ECLI:NL:RBZWB:2023:7684

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 november 2023
Publicatiedatum
6 november 2023
Zaaknummer
C/02/388061 / HA ZA 21-436 E
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. van der Weide
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Partiële ontbinding van koopovereenkomst wegens non-conformiteit van een Porsche

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 november 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure over de non-conformiteit van een Porsche. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. B.W.P.M. van Orsouw, heeft de gedaagden, waaronder een besloten vennootschap, aangeklaagd wegens gebreken aan de auto die hij had aangeschaft. De procedure volgde op eerdere vonnissen en een deskundigenrapport dat de gebreken aan de auto bevestigde, waaronder een defect wiellager en slecht schadeherstel aan de linkerzijde van het voertuig. De rechtbank oordeelde dat deze gebreken het veilig gebruik van de auto in de weg stonden, waardoor de Porsche niet voldeed aan de overeenkomst. De rechtbank heeft geoordeeld dat er sprake was van een partiële ontbinding van de koopovereenkomst, waarbij de gedaagden werden veroordeeld tot betaling van de herstelkosten, die door de deskundige waren begroot op € 5.360,03, te vermeerderen met wettelijke rente. Daarnaast werden de gedaagden ook veroordeeld tot betaling van kosten voor de aankoopkeuring en stallingskosten. De rechtbank heeft de gedaagden niet in de gelegenheid gesteld om de gebreken te herstellen, omdat zij eerder tekortgeschoten waren in hun verplichtingen. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van verkopers bij de verkoop van voertuigen en de rechten van kopers bij non-conformiteit.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster II Handelszaken
Breda
zaaknummer / rolnummer: C/02/388061 / HA ZA 21-436
Vonnis van 1 november 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats 1] ,
eiser,
advocaat mr. B.W.P.M. van Orsouw te Uden,
tegen
1. de vennootschap onder firma
[gedaagde sub 1],
gevestigd te [plaats 2] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 2] BV,
gevestigd te [plaats 2] ,
3.
[gedaagde sub 3],
wonende te [plaats 2] ,
gedaagden,
advocaat mr. J. Joosten te Eindhoven.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagden] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 31 augustus 2022 en het aanvullend vonnis 21 september 2022 en de daarin reeds genoemde stukken;
  • het deskundigenbericht van 29 juni 2023;
  • de conclusie na deskundigenbericht, tevens akte aanbod van eis, tevens akte vermeerdering van eis, met producties 26 tot en met 28 zijdens [eiser] ;
  • de antwoordconclusie na deskundigenbericht, met productie 13 van [gedaagden] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In het tussenvonnis van 23 maart 2022 is onder r.o. 3.7. overwogen - — samengevat -
dat de rechtbank van oordeel is dat een nader onderzoek naar de aard en de ernst van de
(mogelijke) gebreken aan de Porsche noodzakelijk is. Voorts is overwogen dat de rechtbank
zich hierover wenst te laten voorlichten door een onafhankelijke deskundige in de
autobranche.
2.2.
In het tussenvonnis van 31 augustus 2022 heeft de rechtbank tot deskundige benoemd de heer [naam] , senior expert zwaar materieel en techniek, werkzaam bij
[schade-expertisebureau] . In dat tussenvonnis zijn de volgende vragen voorgelegd aan de deskundige:
1. Kunt u op basis van nader onderzoek aan de Porsche vaststellen of er sprake is van
gebreken in relatie tot het bijgeluid als vermeld in de rapporten van de Porsche
dealer en [bedrijf] ?
2. Zo ja. kunt u de aard en de ernst daarvan zo nauwkeurig mogelijk omschrijven?
3. Staan deze gebreken in de weg aan het gebruik van de auto, in de zin dat dit een
gevaar voor de verkeersveiligheid zou opleveren?
4. Zijn de geconstateerde gebreken te verhelpen, en zo ja. hoe en tegen welke kosten?
5. Kan de auto na voornoemde reparatie veilig deelnemen aan het verkeer?
6. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens
u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
2.3.
In het aanvullend vonnis van 21 september 2022 staat vermeld - samengevat - dat [gedaagden] bij akte uitlating d.d. 4 mei 2022 heeft kunnen reageren op de eisvermeerdering zijdens [eiser] d.d. 20 april 2022 en dat de rechtbank na conclusie na deskundigenbericht van beide partijen zal beslissen op voornoemde eisvermeerdering.
2.4.
De deskundige heeft - nadat partijen op de conceptrapportage hebben kunnen reageren - op 29 juni 2022 zijn definitieve rapport opgesteld. Daarin staat onder het kopje “Eigen beschouwingen” het volgende vermeld:
“Ik heb een proefrit gemaakt en een inspectie uitgevoerd. Tijdens de proefrit was er, met name bij rechterbochten, een ‘brommend bijgeluid hoorbaar van links voor. Verder stelden wij tijdens de proefrit geen afwijkingen vast in het rij- en weggedrag. De automatische transmissie schakelde normaal en ook de motor functioneerde naar behoren; zonder abnormale bijgeluiden. De auto stuurde normaal en trok niet abnormaal naar links of rechts.
Na afloop van de proefrit heb ik het bijgeluid nader onderzocht. De auto is daartoe op een hefbrug geplaatst, waarbij de wielen los van de grond kwamen. Daarna zijn de wielen één voor één rondgedraaid. Daarbij constateerde ik dat het brommend/rommelend’ vanuit de linker voornaaf afkomstig was. Dit is het typische geluid van een defect wiellager. Met andere woorden, het door mij waar genomen bijgeluid wordt veroorzaakt door het linker voorwiellager. Aan de aandrijfassen stelden wij geen afwijkingen vast.
Verder vielen mij nog een aantal zaken op die ik niet onvermeld wil laten. Er is namelijk sprake van zeer slecht schadeherstel links voor en dusdanig dat dit de verkeersveiligheid in gevaar zou kunnen brengen.
- De kunststof wielkuip links voor ontbreekt.
- In het linker binnenscherm/koker zitten nog ernstige vervormingen en gaten van een eerdere aanrijdingschade. Hieronder een aantal foto’s ter verduidelijking.
Verder hangen ter plaatse diverse leidingen los.
Links voor is de indicator van de remblokken gemanipuleerd.
De voorbumper sluit niet goed aan op de carrosserie en de overige delen.
Bij de achter velgen ontbreken een paar wielbouten.”
2.5.
De voorgelegde vragen heeft de deskundige als volgt beantwoord:
“Antwoord vraag 1:
Uit nader onderzoek is door mij vastgesteld dat het bijgeluid vanuit de linker voorzijde van de Porsche wordt veroorzaakt door een defect wiellager.
Antwoord vraag 2:
Ja, bij het rijden en het los van de grond verdraaien van het linker voorwiel is er een
‘rommelend’/’brommend’ geluid hoorbaar van de linker voorwielnaaf. Dit is typisch het geluid wat een defect voorwiellager veroorzaakt en het geluid is ook afkomstig waar het betreffende voorwiellager is gemonteerd.
Antwoord vraag 3:
Ja, een defect wiellager moet naar mijn mening zo snel mogelijk worden vervangen. Zeker bij een auto als deze Porsche, gezien het motorvermogen en daarmee acceleratie vermogen, remkracht en topsnelheid. Als het wiellager verder defect raakt, kan in het slechtste geval het lager compleet uitlopen, met het beschadigd raken van de naaf (waar het wiel en de remschijf aan gemonteerd zitten) tot gevolg. De naaf met wiel zouden dan los kunnen komen van het voertuig met alle gevolgen van dien.
Antwoord vraag 4:
Ja, het wiellager voor zal moeten worden vervangen. De kosten daarvan bedragen bij de Porsche dealer €. 853,00 mcl. BTW.
Antwoord vraag 5:
Ja, op het gebied van het wiellager wel. Echter, ik heb wel een opmerking over het schadeherstel linksvoor in relatie tot de verkeersveiligheid. Dit heb ik verder uitgewerkt bij vraag 6.
Antwoord vraag 6:
Ja, en dan doelend op het slechte schadeherstel aan de linker voorzijde van de Porsche en dan met name de punten die met veiligheid van doen hebben. Daarbij doel ik met name op de staat van het linker binnenscherm/koker. Deze is vervormd en hierin zijn gaten aanwezig die duiden op onvoldoende en juist schadeherstel.
Het linker binnenscherm/koker is een onderdeel van de zogenaamde kreukelzone, die bij een botsing door ‘geprogrammeerde’ vervorming de botsenergie moeten opnemen. Gezien de vervorming en gaten in het binnenscherm/koker ben ik er van overtuigd dat het binnenscherm/koker deze taak niet c.q. niet voldoende kan uitvoeren. Dit is voor mij derhalve een duidelijk veiligheidsissue.
Hoewel ik geen APK keurmeester bent, zegt de regel omtrent de APK het volgende: Artikel 5.2.3; ‘1.De langs- en dwarsliggers en chassisversterkingsdelen van het chassisraam, dan wel de daarvoor in de plaats tredende delen van de mee- of zelfdragende carrosserie van personenauto’s mogen:
geen breuken of scheuren vertonen, en niet zodanig zijn bevestigd, vervormd of door corrosie aangetast, dat de stijfheid en de sterkte van het chassisraam of van de mee- of zelfdragende carrosserie in gevaar worden gebracht. Indien sprake is van corrosie is het bepaalde in Aanvullende permanente eisen, hoofdstuk 1, titel 2, afdelingen 1, 2 en 3, van toepassing.’
Het rijden met de auto zonder dat alle wielbouten gemonteerd zijn is potentieel gevaarlijk, omdat de overige wielbouten mogelijk de krachten niet kunnen opnemen, waardoor het wiel kan loslopen dan wel de overige bouten door overbelasting kunnen breken.”
De kosten van herstel van de schade aan het binnenscherm/koker worden door de deskundige ingeschat op circa € 4.407,03 incl. BTW (pag. 9 van het rapport).
2.6.
In de conclusie na deskundigen bericht stelt [eiser] zich op het standpunt - samengevat - dat de Porsche non-conform is gelet op de bevindingen van de deskundige en gezien zijn antwoord op de vragen. Daaruit volgt volgens [eiser] dat er diverse gebreken zijn die met zich brengen dat er sprake is van een verkeersonveilig voertuig. Zijn inziens gaat het daarom niet om gebreken van ondergeschikte aard. Hij meent dat met name de gebreken omtrent het slechte schadeherstel, door hem niet voorafgaand aan de koop konden worden ontdekt. Volgens [eiser] hoefde hij er ook niet op bedacht te zijn dat er iets mis was met de Porsche gezien de mededeling van [gedaagden] voorafgaand aan de koop, inhoudende dat het voertuig in nieuwstaat zou verkeren. In de visie van [eiser] dienen zijn vorderingen dan ook te worden toegewezen. Verder geeft [eiser] nog aan, dat hij in zijn akte vermeerdering van eis d.d. 20 april 2022 (punt 6.) bewijs heeft aangeboden van de gevorderde schade ad € 15.000,- wegens gebruik/waardevermindering van de Volvo ( [kenteken 2] ) voor het geval de Volvo aan [eiser] zou moeten en kunnen worden teruggeleverd. [eiser] stelt voor om zo mogelijk ter zake een deskundige te benoemen die zich kan uitlaten over voormeld door [eiser] gevorderd (begroot) schadebedrag. [eiser] stelt dat hij heeft moeten constateren dat de Volvo door [gedaagden] , of wellicht een derde, herhaaldelijk is ingekocht en vervolgens weer is verkocht aan een derde. Volgens [eiser] is in die periode met de Volvo 46.453 kilometer gereden wat heeft geleid tot slijtage en waardeverlies, waarvoor [gedaagden] aansprakelijk is. [eiser] geeft aan om die reden nogmaals zijn eis te willen vermeerderen. Deze eisvermeerdering behelst dat de gewijzigde eis, zoals vermeld in zijn akte d.d. 20 april 2022, in punt IV. “Zowel primair als subsidiair”, sub B2, na de zinsnede “aan [eiser] te voldoen een bedrag van € 15.000,-...” in te voegen de zinsnede: “.., of althans een door u in goede Justitie te bepalen hoger bedrag dan € 15.000,-... ” . Overigens blijft voormelde eis ongewijzigd, aldus [eiser] .
2.7.
Ten aanzien van de laatste vermeerdering van eis zijdens [eiser] , stelt [gedaagden] zich op het standpunt dat een rechter wel kan beslissen het mindere toe te kennen, maar niet het meerdere - zoals [eiser] heeft toegevoegd - zodat de hoogte van de concrete vordering het maximale bedrag bepaalt dat door de rechtbank kan worden toegekend.
[gedaagden] geeft aan dat de Volvo door haar is verkocht aan een derde. Aan de ingediende vordering tot teruglevering onder “IV Zowel Primair als Subsidiair onder B” kan door [gedaagden] daarom niet meer worden voldaan. In de visie van [gedaagden] is het verzoek om een deskundige te benoemen om de waardevermindering te bepalen daarom niet meer nodig.
Volgens [gedaagden] heeft [eiser] sinds de aankoop van de Porsche 1 .883 kilometer met deze auto gereden, hetgeen niet strookt met de stelling dat de auto gebrekkig is en een gevaar vormt voor de verkeersveiligheid.
De deskundige heeft geconstateerd dat het bijgeluid wordt veroorzaakt door een
defect wiellager linksvoor. Volgens [gedaagden] geldt krachtens artikel 7:18 lid 2 BW een wettelijk bewijsvermoeden dat de zaak bij aflevering niet aan de overeenkomst heeft beantwoord als de afwijking zich binnen een termijn van zes maanden na aflevering heeft geopenbaard. [gedaagden] mag volgens haar ter zake tegenbewijs leveren. [gedaagden] geeft aan dat in het deskundigenrapport staat vermeld dat indien de wiellager (linksvoor) kapot was ten tijde van de APK, dit een afkeurpunt is. De Porsche is 4 dagen na aankoop op 11 november 2020 APK gekeurd en daarbij zijn geen reparatiepunten gemeld, aldus [gedaagden] . Zij meent dat hieruit blijkt dat ten tijde van de aankoop er geen probleem waren met de wiellager. In de visie van [gedaagden] heeft de Porsche wel degelijk aan de overeenkomst beantwoord ten tijde van de aflevering en was [eiser] daardoor niet bevoegd om de overeenkomst te ontbinden. Zo daarover in rechte anders wordt geoordeeld, dan meent [gedaagden] dat het gebrek op eenvoudige wijze kon worden ontdekt en hersteld tegen geringe kosten (€ 853,00 inclusief btw). Op grond van artikel 7:22 BW kan de overeenkomst pas worden ontbonden als het afgeleverde niet aan de overeenkomst heeft beantwoordt en herstel en vervanging onmogelijk zijn of niet van de verkoper gevergd kan worden. Nu herstel mogelijk is en de kosten beperkt zijn, verzoekt [gedaagden] om in de gelegenheid te worden gesteld om de wiellager te herstellen.
Wat betreft het binnenscherm/koker voert [gedaagden] aan dat uit het
APK-rapport blijkt dat sinds 2011 geen APK reparatiepunten zijn gemeld voor dit voertuig. Naar de mening van [gedaagden] volgt hieruit dat ten tijde van de aankoop het binnenscherm/koker voldeed. [gedaagde sub 1] meent dat [eiser] mogelijk in de periode na de APK-keuring en de Porsche-keuring een ongeluk heeft gehad met de auto en de auto in die periode slecht heeft laten herstellen. Ook hier geldt in de ogen van [gedaagden] dat de auto ten tijde van het sluiten van de overeenkomst aan de overeenkomst heeft beantwoord. Voor het geval daarover in rechte anders geoordeeld wordt, dan stelt [gedaagden] zich ook hier op het standpunt dat het gebrek op eenvoudige wijze kon worden ontdekt en hersteld, tegen geringe kosten (€ 4.507,03 inclusief btw). [gedaagden] wenst in de gelegenheid te worden gesteld om het binnenscherm/koker te herstellen en meent dat het beroep op ontbinding moet falen gelet op het bepaalde in artikel 7:22 BW.
Ten slotte weerspreek [gedaagden] de kunststof wielkuip links voor en de wielbouten bij de achtervelgen reeds ontbraken ten tijde van de aankoop, zulks onder verwijzing naar de foto’s van de Porsche in verkoopadvertentie.
2.8.
De rechtbank is in navolging van de deskundige van oordeel dat het defect wiellager en de vervorming en gaten in het binnenscherm/koker, gebreken vormen die het veilig gebruik van de Porsche in de weg staan. De rechtbank volgt [gedaagden] niet haar betoog, dat de auto ten tijde van de aankoop voornoemde gebreken niet kende omdat deze bij de APK keuring niet als reparatiepunten zijn gemeld. Immers, het enkele feit dat deze gebreken tijdens de APK keuring niet zijn opgemerkt, is ontoereikend om te concluderen dat deze gebreken er tijdens de APK keuring niet waren. Ook de suggestie van [gedaagden] dat [eiser] mogelijk in de periode na de APK-keuring (11 november 2020) een ongeluk heeft gehad met de auto en de auto in die periode slecht heeft laten herstellen, snijdt geen hout. [eiser] heeft immers reeds op 12 november 2020 geklaagd over de gebreken aan de auto. Bovendien wordt de suggestie van een ongeluk met de Porsche door [gedaagden] slechts gesuggereerd en op geen enkele wijze concreet gemotiveerd onderbouwd, zodat hieraan voorbij wordt gegaan.
Nu voornoemde gebreken aan het veilig gebruik van de auto in de weg staan, beantwoordt de Porsche in zoverre niet aan de overeenkomst. Volledige ontbinding van de koopovereenkomst wordt door voornoemde gebreken echter niet gerechtvaardigd omdat de kosten van herstel van de gebreken te gering zijn afgezet tegen de waarde van de Porsche. De gebreken vormen wel aanleiding tot partiële ontbinding op grond van artikel 7:22 BW jo. 6:265 BW.
2.9.
[gedaagden] wordt niet in de gelegenheid gesteld om de betreffende gebreken te herstellen omdat zij op dat vlak eerder is tekortgeschoten, terwijl de thans door de deskundige vastgestelde gebreken voor een professioneel autohersteller - zoals [gedaagden] moet worden aangemerkt - relatief eenvoudig te constateren waren.
2.10.
De partiële ontbinding resulteert in een vergoeding van de kosten die gemaakt moeten worden om de gebreken te herstellen conform de begroting van de deskundige, waarmee de rechtbank zich kan verenigen. Dit leidt tot een totaalbedrag van € 5.360,03 (€ 853,00 + € 4.507,03 inclusief btw), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 december 2020 - zijnde de datum van partiële ontbinding van de koopovereenkomst - tot aan de dag der algehele voldoening. In zoverre is de primaire vordering toewijsbaar.
2.11.
[eiser] vordert voorts vergoeding van de kosten voor de aankoopkeuring die hij bij de Porsche dealer heeft laten uitvoeren ad € 399,- en de kosten van het vervoer daar naartoe ten bedrage van € 250,-. Anders dan [gedaagden] meent, heeft [eiser] wel bewijsstukken ten aanzien van de keuring van de Porsche overgelegd, te weten de factuur van de aankoopkeuring d.d. 7 november 2020 die als productie 16 bij dagvaarding is overgelegd. Voornoemde bedragen van in totaal € 649,- komen dan ook voor toewijzing in aanmerking, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit totaalbedrag vanaf 17 december 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
2.12.
Verder vordert [eiser] stallingskosten ten bedrage van € 12,10 per dag te rekenen vanaf 5 juni 2021. [gedaagden] verweert zich tegen deze kosten door aan te voeren dat [eiser] de mogelijkheid had om de auto te parkeren bij diens chalet op het [vakantiepark] . [eiser] heeft dit gemotiveerd bestreden door aan te geven dat door de plaatselijke regels de parkeermogelijkheden aldaar te beperkt zijn en dat hij de auto beveiligd heeft moeten stallen onder afsluiting van een (diefstal)verzekering. Ter onderbouwing van zijn stelling verwijst [eiser] naar productie 17 bij dagvaarding, zijnde een factuur van de verzekerde beveiligde autostalling van de Porsche. In het licht van de gemotiveerde stellingname van [eiser] , heeft [gedaagden] op haar beurt onvoldoende gemotiveerd onderbouwd dat de stallingskosten onnodig zijn gemaakt. Anders dan [gedaagden] meent, staan de stallingskosten ook in voldoende causaal verband met de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid rust en als een gevolg van deze gebeurtenis aan [gedaagden] kan worden toegerekend. Het gevorderde bedrag aan stallingskosten ten bedrage van € 12,10 per dag te rekenen vanaf 5 juni 2021, zal dan ook worden toegewezen. De rechtbank gaat er daarbij vanuit dat de stallingskosten zullen eindigen één week na ontvangst van het bedrag van € 5.360,03 dat gemoeid is met herstel van de gebreken aan de Porsche, na ommekomst van welke termijn de Porsche geacht moet worden aangeboden te zijn ter reparatie aan een autoherstelbedrijf, één en ander zoals in het dictum vermeld.
2.13.
[eiser] vordert tevens vergoeding van de kosten voor vervangend vervoer, stellende dat hij een shortlease overeenkomst heeft gesloten met [autobedrijf] ter zake een Skoda Octavia station wagon voor een maandelijks bedrag van € 605,- inclusief BTW met ingang van 21 december 2021, onder verwijzing naar productie 18 bij dagvaarding waaruit zulks blijkt. Ook deze kosten komen voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank gaat er daarbij vanuit dat deze kosten voor vervangend vervoer zullen eindigen, vier weken na ontvangst van het bedrag van € 5.360,03 dat gemoeid is met herstel van de gebreken aan de Porsche, na ommekomst van welke termijn de Porsche geacht moet worden gerepareerd te zijn. Toewijzing van dit deel van de vordering vindt dan ook plaats met in acht neming van het vorenstaande en op de wijze als in het dictum vermeld.
2.14.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, behoeven de geschilpunten die samenhangen met de (meer) subsidiaire vorderingen geen nadere bespreking en beslissing meer.
2.15.
[gedaagden] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op een bedrag van:
- griffierecht: € 85,00
- kosten dagvaardingsexploot: € 133,03
- kosten deskundigenbericht: € 0,00 (niet in rekening gebracht)
- salaris advocaat:
€ 1.794,00(3 x tarief II ad 598,-)
Totaal: € 2.012,03
De verschuldigdheid van de gevorderde nakosten en de wettelijke rente over de proceskosten is door [gedaagden] als zodanig niet betwist en zullen worden toegewezen als gevorderd.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
verklaart voor recht dat de koopovereenkomst tussen [eiser] en [gedaagden]
met betrekking tot de Porsche ( [kenteken 1] ) per 17 december 2020 partieel is ontbonden zoals in r.o. 2.8. en 2.10 is overwogen;
3.2.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, des dat de een betalende de anderen zullen zijn bevrijd, om binnen 14 dagen na dagtekening van dit vonnis aan [eiser] te voldoen een bedrag ad € 5.360,03 als vergoeding van de kosten die gemaakt moeten worden om de gebreken te herstellen , te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 december 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
3.3.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, des dat de een betalende de anderen zullen zijn bevrijd, om binnen 14 dagen na dagtekening van dit vonnis aan [eiser] te voldoen een bedrag ad € 649,- ter zake aankoopkeuring en vervoer, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit totaalbedrag vanaf 17 december 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
3.4.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, des dat de een betalende de anderen zullen zijn bevrijd, om aan [eiser] te voldoen een bedrag ad € 12,10 per dag, ter zake stallingskosten, te rekenen vanaf 5 juni 2021 tot één week (7 dagen) na betaling van het bedrag zoals genoemd in 3.2. van het dictum;
3.5.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, des dat de een betalende de anderen zullen zijn bevrijd, om aan [eiser] te voldoen een bedrag van € 605,- per maand, ter zake kosten van vervangend vervoer, te rekenen vanaf 21 december 2021 tot vier weken (30 dagen) na betaling van het bedrag zoals genoemd in 3.2. van het dictum;
3.6.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, des dat de een betalende de anderen zullen zijn bevrijd, in de kosten dit geding, die tot op heden aan de zijde van [eiser] worden begroot op een bedrag van € 2.012,03, te vermeerderen met € 163,- zonder betekening van het vonnis, en te verhogen met € 92,- indien betekening van het vonnis noodzakelijk is, onder bepaling dat binnen 15 dagen na dagtekening van dit vonnis zowel de proceskosten als de nakosten aan [eiser] moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan over genoemde kosten de wettelijke rente verschuldigd wordt vanaf het verloop van die termijn tot aan de dag van voldoening.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van der Weide en in het openbaar uitgesproken op 1 november 2023.