ECLI:NL:RBZWB:2023:7698

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 augustus 2023
Publicatiedatum
6 november 2023
Zaaknummer
10267344 CV EXPL 23-17 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Thielen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanneming van werk en gebreken in de badkamer met betrekking tot schadevergoeding en klachtplicht

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, hebben eisers, vertegenwoordigd door DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V., een vordering ingesteld tegen gedaagde, H.O.D.N. [bedrijf gedaagde], met betrekking tot gebreken in de badkamer die door gedaagde zijn gerenoveerd. De werkzaamheden zijn opgeleverd in januari 2020, maar in november 2021 constateerden eisers dat er aanzienlijke gebreken waren, waaronder losliggende tegels en scheuren in de voegen. Eisers hebben gedaagde herhaaldelijk gesommeerd om de gebreken te verhelpen, maar gedaagde heeft hier niet adequaat op gereageerd. Uiteindelijk hebben eisers hun vordering omgezet in een verzoek om vervangende schadevergoeding van € 5.910,85, plus bijkomende kosten voor gevolgschade en buitengerechtelijke kosten.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat gedaagde tekort is geschoten in de uitvoering van de werkzaamheden en dat de gebreken voor zijn rekening komen. Het verweer van gedaagde dat eisers zijn klachtplicht heeft geschonden, werd verworpen, omdat eisers tijdig heeft geklaagd na ontdekking van de gebreken. De rechter heeft vastgesteld dat de gebreken niet het gevolg zijn van externe factoren, maar van de tekortkomingen van gedaagde zelf. De vordering van eisers is toegewezen, inclusief de gevorderde schadevergoeding, gevolgschade en buitengerechtelijke kosten. Gedaagde is ook veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 2 augustus 2023.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Zaaknummer: 10267344 \ CV EXPL 23-17
Vonnis van 2 augustus 2023
in de zaak van

1.[eiser] ,

te [plaats 1] ,
2.
[eiseres],
te [plaats 1] ,
eisende partijen,
hierna samen in mannelijk enkelvoud te noemen: [eisers] ,
gemachtigde: DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V.,
tegen
[gedaagde] , H.O.D.N. [bedrijf gedaagde],
te [plaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna in mannelijk enkelvoud te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. E.H. Kerbof.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 25 januari 2023 en de daarin genoemde stukken;
- de aanvullende producties van [eisers] ;
- de mondelinge behandeling van 5 juli 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
- de aantekeningen van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Bij offerte van 13 april 2019 heeft [gedaagde] € 3.211,04 incl. btw geoffreerd aan [eisers] voor het herinrichten van de badkamer, bestaande uit het egaliseren van de vloer en het tegelen van de vloer en wanden. [eisers] is akkoord gegaan met deze offerte. De werkzaamheden zijn in januari 2020 opgeleverd.
2.2.
Op 14 november 2021 constateerde [eisers] dat er voegen barsten vertoonden en dat er tegels loskwamen en hol klonken. [eisers] heeft dit op 15 november 2021 bij [gedaagde] gemeld.
Op 17 november 2021 heeft [gedaagde] de badkamer bekeken.
2.3.
Lekdetectiecentrale heeft op 24 november 2021 een lekdetectie uitgevoerd in de badkamer. In het rapport van de lekdetectie is geconcludeerd dat er een voeg in de hoek van de douche loskomt en er vijf tegels zijn die hol klinken. Ook is aangegeven dat er tegelranden niet zijn afgekit en er daardoor openingen zijn waardoor er water in die randen terecht komt. De lekkage wordt veroorzaakt door de openstaande randen. De kosten voor de lekdetectie zijn betaald door [gedaagde] .
2.4.
Op 5 december 2021 hebben partijen onder meer de volgende afspraken schriftelijk vastgelegd; alle gescheurde voegen van de badkamervloer worden op 11 december 2021 door [gedaagde] eruit gehaald, schoongemaakt en opnieuw gevuld. De tegels worden niet verwijderd voor het kunnen uitvoeren van deze reparatie.
2.5.
Op 11 december 2021 heeft [gedaagde] herstelwerkzaamheden aan de voegen in de badkamer verricht.
2.6.
In de brief van 19 mei 2022 heeft [eisers] [gedaagde] gesommeerd de gebreken aan de badkamer op te lossen en hiervoor binnen tien dagen afspraken te maken met [eisers] .
2.7.
Bij brief van 9 juni 2022 heeft [eisers] aan [gedaagde] bericht dat als [gedaagde] niet binnen zeven dagen in overleg treedt om een concrete afspraak te maken om alle gebreken deugdelijk te (laten) herstellen, hij overgaat tot het nemen van rechtsmaatregelen.
2.8.
[eisers] heeft bij brief van 13 juli 2022 aan [gedaagde] zijn vordering tot nakoming van de overeenkomst omgezet in een vordering tot vervangende schadevergoeding zijnde een bedrag van € 5.910,85. [eisers] verzoekt dit bedrag aan hem te betalen.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vordert - samengevat - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen tot betaling van:
1. aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 juli 2022;
2. € 420,00 aan gevolgschade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding;
3. € 811,36 aan buitengerechtelijke kosten;
4. de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente, en de nakosten.
3.2.
[eisers] legt aan zijn vorderingen het volgende - samengevat - ten grondslag. [gedaagde] heeft in opdracht en voor rekening van [eisers] werkzaamheden verricht aan de badkamer in de woning van [eisers] . [gedaagde] is tekortgeschoten in de uitvoering van de door hem verrichte werkzaamheden. Inmiddels ligt de helft van de door [gedaagde] gelegde vloertegels los, de voegen scheuren op meerdere plekken en er komt een kitrand omhoog. Ondanks dat [gedaagde] na december 2021 diverse mogelijkheden heeft gekregen om de gebreken volledig te herstellen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt. [gedaagde] is dan ook in verzuim komen te verkeren. [eisers] heeft vervolgens de verbintenis tot nakoming omgezet in een tot vervangende schadevergoeding middels de brief van 13 juli 2022. Hij vordert een bedrag van € 5.910,85 aan schadevergoeding voor herstel van de badkamer op grond van een uitgebrachte offerte van [bedrijf] . [eisers] stelt verder dat tijdens het herstel van de badkamer, de badkamer niet gebruikt kan worden en er een mobiele douchecabine moet worden gehuurd. De kosten daarvan bedragen € 420,00 en komen als gevolgschade voor rekening van [gedaagde] .
3.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eisers] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eisers] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eisers] in de kosten van deze procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Schending klachtplicht
4.1.
Het meest verstrekkende verweer van [gedaagde] is dat [eisers] zijn klachtplicht heeft geschonden doordat [eisers] pas op 15 november 2021 voor het eerst heeft geklaagd en hij na de herstelwerkzaamheden in december 2021 pas na verloop van zes maanden wederom heeft geklaagd. Voorop wordt gesteld dat het in beginsel op de weg van [gedaagde] ligt om feiten en omstandigheden te stellen en zo nodig te bewijzen waaruit volgt op welk moment [eisers] heeft ontdekt of bij een redelijkerwijs van hem te vergen onderzoek had behoren te ontdekken dat de verrichte werkzaamheden gebreken vertoonden en dat het tijdsverloop vanaf dat moment tot aan het moment waarop [eisers] heeft geklaagd zo lang is geweest dat niet kan worden gesproken van een tijdige klacht. De vraag of de klacht binnen bekwame tijd is geschied, dient te worden beantwoord onder afweging van alle betrokken belangen en met inachtneming van alle relevante omstandigheden. Daarbij komt dat van veel gewicht is of het belang van [gedaagde] is geschaad als gevolg van het verstrijken van de tijd totdat tegen de afwijking is geprotesteerd; als zijn belangen niet zijn geschaad, zal er niet snel reden zijn om [eisers] gebrek aan voortvarendheid te verwijten.
4.2.
Als onweersproken staat vast dat [eisers] de eerste losliggende tegels en scheuren in de voegen heeft ontdekt op 14 november 2021 en hij dat vervolgens op 15 november 2021 heeft gemeld bij [gedaagde] . Niet valt in te zien dat [eisers] op dat moment zijn klachtplicht heeft geschonden, immers hij heeft de klachten gemeld één dag nadat hij die heeft ontdekt. Weliswaar is dit 22 maanden na oplevering van de werkzaamheden, maar [gedaagde] heeft niet gesteld, en dit is evenmin gebleken, dat [eisers] de gebreken eerder had behoren te ontdekken. Voor wat betreft het schenden van de klachtplicht na de herstelwerkzaamheden in december 2021 geldt eveneens dat [gedaagde] onvoldoende heeft gesteld, dan wel heeft onderbouwd om te kunnen oordelen dat [eisers] zijn klachtplicht heeft geschonden. [gedaagde] heeft geen feiten en omstandigheden aangedragen waaruit volgt dat hij in zijn belang is geschaad als gevolg van het tijdsverloop van zes maanden. Ter zitting heeft [gedaagde] nog aangedragen dat als er langer wordt gewacht met klagen er meerdere omstandigheden van invloed kunnen zijn op het tegelwerk en de eventuele gebreken aan het tegelwerk. Niet is onderbouwd welke omstandigheden dit dan zijn en dat die ook daadwerkelijk eraan bij hebben gedragen dat [gedaagde] in zijn belangen is geschaad. Bovendien is niet gesteld in welke belangen [gedaagde] is geschaad.
Gelet op het voorgaande is de conclusie dat het beroep van [gedaagde] op schending van de klachtplicht als onvoldoende gesteld, dan wel onderbouwd, wordt verworpen.
Verzekering
4.3.
In deze procedure is niet van belang dat [gedaagde] onderhavige kwestie heeft gemeld bij zijn verzekeraar. [gedaagde] heeft uit hoofde van de overeenkomst een contractuele relatie en verplichtingen met [eisers] , daarin is de verzekeraar geen partij. Hij kan het uitblijven van actie door zijn verzekeraar dan ook niet aan [eisers] tegenwerpen. Dat is iets tussen [gedaagde] en zijn verzekeraar, [eisers] is daarin geen partij. [gedaagde] kan ook niet van [eisers] verwachten dat [eisers] een reactie of actie van de verzekeraar afwacht.
Gebreken
4.4.
Tussen partijen staat vast dat er tegels in de badkamer binnen twee jaar nadat die zijn gelegd losliggen en dat dit niet mag worden verwacht. In beginsel houdt dit een tekortkoming in de nakoming van [gedaagde] in. Dat [gedaagde] na de herstelwerkzaamheden in december 2021 er gerechtvaardigd vanuit mocht gaan dat de werkzaamheden naar behoren zijn opgeleverd en dat geen sprake is van een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van [gedaagde] , wordt verworpen. Op het moment van de werkzaamheden in december 2021 lagen er ten minste vijf tegels los. Ter zitting heeft [gedaagde] verklaard dat de herstelwerkzaamheden bestonden uit het herstellen van de voegen en dat door het opnieuw voegen het probleem van de losliggende tegels niet wordt opgelost. Met andere woorden; de tegels lagen los en bleven losliggen na de werkzaamheden in december 2021. Of [eisers] al dan niet heeft geweigerd om [gedaagde] de losliggende tegels opnieuw te laten verlijmen en wat partijen daarover toentertijd al dan niet hebben afgesproken, kan in het midden blijven. [gedaagde] voert dit wel aan, maar heeft hieraan geen rechtsgevolg verbonden. Bovendien zijn na de herstelwerkzaamheden steeds meer tegels los komen te liggen. Dit volgt uit de offerte van [bedrijf] van 10 mei 2022. Zij heeft geconstateerd dat ongeveer de helft van alle vloertegels losligt en dat ook een groot deel van de voegen scheuren vertoont, dan wel losligt. Dit ondanks het opnieuw voegen in december 2021.
Oorzaken gebreken
4.5.
De betwisting van [gedaagde] dat de oorzaak van de losliggende tegels en/of voegen voor zijn rekening komt is onvoldoende onderbouwd. De kantonrechter overweegt over de door partijen aangevoerde oorzaken en de ter zitting besproken mogelijke oorzaken van de gebreken achtereenvolgens als volgt.
Lekkage en het leidingwerk
Allereerst voert [gedaagde] aan dat de gebreken door lekkage, dan wel door het leidingwerk komen en dat dit een externe oorzaak is waardoor de gebreken niet voor zijn rekening komen. Van deze externe oorzaak is niet gebleken. Uit het lekdetectierapport blijkt juist dat er geen actieve waterleiding lekkage is waargenomen. Uit het rapport volgt verder dat door het niet afkitten van de tegelranden er water in de openstaande randen terechtkomt en dat lekkage (onder de tegels) veroorzaakt. De algemene betwisting dat die randen niet zijn afgekit wordt verworpen. Het had op de weg van [gedaagde] gelegen om dan aan te tonen dat de randen wel zijn afgekit en dat heeft hij niet gedaan. Het niet afkitten van de tegelranden is een tekortkoming aan de zijde van [gedaagde] en eventuele gevolgen daarvan, zoals lekkage en mogelijk het losraken van tegels komen voor zijn rekening en risico. Het verweer dat de gebreken door lekkage, dan wel door het leidingwerk komen, wordt gelet op het lekdetectierapport als onvoldoende onderbouwd verworpen.
Opstookprotocol
[gedaagde] heeft verder aangevoerd dat het aannemelijk is dat door het te snel gebruiken van de verwarming in de badkamer na de werkzaamheden, de tegels en de voegen zijn gaan werken met het scheuren van voegen en het losraken van tegels als gevolg. Indien dat de oorzaak van gebreken is, dan komt dit voor rekening van [gedaagde] . Anders dan [gedaagde] betoogt is het zijn verantwoordelijkheid om [eisers] te informeren over het opstookprotocol. Dat hij niet de verwarming heeft aangesloten maakt dit niet anders. Het gaat namelijk over de gevolgen van de verwarming op de door hem gelegde tegelvloer. Hij had daar op grond van zijn wettelijke verplichting om te handelen als een deskundig en zorgvuldig aannemer [eisers] op moeten wijzen. Dat hij [eisers] heeft gewezen op het opstookprotocol is niet gebleken. Niet valt in te zien dat het opstookprotocol een feit van algemene bekendheid is en dat [eisers] had behoren te weten dat hij de verwarming in de badkamer niet gelijk kon gebruiken en wat de te volgen procedure is voor het geleidelijk verhogen van de temperatuur. Indien de tegels zijn losgeraakt door het niet volgen van het opstookprotocol dan komt dit voor risico van [gedaagde] .
Dekvloer en tegellijm
Voor zover de oorzaak van de gebreken is gelegen in de bestaande dekvloer geldt dat ook al was het de keuze van [eisers] om de bestaande dekvloer niet volledig te vervangen, [gedaagde] op grond van artikel 7:754 BW verplicht is te waarschuwen in het geval van ongeschiktheid van zaken afkomstig van de opdrachtgever. Daaronder is begrepen de grond waarop de opdrachtgever een werk laat uitvoeren. Indien [gedaagde] niet gewaarschuwd heeft, terwijl de ondergrond ondeugdelijk blijkt te zijn, dan komt de dientengevolge gebrekkige uitvoering van het werk voor rekening van [gedaagde] . De enkele betwisting van [gedaagde] dat hij ten aanzien van de staat van de dekvloer een waarschuwingsplicht had wordt dan ook verworpen. Tot slot komen op grond van artikel 7:760 BW in beginsel ook de gevolgen van gebreken of ongeschiktheid van door [gedaagde] gebruikte materialen of hulpmiddelen, zoals de gebruikte tegellijm, voor zijn rekening.
Conclusie
4.6.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is niet gebleken van een externe oorzaak van de gebreken, zoals een lekkage van de waterleiding, en liggen de overige mogelijke oorzaken in de risicosfeer van [gedaagde] . Daarmee staat als onvoldoende weersproken vast dat [gedaagde] tekort is geschoten in de uitvoering van de werkzaamheden, dat hem op grond van de overeenkomst kan worden toegerekend.
4.7.
Bij brief van 13 juli 2022 heeft [eisers] aan [gedaagde] meegedeeld dat hij schadevergoeding in plaats van herstel vordert, als gevolg waarvan de verbintenis tot nakoming is omgezet in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding als bedoeld in artikel 6:87 BW (r.o. 2.8.). [eisers] is tot die omzetting gerechtigd. Hij heeft [gedaagde] meermaals in gebreke gesteld c.q. aangemaand over te gaan tot nakoming en herstel. Dat [gedaagde] betwist de brief van 19 mei 2022 te hebben ontvangen, maakt het voorgaande niet anders. [gedaagde] heeft namelijk de brief van 9 juni 2022 waarin hem opnieuw de gelegenheid tot herstel wordt geboden wel ontvangen. Nu herstel is uitgebleven, is [gedaagde] in verzuim komen te verkeren. [eisers] heeft derhalve aanspraak op vervangende schadevergoeding.
Schadevergoeding
4.8.
[eisers] heeft zich voor wat betreft de omvang van de vervangende schadevergoeding gebaseerd op de offerte van [bedrijf] . Het verweer van [gedaagde] dat het bedrag van € 5.910,85 niet redelijk is, is onvoldoende onderbouwd. Er is geen vereiste dat [eisers] meerdere offertes dient te overleggen en dat er vervolgens van een gemiddelde van de prijzen dient te worden uitgegaan. Bovendien heeft [gedaagde] geen inhoudelijk verweer tegen de offerte van [bedrijf] gevoerd. Ter zitting is hem uitdrukkelijk gevraagd naar een reële kostenbegroting. [gedaagde] kon, ondanks zijn deskundigheid, desgevraagd niet toelichten waarom dit een door hem geschat bedrag van tussen de € 1.500,00 en € 2.000,00 zou moeten zijn. Tijdens de zitting is nog aangevoerd dat er op de offerte werkzaamheden zijn geoffreerd die [gedaagde] niet heeft uitgevoerd, onder andere het verwijderen van de oorspronkelijke dekvloer en het verwijderen en demonteren van de badkamerinrichting. Om de gebreken te herstellen moeten deze kosten gemaakt worden, zodat ook die schadeposten voor rekening van [gedaagde] komen. [gedaagde] heeft ook aangevoerd dat de schadevergoeding aanzienlijk moet worden beperkt omdat - zo begrijpt de kantonrechter - volledige toewijzing van de schadevergoeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Gelet op de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden is daar geen grond voor, ook al heeft [gedaagde] zich in eerste instantie bereidwillig getoond om de gebreken op te lossen en heeft hij de kosten voor de lekdetectie betaald. Het gevorderde bedrag van € 5.910,85 wordt dan ook toegewezen.
4.9.
Naast de kosten voor herstel wordt ook € 420,00 aan gevolgschade gevorderd vanwege de huur van een mobiele douchecabine. Dat er een mobiele douchecabine nodig is, zodat [eisers] kan douchen terwijl de herstelwerkzaamheden worden uitgevoerd, is niet betwist. [gedaagde] heeft de offerte voor de mobiele douchecabine inhoudelijk evenmin betwist. Het gevorderde bedrag zal dan ook worden toegewezen. Er is zoals onder r.o. 4.8. is overwogen geen reden om het gevorderde bedrag te matigen en het is niet vereist dat er meerdere offertes worden overgelegd ter onderbouwing van de schadebedragen.
4.10.
De gevorderde wettelijke rente over de bedragen € 5.910,85 en € 420,00 wordt toegewezen zoals gevorderd. [gedaagde] heeft die niet weersproken.
Buitengerechtelijke kosten
4.11.
De vordering van € 811,36 tot vergoeding van de buitengerechtelijke kosten inclusief BTW voldoet aan de wettelijke eisen. Het gevorderde bedrag komt overeen met het daarvoor geldende tarief, zodat dit bedrag toewijsbaar is.
Proceskosten
4.12.
[gedaagde] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten (waaronder nakosten) worden veroordeeld. De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen op de wijze zoals in de beslissing is vermeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eisers] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
135,89
- griffierecht
244,00
- salaris gemachtigde
660,00
(2,00 punten × € 330,00)
Totaal
1.039,89
4.13.
De kantonrechter begroot de na dit vonnis te maken kosten op € 132,00 aan salaris gemachtigde als [gedaagde] niet vrijwillig binnen veertien dagen na aanschrijving van [eisers] aan de veroordeling in het vonnis heeft voldaan.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eisers] te betalen een bedrag van € 6.330,85, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van:
- € 5.910,85 vanaf 28 juli 2022, tot de dag van volledige betaling,
- € 420,00 vanaf 29 september 2022, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eisers] te betalen een bedrag van € 811,36 aan buitengerechtelijke kosten,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.039,89, te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van dit vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Thielen en in het openbaar uitgesproken op 2 augustus 2023.