in deze procedure betrokken.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – samengevat – na vermeerdering van eis, dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde] veroordeelt tot betaling aan [eiser] van een schadevergoeding van € 22.468,57, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 1 juli 2021;
II. [gedaagde] veroordeelt tot betaling aan [eiser] van de buitengerechtelijke incassokosten van € 999,69;
III. Voor zover de schadevergoeding onder punt I voor vervanging van het glazen dak door een houten dak wordt afgewezen, voor recht verklaart dat [gedaagde] gehouden is de werkelijke kosten voor glasbewassing van het glazen dak van de serre van [eiser] te vergoeden op basis van één wasbeurt per kwartaal door een glazenwasser naar keuze van [eiser] ;
IV. [gedaagde] veroordeelt in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente en de nakosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser] vordert een bedrag van € 22.468,57 aan schadevergoeding. [eiser] heeft ter zitting zijn eis vermeerderd. [gedaagde] heeft hiertegen geen bezwaar gemaakt. De door [eiser] gevorderde schadeposten, mede uitgaande van het rapport van Dekra, betreffen:
kosten schimmelvorming en scheurvorming € 2.200,00
kosten muur ongediertevrij maken € 3.480,00
kosten vervanging glazen dak € 13.837,89
Totaal exclusief opslag prijsstijgingen 15% € 19.537,89
Totaal inclusief opslag prijsstijgingen 15% € 22.468,57
4.1.1.
[eiser] baseert deze vordering op de stelling dat [gedaagde] jegens hem onrechtmatig heeft gehandeld en aansprakelijk is voor de schade die hij als gevolg van de onrechtmatige daad heeft geleden. Ter onderbouwing van deze stelling wijst [eiser] op de rapporten van de voor- en na-opname en het rapport van Dekra.
Volgens [eiser] heeft [gedaagde] onrechtmatig gehandeld omdat het bouwplan van [gedaagde] schade heeft toegebracht aan zijn onroerende zaken. Zo is ten eerste schimmel en scheurvorming ontstaan op de muur in de tuinkamer van zijn woning. Ten tweede is door de bouw een smalle ruimte ontstaan tussen de linkerzijde van zijn pand en de muur van de bibliotheek. Hierdoor kan [eiser] geen onderhoud meer verrichten aan zijn muur en er ontstaat vuilophoping in de smalle ruimte. Tot slot is door de bouw van de bibliotheek dicht tegen zijn pand aan het glazen dak van zijn pand niet meer goed bereikbaar voor onderhoud.
Daarmee heeft [gedaagde] inbreuk gemaakt op zijn eigendomsrecht. Ook voert [eiser] aan dat [gedaagde] in strijd heeft gehandeld met de maatschappelijke zorgvuldigheidsnorm door zijn eigendommen te beschadigen. Van degene die bouwwerkzaamheden gaat verrichten mag de nodige zorgvuldigheid worden verwacht om schade aan eigendommen van een derde te voorkomen. [eiser] heeft volgens [gedaagde] onvoldoende voorzorgsmaatregelen genomen bij de ontwikkeling van het bouwplan. Tot slot voert [eiser] aan dat de omgevingsvergunning van het bouwplan niet verleend had mogen worden. Het project van [gedaagde] is niet conform het bestemmingsplan.
4.1.2.
[gedaagde] betwist dat hij gehouden is schadevergoeding te betalen aan [eiser] .
4.2.
Beoordeeld dient te worden of [eiser] recht heeft op schadevergoeding van [gedaagde] . Op grond van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) is hij die jegens een ander een onrechtmatige daad pleegt, welke hem kan worden toegerekend, verplicht de schade die de ander dientengevolge lijdt, te vergoeden. Volgens lid 2 worden als onrechtmatige daad aangemerkt een inbreuk op een recht, een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of met hetgeen volgens het ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betamelijk is, een en ander behoudens de aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond. Het enkele beschadigen van een zaak of toebrengen van letsel betekent niet dat er inbreuk is gemaakt op een recht in de zin van artikel 6:162 lid 2 BW en levert daarom nog geen onrechtmatigheid op.
Het glazen dak
4.3.
[eiser] stelt dat [gedaagde] onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld omdat zijn glazen dak niet meer toegankelijk is voor onderhoud als gevolg van de bouw van de bibliotheek. Zijn dak is niet beloopbaar. Voor de bouw van de bibliotheek kon [eiser] het glazen dak via de brandgang bereiken en onderhouden. Door de aanwezigheid van de muur van de bibliotheek vlak naast het pand van [eiser] is dit nu niet meer mogelijk.
4.4.
[gedaagde] betwist de stelling van [eiser] dat hij voor de bouw van de bibliotheek wel onderhoud kon verrichten aan zijn glazen dak. De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] ter zitting voldoende duidelijk gemaakt dat er vóór de bouw van de bibliotheek voor [eiser] wel ruimte op het naastliggende perceel van Thuisvester aanwezig was om onderhoud te verrichten via die zijde van zijn pand. Ook Dekra is in haar rapport van deze situatie uitgegaan.
4.5.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [gedaagde] onzorgvuldig jegens [eiser] gehandeld door de nieuwbouw bibliotheek zo dicht tegen het pand van [eiser] te situeren dat onderhoud door [eiser] aan het glazen dak van zijn pand niet (meer) goed mogelijk is. Zoals [eiser] stelt en [gedaagde] ook niet betwist, was deze schade voor [gedaagde] voorzienbaar. [gedaagde] heeft in zijn bouwplan op dit punt onvoldoende rekening gehouden met het belang van [eiser] . Dat betekent dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de schade die als gevolg van deze onrechtmatige daad is ontstaan.
4.6.
De vraag is hoe de schade op dit punt dient te worden begroot. [eiser] vordert primair vervanging van het glazen dak voor een houten dak. De kosten voor het vervangen van het glazen dak bedragen volgens Dekra € 9.872,89. [eiser] heeft bij zijn eisvermeerdering gesteld dat dit bedrag (wegens een rekenfout van Dekra) € 13.827,89 dient te zijn. Subsidiair vordert [eiser] een verklaring voor recht dat [gedaagde] gehouden is de werkelijke kosten voor glasbewassing van het glazen dak van de serre van [eiser] te vergoeden op basis van 1 wasbeurt per kwartaal door een glazenwasser naar keuze van [eiser] .
4.7.
[eiser] voert aan dat het plaatsen van een houten dak wegens hoogoplopende kosten voor glasbewassing wenselijk is. Reiniging van het glazen dak hoeft dan immers niet meer plaats te vinden. De kantonrechter merkt op dat Dekra in haar schadebegroting heeft vermeld dat het nieuwe dak ook ramen bevat. Dit argument van [eiser] gaat, zonder nadere toelichting van [eiser] , dan ook niet op.
Daarnaast valt op dat volgens Dekra het glazen dak in zijn geheel dient te worden vervangen omdat het door de speciesmortel van de bouw is aangetast (zie pagina 4 van productie 6 van [eiser] ). Deze kosten zien derhalve op herstel van het glazen dak vanwege beschadiging van het glas – zijnde een omstandigheid die naar het oordeel van de kantonrechter niet is toe te rekenen aan [gedaagde] – niet vanwege het feit dat het glazen dak niet goed meer bereikbaar is, zoals [eiser] betoogt. Dekra heeft ook in haar rapport vermeld dat het bewassen van het glazen dak in het vervolg vanuit een hoogwerker moet plaatsvinden en begroot de kosten op € 675,00 per keer.
Gelet op het bovenstaande heeft [eiser] onvoldoende gemotiveerd dat hij als gevolg van de onrechtmatige daad van [gedaagde] recht heeft op vervanging van het glazen dak door een houten dak ter hoogte van een bedrag van € 13.827,89. Vergoeding van dit bedrag wordt daarom afgewezen.
4.7.1.
Vervolgens moet beoordeeld worden of [eiser] belang heeft bij de subsidiair gevorderde verklaring voor recht, betrekking hebbend op de toekomstige kosten van glasbewassing. Daarbij is het volgende van belang. Vastgesteld kan worden dat volgens het rapport van Dekra het huidige glazen dak in zijn geheel vervangen moet worden. Zoals hiervoor al is geoordeeld is de reden daarvoor niet toe te rekenen aan [gedaagde] . Dekra vermeldt dat het nieuwe dak beloopbaar zal zijn, waardoor ramen van slaapkamer, daklicht en goten en dak kunnen worden schoongemaakt. De kantonrechter leidt hieruit af dat met de plaatsing van een nieuwe houten dak onderhoud aan het dak van de woning door [eiser] wel weer mogelijk is. Tot aan de vervanging van het dak is [gedaagde] aansprakelijk voor de kosten van de glasbewassing aan het huidige serredak. De verklaring voor recht zal, nu gelet op het rapport van Dekra voorzienbaar is dat op enig moment het huidige dak vervangen moet worden, daarom in tijd worden aangepast tot een periode van drie jaar. De gevorderde verklaring voor recht is in tijd niet beperkt hetgeen onder de hiervoor omschreven omstandigheden niet reëel is. Verder is naar het oordeel van de kantonrechter redelijk dat twee keer per jaar sprake is van glasbewassing. Rekening houdend met de in het rapport van Dekra begrote kosten daarvan van € 675,00 per keer, zal aan het totaalbedrag bovendien een maximum worden verbonden.
De ruimte tussen de twee buitenmuren
4.8.
Op grond van het voorgaande is [gedaagde] ook gehouden om de kosten voor het plaatsen van afdekkers te voldoen. De smalle ruimte tussen de twee buitenmuren is ontstaan als gevolg van het plan van [gedaagde] om de bibliotheek daar te bouwen. Zoals Dekra aangeeft kan in de smalle ruimte gemakkelijk vuil, ongedierte en hemelwater ophopen. Dat is niet wenselijk en dit probleem kan eenvoudig en op een duurzame wijze worden verholpen door de plaatsing van de afdekkers en het laten dichtmetselen van voor- en achterzijde van de ruimte.
4.9.
[gedaagde] heeft de hoogte van deze schadepost van € 3.480,= en de gevorderde opslag in verband met prijsstijgingen van € 522,= niet betwist. [eiser] heeft daarom recht op een bedrag van in totaal € 4.002,=.
De tuinkamer
4.10.
[eiser] meent ook dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de ontstane schimmelvorming en scheuren in zijn tuinkamer en vordert een bedrag van € 2.200,00 aan kosten voor het herstellen van de muren van de tuinkamer.
De muur van de tuinkamer bevindt zich vlak naast de buitenmuur van de bibliotheek. Voorheen zat de muur van de tuinkamer vlak naast de buitenmuur van het pand van Thuisvester. [eiser] stelt dat ten behoeve van de bouw van de bibliotheek de grond is opgehoogd tegen het pand van [eiser] . Hierdoor is vochtdoorslag en schimmelvorming ontstaan. Ook is tijdens de bouw scheurvorming in de muur ontstaan waardoor het vocht eenvoudig kan binnendringen. [eiser] stelt [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld omdat [gedaagde] de muur van [eiser] niet heeft behandeld waardoor deze muur waterdoorlatend is en er schimmelvorming is ontstaan.
4.11.
Deze schadepost komt niet voor vergoeding in aanmerking. [eiser] motiveert niet duidelijk wat volgens hem de oorzaak is van het ontstaan van scheuren en schimmelvorming: de ophoging van het perceel van [gedaagde] , het nalaten de muur van [eiser] te behandelen of de trillingen als gevolg van bouwwerkzaamheden van [aannemingsbedrijf] . Dit mocht gelet op wat Dekra hierover in haar rapport heeft opgemerkt wel van hem worden verwacht. Dekra heeft in haar rapport namelijk vermeld dat door de bouwactiviteiten scheuren zijn ontstaan, plaatselijk watervoerend, welke door trillingen zijn veroorzaakt. De kantonrechter leidt hieruit af dat volgens Dekra de schade waarschijnlijk is ontstaan door bouwactiviteiten. Dat wijst eerder in de richting van een verwijtbaar handelen van [aannemingsbedrijf] dan van [gedaagde] .
Bovendien legt [eiser] ook niet deugdelijk uit waarom door het behandelen van de buitenmuur als voorzorgsmaatregel de schade had kunnen worden voorkomen en waarom dit van [gedaagde] rederlijkwijze mocht worden verwacht. Dit volgt ook niet uit het rapport van Dekra.
Tussentijdse conclusie
4.12.
De conclusie van het voorgaande is dat [eiser] in beginsel recht heeft op betaling van een schadebedrag van € 4.002,00 voor het dichtmaken van de tussenruimte en de hierboven omschreven verklaring voor recht. [eiser] heeft géén recht hierop indien het verweer van [gedaagde] dat [eiser] dubbel claimt slaagt. Dit verweer zal hieronder worden behandeld.
Verweer dubbel claimen van [gedaagde]
4.13.
[gedaagde] voert aan dat [eiser] voor deze gebreken (glazen dak, tussenruimte, tuinkamer) van [aannemingsbedrijf] al een bedrag van € 9.000,00 heeft ontvangen. Vergoeding van deze gebreken kan daarom niet ook bij [gedaagde] worden geclaimd, aldus [gedaagde] . Die schadeposten zijn al afgetikt. [gedaagde] stelt dat hij hierover contact heeft gehad met [aannemingsbedrijf] . Met [aannemingsbedrijf] heeft [gedaagde] goede contacten. [gedaagde] kan daarom niet gehouden worden tot betaling van de herstelkosten van deze gebreken.
4.14.
[eiser] betwist de stelling van [gedaagde] dat de schikking tussen [eiser] en [aannemingsbedrijf] ook zag op deze drie gebreken.
4.15.
Indien dit verweer van [gedaagde] slaagt is [gedaagde] bevrijd van de verbintenis tot betaling van schadevergoeding. Dat betekent dat dit verweer een bevrijdend verweer is. Op [gedaagde] rust daarom op grond van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) de plicht om gemotiveerd te stellen en zo nodig te bewijzen dat de schikking tussen [eiser] en [aannemingsbedrijf] ook zag op (vergoeding van) deze drie gebreken.
4.16.
Tussen partijen staat vast dat [eiser] in de procedure tegen [aannemingsbedrijf] aansprakelijk heeft gesteld voor dezelfde drie schadeposten aan zijn pand (schimmelvorming in tuinkamer, glazen dak en smalle ruimte tussen de buitenmuren) als in deze procedure tegen [gedaagde] . Verder staat vast dat [eiser] naast deze gebreken van [aannemingsbedrijf] ook schadevergoeding heeft gevorderd van de overige gebreken uit het rapport en van door hem gemaakte (expertise)kosten.
4.17.
De kantonrechter is van oordeel dat het verweer van [gedaagde] dat de schikking ook zag op deze drie schadeposten, niet slaagt. De kantonrechter licht dit oordeel als volgt toe.
4.17.1.
[aannemingsbedrijf] heeft in het kader van de schikking met [eiser] een bedrag aan [eiser] betaald. De kantonrechter stelt voorop dat deze betaling niet automatisch met zich brengt dat [gedaagde] niet gehouden kan worden om ook aan [eiser] betalen. [gedaagde] is geen partij bij de vaststellingsovereenkomst die tussen [eiser] en [aannemingsbedrijf] is gesloten. [eiser] en [aannemingsbedrijf] hebben elkaar in artikel 4 (en 5) van de vaststellingsovereenkomst finale kwijting verleend. Dat betekent dat [eiser] en [aannemingsbedrijf] ten aanzien van die procedure niets meer aan elkaar zijn verschuldigd. Deze afspraak geldt niet tussen [eiser] en [gedaagde] . Het staat [eiser] dus vrij om tegen [gedaagde] een vordering in te stellen tot betaling van schadevergoeding voor de schade die volgens [eiser] het gevolg is van een eigen onrechtmatige daad van [gedaagde] .
4.17.2.
Indien twee partijen aansprakelijk zijn voor dezelfde schade, dan zijn zij hoofdelijk verbonden tot betaling van deze schade. Dit houdt in dat de ene aansprakelijke partij geen schade meer hoeft te betalen aan de benadeelde indien de ander dat al heeft gedaan. Het verweer van [gedaagde] dat er dubbel wordt geclaimd komt er op neer dat zowel [gedaagde] als [aannemingsbedrijf] als aansprakelijke partij voor de gebreken zijn aan te merken, dan wel dat [aannemingsbedrijf] bereid was om in het kader van de schikking met [eiser] voor deze drie gebreken een bedrag te betalen aan [eiser] .
4.17.3.
De kantonrechter overweegt dat niet tussen partijen in geschil is dat de handelsrechter in de zaak tussen [eiser] en [aannemingsbedrijf] een voorlopig oordeel heeft gegeven over de kans van slagen van de vorderingen van [eiser] . Ter betwisting voert [eiser] aan dat de schikking niet op deze drie gebreken zag omdat naar aanleiding van het voorlopig oordeel van de handelsrechter in die procedure duidelijk werd dat deze drie gebreken meer in de risicosfeer lagen van [gedaagde] en niet van [aannemingsbedrijf] . [eiser] is daarom een nieuwe procedure gestart tegen [gedaagde] om alsnog deze drie schadeposten vergoed te krijgen.
De kantonrechter is van oordeel dat gelet op gemotiveerde betwisting van [eiser] , [gedaagde] niet of niet voldoende duidelijk heeft gemaakt waarom [aannemingsbedrijf] naar aanleiding van het voorlopig oordeel van de handelsrechter bereid zou zijn om voor deze drie gebreken een bedrag neer te leggen.
Daar komt bij dat [gedaagde] weliswaar tijdens de mondelinge behandeling heeft verklaard dat hij van [aannemingsbedrijf] heeft vernomen dat de schikking tussen [eiser] en [aannemingsbedrijf] op alle schadeposten zag, maar [gedaagde] heeft deze stelling niet nader onderbouwd met bijvoorbeeld een schriftelijke verklaring van [aannemingsbedrijf] . Ook uit de tekst van de vaststellingsovereenkomst waarnaar [gedaagde] verwijst blijkt niet dat [eiser] en [aannemingsbedrijf] een schikking hebben bereikt over alle schadeposten. Bovendien ondersteunen de feitelijke gebeurtenissen na de mondelinge behandeling eerder het betoog van [eiser] dan dat van [gedaagde] . [eiser] heeft immers kort na het bereiken van de schikking met [aannemingsbedrijf] , een aansprakelijkheidsbrief aan [gedaagde] gezonden en [gedaagde] in deze procedure betrokken. Het ligt niet voor de hand dat [eiser] dit zou hebben gedaan indien de schikking op alle gebreken zag.
4.18.
De slotsom van het bovenstaande is dat de verweer van [gedaagde] niet slaagt. Omdat [gedaagde] niet aan zijn stelplicht heeft voldaan, wordt aan de bewijsfase niet toegekomen. [gedaagde] is verplicht jegens [eiser] een bedrag van € 4.002,00 aan schadevergoeding te betalen. Ook de onder III. gevorderde verklaring voor recht wordt toegewezen op deze wijze zoals in de beslissing is vermeld.
4.19.
[eiser] vordert betaling van de wettelijke rente over de schadevergoeding vanaf 1 juli 2021, omdat [gedaagde] vanaf dat moment in verzuim verkeert. [gedaagde] heeft deze stelling niet betwist. De gevorderde rente wordt daarom toegewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.20.
[eiser] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van een bedrag van € 999,69, welk bedrag is gebaseerd op het bepaalde in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De onderhavige vordering heeft echter geen betrekking op één van de situaties waarin genoemd besluit van toepassing is. De kantonrechter zal de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn daarom toetsen aan de eisen voor dergelijke vorderingen zoals deze zijn geformuleerd in het Rapport BGK-integraal, nu verzuim is ingetreden op/na 1 juli 2012. [eiser] heeft onvoldoende gesteld dat de gemaakte kosten betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De gevorderde vergoeding wordt daarom afgewezen.
Proceskostenveroordeling
4.21.
[gedaagde] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Omdat een aanzienlijk deel van het gevorderde bedrag wordt afgewezen, wordt voor het bepalen van het salaris van de gemachtigde uitgegaan van het lagere tarief van € 10.000,00.
- kosten van de dagvaarding
127,43
- griffierecht
693,00
- salaris gemachtigde
622,00
(2 punten × € 311,00)
Totaal
1.442,43
4.22.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van een schadevergoeding van € 4.002,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 1 juli 2021 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
verklaart voor recht dat [gedaagde] gehouden is de kosten van glasbewassing van het glazen dak van de serre van [eiser] te vergoeden gedurende een periode van drie jaar op basis van één wasbeurt per half jaar door een glazenwasser naar keuze van [eiser] , met een maximum in totaal van € 4.050,00 (6 x € 675,00),
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.442,43, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 132,00 aan salaris gemachtigde,
- te vermeerderen met de explootkosten van betekening van het vonnis als [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden,
- en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Scheffers en in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2023.