In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 augustus 2023 een nadere beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarige [minderjarige01]. De ouders van [minderjarige01] zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de minderjarige woont bij de moeder. De ondertoezichtstelling is oorspronkelijk ingesteld bij beschikking van 20 maart 2019 en is voor het laatst verlengd op 7 maart 2023. De gecertificeerde instelling (GI), Stichting Jeugdbescherming West Zeeland, heeft verzocht om de ondertoezichtstelling te verlengen voor een periode van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Tijdens de mondelinge behandeling zijn zowel de vader als de moeder verschenen, bijgestaan door hun advocaten. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over de ontwikkeling van [minderjarige01], die al langere tijd ernstig bedreigd is. De GI heeft aangegeven dat er kindgesprekken hebben plaatsgevonden, waaruit blijkt dat [minderjarige01] het contact met haar vader als belastend ervaart en niet meer wil zien. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de ouders niet in staat zijn om zelfstandig het contactherstel te realiseren en dat er hulpverlening voor beide ouders noodzakelijk is. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 20 maart 2024, met de verwachting dat de GI de regiefunctie oppakt en de ouders zich inzetten voor de hulpverlening. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, gezien de noodzaak voor de ontwikkeling van [minderjarige01].