ECLI:NL:RBZWB:2023:766

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 februari 2023
Publicatiedatum
9 februari 2023
Zaaknummer
21/4768 tot en met 21/4771
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en zorgverzekeringswet in verband met onbekende inkomstenbronnen en hennepteelt

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 februari 2023, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had navorderingsaanslagen opgelegd voor de jaren 2012 en 2013, waarbij hij stelde dat belanghebbende inkomsten had uit onbekende bronnen, waaronder hennepteelt. De rechtbank behandelt de bezwaren van belanghebbende, die onder andere aanvoert dat hij de auto’s heeft betaald met een schenking van zijn oom. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat belanghebbende de auto’s met eigen geld heeft betaald, en dat hij niet de vereiste aangifte heeft gedaan. De rechtbank concludeert dat de navorderingsaanslagen voor 2012 en de aanslagen voor 2013 terecht zijn opgelegd. De beroepen van belanghebbende worden ongegrond verklaard, wat betekent dat de aanslagen in stand blijven. Belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 21/4768 tot en met 21/4771

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 februari 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende

(gemachtigde: [gemachtigde]),
en

de inspecteur van de belastingdienst.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 30 september 2021.
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende opgelegd:
- voor het jaar 2012 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 74.348. Gelijktijdig heeft de inspecteur belanghebbende € 3.083 aan belastingrente in rekening gebracht;
- voor het jaar 2012 een navorderingsaanslag Inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) naar een bijdrage-inkomen van € 59.000. Gelijktijdig heeft de inspecteur belanghebbende € 203 aan belastingrente in rekening gebracht;
- voor het jaar 2013 een aanslag IB/PVV naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 51.671. Gelijktijdig heeft de inspecteur belanghebbende € 268 aan belastingrente in rekening gebracht;
- voor het jaar 2013 een aanslag Zvw naar een bijdrage-inkomen van € 45.000.
(de (navorderings)aanslagen)
1.2.
De inspecteur heeft de bezwaren van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 26 januari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: belanghebbende, de gemachtigde van belanghebbende en namens de inspecteur: [inspecteur], [inspecteur], [inspecteur] en [inspecteur].

Feiten

2. Belanghebbende is woonachtig op het adres [adres 1] te [plaats] (de bovenwoning). De bovenwoning is eigendom van belanghebbende. In de onderhavige jaren is [partner] de partner van belanghebbende. De partner en haar dochter zijn in de onderhavige jaren tevens woonachtig op het adres van belanghebbende.
2.1.
Belanghebbende bezit tevens een pand op het adres [benedenwoning] (de benedenwoning). Achter de bovenwoning en de benedenwoning ligt een loods, op het adres [adres 2]. Het perceel [adres 2] is eigendom van de moeder van belanghebbende. De benedenwoning is aan de achterzijde te bereiken via het binnenterrein waarop ook de trap van de bovenwoning uitkomt, alsmede via de achterzijde van de loods aan de [adres 2].
2.2.
In 2012 heeft belanghebbende de aankoop van twee auto’s contant betaald. Het betreft een [automerk] met Duits kenteken [kenteken 1] voor een bedrag van € 24.000 (de [automerk]) en een [automerk] met Duits kenteken [kenteken 2] voor een bedrag van € 35.000 (de [automerk]).
2.3.
Op 10 oktober 2013 hebben belanghebbende en zijn moeder een huurkoopovereenkomst voor de loods aan de [adres 2] laten opstellen bij een notaris.
2.4.
Op 9 december 2013 heeft de politie een inval gedaan in de loods aan de [adres 2], de benedenwoning en de bovenwoning. Er is een in werking zijnde hennepkwekerij met 604 hennepplanten aangetroffen in de benedenwoning. In de loods op het adres [adres 2] zijn ongeveer 14 kilogram aan henneptoppen, een boot op een trailer en auto’s aangetroffen. Een van de auto’s betreft de [automerk]. Bij de inval is tevens de [automerk] aangetroffen; belanghebbende kwam op dat moment in deze auto aanrijden.
2.5.
Belanghebbende is bij vonnis van de meervoudige strafkamer van Rechtbank Limburg van 5 november 2020 (het strafvonnis) schuldig bevonden aan (onder meer, kort weergegeven) het opzettelijk aanwezig hebben van 14.374 gram hennep, het opzettelijk hebben geteeld van 604 hennepplanten, het wegnemen van elektriciteit, gas en water en het witwassen van de [automerk] en de [automerk]. Tevens is belanghebbende bij uitspraak van de meervoudige strafkamer van Rechtbank Limburg van 5 november 2020 veroordeeld tot het betalen van € 113.384 aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel (de ontnemingsuitspraak).
2.6.
Belanghebbende heeft voor het jaar 2012 een aangifte IB/PVV ingediend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning en tevens verzamelinkomen van € 14.085. De definitieve aanslag IB/PVV voor het jaar 2012 is conform de ingediende aangifte opgelegd.
2.7.
Naar aanleiding van een op grond van artikel 55 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) gedaan verzoek aan de Officier van Justitie heeft de inspecteur informatie ontvangen van het politieonderzoek. De inspecteur heeft het standpunt ingenomen dat belanghebbende de [automerk] en de [automerk] niet betaald kan hebben van de bij de inspecteur bekende inkomens en vermogens en dat belanghebbende derhalve een of meerdere andere inkomstenbronnen had in 2012. Vervolgens heeft de inspecteur de navorderingsaanslag IB/PVV 2012 opgelegd, waarbij een bedrag van € 59.000 als resultaat uit overige werkzaamheden in aanmerking is genomen. Tevens is de in de aangifte opgenomen aftrek van zorgkosten voor een bedrag van € 1.263 gecorrigeerd.
2.8.
Voor het jaar 2013 heeft belanghebbende aangifte IB/PVV ingediend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning en tevens verzamelinkomen van € 6.671.
2.9.
Ter zake van het jaar 2013 heeft de inspecteur het standpunt ingenomen dat belanghebbende inkomsten heeft genoten uit de teelt van hennep. Bij het opleggen van de definitieve aanslag IB/PVV voor het jaar 2013 is een resultaat uit overige werkzaamheden in aanmerking genomen van € 45.000.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of:
- de navorderingsaanslagen voor het jaar 2012 terecht en voor de juiste bedragen zijn opgelegd; en
- of de aanslagen voor het jaar 2013 voor de juiste bedragen zijn opgelegd.
Meer specifiek is in geschil of belanghebbende voor het jaar 2012 de vereiste aangifte heeft gedaan en of voor beide jaren terecht en voor het juiste bedrag een resultaat uit overige werkzaamheden in aanmerking is genomen. Tussen partijen is niet in geschil dat de zorgkosten voor het jaar 2012 terecht zijn gecorrigeerd. De rechtbank beoordeelt een en ander aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
4. Naar het oordeel van de rechtbank is voor beide jaren terecht en voor het juiste bedrag een resultaat uit overige werkzaamheden in aanmerking genomen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
2012
5. Gelet op het hiernavolgende behoeft de vraag of de vereiste aangifte is gedaan geen behandeling en gaat de rechtbank hier niet op in.
5.1.
Het in aanmerking genomen resultaat uit overige werkzaamheden betreft de aankoopprijs van de [automerk] en de [automerk]. De inspecteur stelt dat belanghebbende de aanschaf van de auto’s niet betaald kon hebben van de bij de inspecteur bekende inkomens en vermogens en dat belanghebbende de auto’s met (eigen) contant geld betaald heeft. Belanghebbende betwist niet dat hij de auto’s contant heeft betaald, maar stelt dat hij de auto’s heeft betaald met contant geld dat hij ontving als schenking van zijn oom.
5.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur aannemelijk gemaakt dat belanghebbende de aanschaf van de auto’s met eigen geld betaald heeft, en dat belanghebbende die uitgaven niet gedaan kan hebben uit de bij de inspecteur bekende inkomens en/of vermogens. In het strafvonnis is overwogen dat uit het strafrechtelijk onderzoek naar het inkomen van belanghebbende en zijn partner volgt dat zij in de periode vanaf 2010 een niet-legale bron van inkomsten moeten hebben gehad. Verder volgt uit het strafvonnis dat onaannemelijk is dat de auto’s een schenking zijn van de oom van belanghebbende, omdat uit de bankrekeningen van de oom blijkt dat hij niet de financiële middelen had om een dergelijke aankoop te doen. Ook heeft belanghebbende geen enkel bewijsstuk overgelegd van zijn stelling dat hij een schenking heeft ontvangen van zijn oom. Gelet daarop is naar het oordeel van de rechtbank terecht een resultaat uit overige werkzaamheden in aanmerking genomen ter hoogte van de aanschafprijs van de auto’s, zijnde € 59.000. De enkele stelling dat het strafvonnis niet juist is en dat hoger beroep is ingesteld, is onvoldoende voor een ander oordeel.
5.3.
Gelet op het voorgaande blijven de navorderingsaanslagen over het jaar 2012 in stand.
2013
6. Tussen partijen is niet in geschil dat belanghebbende voor het jaar 2013 niet de vereiste aangifte heeft gedaan, waardoor sprake is van omkering en verzwaring van de bewijslast. [1] De rechtbank ziet geen aanleiding om anders te oordelen.
6.1.
Als sprake is van omkering en verzwaring van de bewijslast, moet de rechtbank beoordelen (i) of sprake is van een redelijke – niet willekeurige – schatting door de inspecteur, en, zo ja, (ii) of belanghebbende heeft doen blijken dat en in hoeverre het verzamelinkomen, zoals dat luidt na uitspraak op bezwaar, onjuist is.
6.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur een redelijke schatting gemaakt door een resultaat uit overige werkzaamheden in aanmerking te nemen van € 45.000, in verband met inkomsten uit hennepteelt. Zoals volgt uit het strafvonnis is belanghebbende schuldig bevonden aan (onder andere) het telen van hennep en is in december 2013 ruim 14 kilo hennep en een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen. Het resultaat uit overige werkzaamheden is op een lager bedrag vastgesteld dan het bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel dat is vastgesteld in de ontnemingsuitspraak.
6.3.
De vervolgvraag is of belanghebbende heeft doen blijken dat de uitspraak op bezwaar onjuist is. Belanghebbende stelt dat de benedenwoning verhuurd was en heeft daartoe een huurovereenkomst overgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende hiermee niet doen blijken dat het in aanmerking nemen van het resultaat uit overige werkzaamheden onjuist is. De inspecteur heeft namelijk gemotiveerd gesteld dat de huurovereenkomst geen realiteitsgehalte heeft, waartegen belanghebbende niets heeft ingebracht. Ook is de huurovereenkomst jaren voor het onderhavige jaar opgesteld, namelijk in 2009. Dat de benedenwoning nog verhuurd was in 2013 is niet gebleken.
6.4.
Gelet op het voorgaande blijven de aanslagen over het jaar 2013 in stand.

Conclusie en gevolgen

De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat de (navorderings)aanslagen in stand blijven. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.H. van Schaik, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.M. van Meer, griffier, op 9 februari 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer).
Als het een Rijksbelastingzaak betreft (dat is een zaak waarbij de Belastingdienst partij is), kunt u digitaal beroep instellen via www.rechtspraak.nl. Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds per brief op de hierna vermelde wijze.
Betreft het een andere belastingzaak (bijvoorbeeld een zaak waarbij een heffingsambtenaar van een gemeente of een samenwerkingsverband partij is), dan kan het hoger beroep uitsluitend worden ingesteld door verzending van een brief aan het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 27e, eerste lid, van de AWR.