In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 januari 2023, worden de beroepen van belanghebbende tegen de navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2013, 2015 en 2016 beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat de aanslagen terecht zijn opgelegd, maar dat deze verminderd dienen te worden. De navorderingsaanslagen zijn het gevolg van correcties op de aangiften van de partner van belanghebbende, waarbij gezamenlijke inkomensbestanddelen zijn toegerekend aan belanghebbende. De rechtbank vernietigt de uitspraken op bezwaar voor de jaren 2013 en 2015 en handhaaft de uitspraak voor het jaar 2016, waarbij het bezwaar niet-ontvankelijk is verklaard wegens termijnoverschrijding. Tevens wordt een vergoeding van immateriële schade toegekend aan belanghebbende vanwege de lange duur van de procedure, die de redelijke termijn overschreed. De rechtbank stelt de schadevergoeding vast op € 2.500, waarvan € 1.800 voor rekening van de inspecteur en € 700 voor rekening van de Staat der Nederlanden. De rechtbank bepaalt dat de inspecteur het griffierecht aan belanghebbende moet vergoeden.