In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 juli 2023 uitspraak gedaan in een bodemprocedure tussen Stichting Woongoed Middelburg en een huurder, aangeduid als [gedaagde]. De eisende partij, Woongoed, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning van [gedaagde] vanwege aanhoudende overlast en ernstige vervuiling van de woning. De huurovereenkomst dateert van 26 januari 1999 en is onderworpen aan de Algemene Huurvoorwaarden zelfstandige woonruimte. Sinds medio 2015 ontving Woongoed herhaaldelijk klachten van omwonenden over overlast veroorzaakt door [gedaagde]. In 2020 werd een procedure gestart, maar na een vaststellingsovereenkomst in 2020 leek er enige verbetering. Echter, in 2022 kwamen de klachten opnieuw op, wat leidde tot deze rechtszaak. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde] tekort is geschoten in zijn verplichtingen als huurder, onder andere door het veroorzaken van overlast en het niet onderhouden van de woning. De rechter weegt de ernst van de tekortkomingen af tegen het woonbelang van [gedaagde], maar concludeert dat de overlast voor omwonenden en de vervuilde staat van de woning zwaarder wegen. De vorderingen van Woongoed worden toegewezen, en [gedaagde] wordt veroordeeld de woning binnen zes weken te ontruimen.