ECLI:NL:RBZWB:2023:7662

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 oktober 2023
Publicatiedatum
3 november 2023
Zaaknummer
C/02/414416 / FA RK 23/4583
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Meyboom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg voor een betrokkene met psychische stoornissen

Op 19 oktober 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de verlening van een zorgmachtiging voor een betrokkene, geboren in 2002, die lijdt aan een psychische stoornis. De officier van justitie had verzocht om een zorgmachtiging voor de duur van twaalf maanden, met als doel verplichte zorg te verlenen, waaronder het toedienen van medicatie, het beperken van de bewegingsvrijheid en het uitoefenen van toezicht. Tijdens de mondelinge behandeling op dezelfde dag waren verschillende betrokkenen aanwezig, waaronder de betrokkene zelf, zijn advocaat, zijn mentor en een GGZ-agoog. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene niet in staat was om zich te verantwoorden, maar dat zijn advocaat en mentor hem bijstonden. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn en dat verplichte zorg noodzakelijk is om ernstig nadeel af te wenden. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor de duur van zes maanden, in plaats van de verzochte twaalf maanden, met de mogelijkheid om opnieuw een verzoek in te dienen indien nodig. De beschikking is mondeling gegeven door rechter M. Meyboom en is op 2 november 2023 schriftelijk uitgewerkt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie: Breda
Zaaknummer: C/02/414416 / FA RK 23/4583
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 19 oktober 2023van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene01],
geboren op [geboortedatum01] 2002 te [geboorteplaats01] ,
wonende aan de [adres01] , [postcode01] , te [woonplaats01] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. G.J. Woodrow te Tilburg.

1.Procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift van 29 september 2023, ingekomen ter griffie op 29 september 2023.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de bevindingen van de geneesheer-directeur van 28 september 2023;
- de medische verklaring van 29 september 2023;
- een zorgplan van 19 september 2023;
- een afschrift van de beschikking van 5 november 2021 waarbij mentorschap over betrokkene is ingesteld en waarbij een mentor is benoemd;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet Bopz en de Wvggz;
- een afschrift van de justitiële documentatie.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 19 oktober 2023, op het hierboven genoemde adres.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
- mevrouw [naam01] , de mentor en zus van betrokkene;
- mevrouw [naam02] , de GGZ-agoog.
Tevens waren de volgende personen aanwezig, deze zijn echter niet gehoord:
- mevrouw [naam03] , de moeder van betrokkene;
- de heer [naam04] , de broer van betrokkene.
1.4
De officier van justitie is, zoals hij al aangaf in zijn verzoek, niet op de mondelinge behandeling verschenen en dus ook niet gehoord.
1.5
De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene niet in staat was zich te doen horen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft betrokkene geen antwoord kunnen geven op de aan hem gestelde vragen. Hij is wel tijdens die behandeling aanwezig geweest. Nu betrokkene is bijgestaan door zijn advocaat en mentor en zij namens hem het woord hebben gedaan, is besloten dat het onderhavige verzoek kan worden behandeld.

2.Verzoek

2.1
De officier van justitie verzoekt de rechtbank een zorgmachtiging te verlenen ten behoeve van betrokkene, voor de duur van twaalf maanden en voor de navolgende vormen van verplichte zorg:
- toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.

3.Standpunten

3.1
Namens betrokkene is door de advocaat tijdens de mondelinge behandeling, samengevat, naar voren gebracht dat het verzoek kan worden toegewezen. Hierbij verzoekt de advocaat wel om primair de zorgmachtiging, in afwijking van de verzochte duur, voor zes maanden te verlenen. Duidelijk is dat toegewerkt wordt naar de afbouw van verplichte zorg. Gedurende de komende zes maanden kan bezien worden of betrokkene op eigen initiatief de medicatie gaat en blijft innemen en of het goed met hem blijft gaan, zodat wordt toegewerkt naar zorg dat op de minst ingrijpende manier kan plaatsvinden. De advocaat verzoekt, subsidiair, om het toedienen van medicatie wel voor de duur van twaalf maanden toe te wijzen. De opname in een accommodatie mag alleen toegepast worden indien betrokkene psychotisch decompenseert en gestabiliseerd moet worden. Daarom verzoekt de advocaat om die vorm van verplichte zorg te beperken tot drie maanden.
3.2
Door de mentor van betrokkene is tijdens de mondelinge behandeling, samengevat, naar voren gebracht dat de zorgmachtiging verleend moet worden nu die als vangnet kan worden gezien voor de situatie dat betrokkene psychotisch decompenseert. Betrokkene is op 7 oktober 2023 bij het UMC Utrecht met ontslag gegaan. Er heeft weliswaar geen nieuwe diagnostiek plaatsgevonden, maar de medicatie is wel veranderd. Betrokkene heeft onrustige momenten, waarbij het lijkt alsof hij in zijn eigen wereld leeft en niet beseft waar het over gaat. Dat beeld is nu nog steeds zichtbaar. Als er vragen aan betrokkene worden gesteld, dan vindt hij het lastig om die te beantwoorden. Hiernaast heeft de mentor van betrokkene aangegeven dat betrokkene zijn medicatie inneemt en daarvan is aangekomen. Doordat betrokkene weer thuis verblijft en de medicatie bij hem past, is hij rustiger geworden. Belangrijk is dat betrokkene een vaste vorm van dagbesteding krijgt, zodat hij de structuur krijgt die hij nodig heeft. Ten slotte heeft de mentor van betrokkene aangegeven dat zij zich kan vinden in het beperken van de duur van de zorgmachtiging tot zes maanden, omdat daarna verder gekeken kan worden en eventueel een opvolgende zorgmachtiging kan worden gevraagd.
3.3
Door de GGZ-agoog is tijdens de mondelinge behandeling, samengevat, naar voren gebracht dat het verzoek moet worden toegewezen voor de verzochte duur van twaalf maanden. Betrokkene vindt het moeilijk om antwoord te geven op vragen, daarom is een zorgmachtiging aangevraagd. Op dit moment gaat het goed met betrokkene omdat er thuis dingen zijn verbeterd. Er wordt gezocht naar een passende dagbesteding en naar een verblijfsadres elders, omdat er zorgen bestaan over de wilsonbekwaamheid van betrokkene en het weigeren van zorg in het verleden door zijn psychische beperkingen. Hierbij wordt gedacht aan een vorm van begeleid wonen. Gezien de kwetsbaarheid van betrokkene moeten er meer stappen genomen worden om zijn welzijn te vergroten. Een zorgmachtiging is noodzakelijk om te kunnen ingrijpen als betrokkene het niet begrijpt en voor momenten dat het noodzakelijk is om antwoord te geven. Die machtiging is nodig voor de duur van twaalf maanden, omdat betrokkene structuur en een veilig gevoel moet ontwikkelen. Ook moet het vinden van een vorm van dagbesteding en begeleid wonen verder opgepakt gaan worden. Betrokkene is kwetsbaar en zijn beeld kan uiteindelijk wellicht opklaren, maar zal waarschijnlijk, al dan niet gedeeltelijk, afhankelijk blijven van derden. Ten slotte is door de GGZ-agoog aangegeven dat de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk zijn: toedienen van medicatie, verrichten van medische controles en andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, beperken van de bewegingsvrijheid, uitoefenen van toezicht op betrokkene, aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten (…) en opnemen in een accommodatie. Hierbij geldt dat het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten nodig is om ervoor te zorgen dat betrokkene contact houdt met het Fact-team, voor behandelcontacten (met huisbezoeken) met de psychiater en het buitenshuis kunnen oriënteren op dagbesteding.

4.Beoordeling

4.1
Uit de overgelegde stukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van neurobiologische ontwikkelingsstoornissen (o.a. verstandelijke beperking en autismespectrumstoornissen) en schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen. Er is sprake van schizofrenie met een spraak/taalstoornis en een licht verstandelijke beperking.
4.2
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade, ernstige verwaarlozing en de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept. Betrokkene eet en drinkt weinig, mompelt over de duivel, neemt spullen van anderen af en uit soms dreigende taal.
4.3
Het verlenen van verplichte zorg is gericht op het afwenden van ernstig nadeel, het stabiliseren of herstellen van de fysieke gezondheid van betrokkene in het geval diens gedrag als gevolg van een psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel. Het dusdanig herstellen van de geestelijke gezondheid van betrokkene dat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint en het stabiliseren van de geestelijke gezondheid van betrokkene.
4.4
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat betrokkene in het verleden passief verzet heeft getoond door sociaal wenselijke antwoorden te geven. Ook heeft betrokkene in het verleden regelmatig de medicatie geweigerd. De rechtbank vindt het belangrijk dat ondanks het eventuele (toekomstige) verzet van betrokkene de behandeling kan worden voortgezet en in zijn belang door het behandelend team kan worden ingegrepen ter voorkoming van ernstig nadeel. Om die reden is verplichte zorg nodig.
4.5
De in het verzoekschrift opgenomen vormen van verplichte zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
- toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.
De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de vormen van verplichte zorg te weten ‘beperken van de bewegingsvrijheid’ en ‘uitoefenen van toezicht’ alleen kunnen worden aangewend indien betrokkene vanwege psychotische decompensatie moet worden opgenomen in een accommodatie.
De rechtbank overweegt voorts dat het uitgangspunt van de Wvggz is dat bij de tenuitvoerlegging of uitvoering van de zorgmachtiging de verplichte zorg, waaronder begrepen de verplichte zorg in ambulante omstandigheden, de proportionaliteit, subsidiariteit en veiligheid worden beoordeeld. Daarom hoeft de rechtbank de vormen van verplichte zorg niet voor een kortere duur te bepalen. Dit vloeit immers voort uit de Wvggz en de vormen van verplichte zorg, anders dan het standpunt van de advocaat van betrokkene, gelden voor de duur van deze machtiging.
De overige door de officier van justitie verzochte vormen van verplichte zorg worden door de rechtbank niet noodzakelijk geacht, omdat de GGZ-agoog tijdens de mondelinge behandeling gemotiveerd heeft verklaard dat deze niet nodig zijn om het ernstig nadeel af te wenden.
4.6
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
4.7
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
4.8
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de duur van zes maanden. Gebleken is dat toegewerkt zal gaan worden naar het afbouwen van de verplichte zorg en indien de geldigheidsduur van deze zorgmachtiging daarvoor niet toereikend blijkt te zijn, kan de zorgaanbieder wederom om een zorgmachtiging verzoeken. Daarom wordt deze zorgmachtiging, anders dan de verzochte geldigheidsduur van twaalf maanden, voor de duur van zes maanden verleend.

5.Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene01], geboren op [geboortedatum01] 2002 te [geboorteplaats01] ;
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals genoemd in rechtsoverweging 4.5 kunnen worden getroffen indien de situatie dat vergt;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 19 april 2024;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Meyboom, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 19 oktober 2023 in tegenwoordigheid van mr. Hol, griffier, en op 2 november 2023 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.