ECLI:NL:RBZWB:2023:770

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 februari 2023
Publicatiedatum
9 februari 2023
Zaaknummer
10057144_T08022023
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M.J. Ebben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding en ontruiming van huurovereenkomst wegens handelshoeveelheid drugs met bewijsopdracht

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is Stichting Alwel, rechtsopvolger van Singelveste Alle Wonen, de eisende partij tegen [gedaagde sub 1] en de besloten vennootschap Modus Vivendi Minnelijk Traject B.V. De zaak betreft de ontbinding van een huurovereenkomst en ontruiming van een woning in Breda, waarbij Alwel stelt dat [gedaagde sub 1] toerekenbaar tekort is geschoten in de verplichtingen uit de huurovereenkomst door het gebruik van de woning voor de opslag van drugs. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 8 februari 2023 een bewijsopdracht gegeven aan Alwel om aan te tonen dat in de woning 247 gram hasj en 100 gripzakjes zijn aangetroffen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Alwel niet-ontvankelijk is in haar vordering tegen [gedaagde sub 1] en dat de bewindvoerder, Modus Vivendi, als formele procespartij moet worden betrokken. De zaak is aangehouden voor bewijslevering door Alwel, waarbij de rechter de mogelijkheid biedt om getuigen te horen of bewijsstukken te overleggen. De volgende zitting is gepland voor 1 maart 2023.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 10057144 \ CV EXPL 22-2625
Vonnis van 8 februari 2023 (bij vervroeging)
in de zaak van
STICHTING ALWEL, rechtsopvolger van SINGELVESTE ALLEE WONEN,
gevestigd en kantoorhoudende te Roosendaal,
eisende partij,
hierna te noemen: Alwel,
gemachtigde: L Barghout, werkzaam ten kantore van Stichting Alwel,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats]
gedaagde partij sub 1,
hierna te noemen: [gedaagde sub 1] ,
gemachtigde: mr. M.J.S. Spanjersberg, advocaat te Zoetermeer,

2.de besloten vennootschap MODUS VIVENDI MINNELIJK TRAJECT B.V,

in haar hoedanigheid van bewindvoerder uitoefenende het bewind over de goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan [gedaagde sub 1] ,
gevestigd en kantoorhoudende te Zwijndrecht,
gedaagde partij sub 2,
hierna te noemen: Modus Vivendi,
gemachtigde: mr. M.J.S. Spanjersberg, advocaat te Zoetermeer.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 2 november 2022 en de daarin vermelde processtukken;
- de akte wijziging van eis;
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 13 januari 2023 en de door de gemachtigde van Alwel tijdens de mondelinge behandeling overgelegde spreekaantekeningen.
1.2
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1
Tussen partijen staan de volgende feiten vast:
- op 10 april 2012 is een bewind gesteld over alle goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan [gedaagde sub 1] , met benoeming van Stichting Modus Vivendi tot bewindvoerder.
- Alwel en [gedaagde sub 1] hebben op 18 juni 2012 een huurovereenkomst gesloten met betrekking tot de woning aan de [adres] te Breda, met instemming van de bewindvoerder. Op de huurovereenkomst zijn van toepassing de Algemene Huurvoorwaarden Zelfstandige Woonruimte van juni 2012 (hierna: de huurvoorwaarden).
- In de huurvoorwaarden is in artikel 6.11 opgenomen dat het huurder niet is toegestaan in het gehuurde hennep te kweken dan wel andere activiteiten te verrichten die op grond van de Opiumwet strafbaar zijn gesteld.
- Bij brief van 24 juni 2022 heeft Alwel aan (de bewindvoerder van) [gedaagde sub 1] , samengevat, bericht dat op 1 juni 2022 door de politie in de woning harddrugs en hennep zijn aangetroffen waardoor [gedaagde sub 1] toerekenbaar tekort is geschoten in de verplichtingen uit hoofde van de huurovereenkomst. Alwel heeft aangegeven de huurovereenkomst te willen beëindigen.

2.Het geschil

2.1
Stichting Alwel vordert na eiswijziging, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de tussen partijen bestaande huurovereenkomst te ontbinden en Modus Vivendi in de hoedanigheid van bewindvoerder van [gedaagde sub 1] , dan wel [gedaagde sub 1] voor zover het bewind is opgeheven, te veroordelen tot ontruiming van het gehuurde, alsmede om Modus Vivendi dan wel [gedaagde sub 1] voor zover het bewind is opgeheven te veroordelen tot betaling van een bedrag gelijk aan de huurtermijnen als gebruiksvergoeding vanaf de datum waarop de huurovereenkomst is ontbonden tot de datum waarop het gehuurde is ontruimd, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum opeisbaarheid tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van Modus Vivendi en [gedaagde sub 1] (voor zover het bewind is opgeven) in de proceskosten en in de nakosten.
2.2
[gedaagde sub 1] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Alwel, met veroordeling van Alwel in de proceskosten en in de nakosten.
2.3
Modus Vivendi voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van Alwel, met veroordeling van Alwel in de proceskosten en in de nakosten.

3.De beoordeling

Ontvankelijkheid
3.1
In deze zaak staat tussen partijen de vraag centraal of ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde moet plaatsvinden. Voordat de kantonrechter toekomt aan de inhoudelijke beoordeling van het geschil, moet eerst worden vastgesteld of Alwel ontvankelijk is in haar vordering tegen [gedaagde sub 1] . Tijdens de mondelinge behandeling heeft de gemachtigde van Alwel gesteld dat uit niets blijkt dat het dagvaarden van de onder bewind gestelde tot een niet-ontvankelijkheid leidt.
3.2.
De kantonrechter is van oordeel dat Alwel alleen Modus Vivendi had moeten dagvaarden. Tijdens het bewind komt het beheer en de beschikking over de goederen die onder bewind staan toe aan de bewindvoerder (artikel 1:438 BW). De bewindvoerder vertegenwoordigt bij de vervulling van zijn taak als bewindvoerder de rechthebbende tijdens het bewind in en buiten rechte (artikel 1:441 lid 1 BW). Dit betekent dat in een procedure waarin een onder bewind gesteld goed (mede) onderwerp van het geschil is, de bewindvoerder in rechte moet worden betrokken en niet de rechthebbende. De Hoge Raad heeft op
7 maart 2014 (ECLI-nummer NL:HR:2014:525) geoordeeld dat de uit de huurovereenkomst voortvloeiende rechten goederen zijn in de zin van artikel 1:431 lid 1 BW. Een vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde kan gevolgen hebben voor de rechten die uit de huurovereenkomst voortvloeien. Omdat die rechten onder de goederen vallen die onder bewind zijn gesteld, treedt de bewindvoerder ten behoeve van de rechthebbende op als formele procespartij in een procedure betreffende een gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde.
3.3
Dit betekent dat de vordering tot ontbinding van de gesloten huurovereenkomst en tot ontruiming van het gehuurde, dient te worden ingesteld tegen de bewindvoerder.
De kantonrechter zal Alwel niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tegen [gedaagde sub 1] .
De tekortkoming
3.4
Alwel legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde sub 1] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst en de algemene huurvoorwaarden en de wet, door het gehuurde te gebruiken dan wel laten te gebruiken voor de opslag van een grote handelshoeveelheid softdrugs (hasj) in het gehuurde. De aanwezigheid van drugs in het gehuurde heeft gezorgd voor een negatieve uitstraling op de woonomgeving en dergelijke activiteiten verminderen de verhuurbaarheid van woningen in de omgeving. Daarnaast stelt Alwel ten aanzien van drugsgerelateerde activiteiten een zerotolerancebeleid te voeren.
3.5
Modus Vivendi betwist dat sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst, nu niet is bewezen dat in het gehuurde hasj aanwezig was en dat in strijd zou zijn gehandeld met de Opiumwet. Alwel heeft haar stellingen gebaseerd op een bestuurlijke rapportage, welke niet is ondertekend. Gelet hierop is geen sprake van een onderhandse akte, waardoor dit stuk geen bewijskracht heeft. Als al wel zou worden uitgegaan van de rapportage, staat volgens Modus Vivendi niet vast dat drugs het gehuurde is ingebracht en uitgevoerd. Dit kon immers niet worden waargenomen, gezien de situatie ter plaatse, aldus Modus Vivendi.
3.6
De kantonrechter overweegt als volgt. Alwel heeft ter onderbouwing van haar stellingen een Bestuurlijke rapportage van politie, opgemaakt op 20 juni 2022 door [inspecteur] van politie-eenheid Zeeland -West-Brabant, Operationeel Expert Wijkagent Breda Noordwest, [team] en [hoofdagent] van politie-eenheid Zeeland-West-Brabant, waarnemend Wijkagent Breda Noordwest, [team] , in het geding gebracht. In deze rapportage is, voor zover van belang, het volgende vermeld:
“01 juni 2022, BHV 2022141040
Na vrijlaten van een verdachte aan de Mijkenbroek welke gekend was met handel in harddrugs werd deze gevolgd. Na zijn vrijlating ging deze man een appartement binnen aan de [adres] in Breda. Later voegen zich hier nog meer personen bij. Hierna komt er een persoon na buiten welke wordt gecontroleerd met een grote tas bij zich. In deze tas treft men een hoeveelheid drugs aan. Hierna besluiten de collega’s in de woning te gaan kijken. Op dat moment komen er 3 mannen na buiten welke direct worden aangehouden. In de woning waar [gedaagde sub 1] nog aanwezig is treft men in een grote tas 100 lege gripzakjes aan. In een andere tas treft men 247 gram netto Hasj aan.”
3.7
De kantonrechter constateert met Modus Vivendi dat sprake is van onduidelijkheden in de rapportage en dat de rapportage vragen oproept omtrent de feiten en wat er rondom het aantreffen van de drugs is voorgevallen. Daarnaast is de rapportage niet ondertekend. Weliswaar kan een dergelijke rapportage zonder handtekening(en) op grond van artikel
156 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) niet worden beschouwd als een onderhandse akte, maar dit betekent niet dat de rapportage geen bewijskracht heeft. De waardering van schriftelijk bewijs dat niet valt onder de artikelen 156 tot en met 161a Rv is op grond van artikel 151 lid 2 Rv immers overgelaten aan het oordeel van de rechter. De kantonrechter acht de bestuurlijke rapportage voldoende om als begin van bewijs van de stellingen van Alwel aan te merken. Nu de inhoud van de rapportage gemotiveerd is betwist en Alwel tijdens de mondelinge behandeling een bewijsaanbod heeft gedaan, zal zij op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv tot bewijslevering worden toegelaten als na te melden.
3.8
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De beslissing

De kantonrechter
draagt Alwel op te bewijzen dat in het gehuurde aan de [adres] te Breda 247 gram Hasj en 100 gripzakjes zijn aangetroffen en de omstandigheden waaronder dit is gebeurd zoals vermeld in de bestuurlijke rapportage, in het bijzonder de omstandigheden rondom het aantreffen van de drugs;
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 1 maart 2023voor uitlating door Alwel of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel;
bepaalt dat, als Alwel geen bewijs door het horen van getuigen wil leveren maar wel
bewijsstukkenwil overleggen, zij die stukken dan direct in het geding moet brengen;
bepaalt dat, als Alwel
getuigenwil laten horen, zij de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun gemachtigden in de maanden
maarttot en met
september 2023dan direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald;
bepaalt dat het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de zitting van mr. Ebben, in het gerechtsgebouw te Breda, Stationslaan 10;
bepaalt dat
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de kantonrechter en de wederpartij moeten toesturen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Ebben en in het openbaar uitgesproken op
8 februari 2023.