ECLI:NL:RBZWB:2023:7701

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 oktober 2023
Publicatiedatum
6 november 2023
Zaaknummer
C/02/413996 / FA RK 23-4360
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Meyboom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorzieningen in een scheidingsprocedure met betrekking tot de zorg voor minderjarigen en het gebruik van de echtelijke woning

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 oktober 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende voorlopige voorzieningen in een scheidingskwestie. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. S. van Reeven-Özer, verzoekt om toevertrouwing van de kinderen aan haar en het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. R. Joosen, verzoekt om het uitsluitend gebruik van de woning door hem en toevertrouwing van de kinderen aan hem. Tijdens de mondelinge behandeling op 11 oktober 2023 zijn beide partijen verschenen, en de Raad voor de Kinderbescherming heeft ook een vertegenwoordiger gestuurd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de kinderen, [kind01] en [kind02], in de gelegenheid zijn gesteld om hun mening te uiten, wat zij hebben gedaan in een gesprek met de kinderrechter. De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw toegewezen, waarbij de kinderen aan haar worden toevertrouwd en zij met uitsluiting van de man gerechtigd is tot het gebruik van de gezamenlijke woning. De rechtbank heeft overwogen dat de vrouw momenteel beter in staat is om de kinderen te bieden wat zij nodig hebben, en dat het belang van de kinderen prevaleert boven dat van de man. De man krijgt een termijn van drie weken om de woning te verlaten.

Daarnaast heeft de rechtbank partijen en de kinderen doorverwezen naar (jeugd)hulpverlening om de onderlinge verstandhouding te verbeteren en om de kinderen te ondersteunen in het scheidingsproces. De rechtbank heeft benadrukt dat het belangrijk is dat de ouders werken aan een constructieve communicatie en dat de kinderen een stem hebben in het proces. De rechtbank heeft ook een rapportage gevraagd over de voortgang van de hulpverlening en de resultaten daarvan, met de mogelijkheid voor een vervolgprocedure indien nodig.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Breda
Zaaknummer: C/02/413996 / FA RK 23-4360
Datum uitspraak 25 oktober 2023
beschikking over het treffen van voorlopige voorzieningen
in de zaak van
[de vrouw01],
wonende te [plaats01] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. S. van Reeven-Özer,
en
[de man01],
wonende te [plaats01] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. R. Joosen.
1. Het procesverloop
1.1. Dit blijkt uit de volgende stukken:
- het op 19 september 2023 ontvangen verzoekschrift met bijlagen van de vrouw;
- het op 5 oktober 2023 ontvangen verweerschrift tevens houdende zelfstandig verzoek met bijlagen van de man;
- de brief van mr. Van Reeven-Özer van 9 oktober 2023 met als bijlage brieven van de kinderen.
1.2. De zaak is besproken op de mondelinge behandeling van 11 oktober 2023. Bij die gelegenheid zijn partijen verschenen. Zij werden bijgestaan door hun advocaat. Ook was aanwezig een zittingsvertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming, locatie Breda, hierna te noemen de Raad.
1.3. De kinderen van partijen, [kind01] en [kind02] , zijn gelet op hun leeftijd in de gelegenheid gesteld om hun mening kenbaar te maken. Van deze gelegenheid hebben de kinderen gebruik gemaakt en zij hebben op 12 oktober 2023 een gesprek gehad met de kinderrechter.

2.De verzoeken

De vrouw verzoekt, samengevat:
- het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning door haar;
- toevertrouwing van de kinderen aan haar.
De man verzoekt, samengevat:
- het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning door hem;
- toevertrouwing van de kinderen aan hem;
- voorwaardelijk, voor het geval de kinderen niet aan hem worden toevertrouwd, vaststelling van zorgregeling.

3.De beoordeling

Toevertrouwing & uitsluitend gebruik van de woning
3.1.
De vrouw verzoekt te bepalen dat de kinderen aan haar worden toevertrouwd. Ook verzoekt zij te bepalen dat zij met uitsluiting van de man gerechtigd is tot het gebruik van de gezamenlijke woning, alsmede tot het gebruik van de daartoe behorende inboedel. Ter onderbouwing voert de vrouw het volgende aan. Zij heeft in november 2022 ervoor gekozen om elders te gaan verblijven. Vanwege haar betrokkenheid bij de kinderen was zij echter nog met grote regelmaat in de gezamenlijke woning aanwezig. Uiteindelijk liepen de spanningen tussen partijen dusdanig op dat de vrouw ervoor heeft gekozen om niet meer in de gezamenlijke woning te komen. Vanaf dat moment bleef zij op afstand betrokken bij het leven van de kinderen. In september 2023 heeft er een incident plaatsgevonden tussen de man en [kind02] , waardoor de relatie tussen de man en de kinderen is verslechterd. Dit incident heeft er ook toe geleid dat de vrouw met de kinderen naar haar ouders is gegaan. Sindsdien verblijven zij daar, maar dit is geen wenselijke situatie. De ouders van de vrouw zijn op leeftijd en hebben gezondheidsklachten. Daarnaast is het voor de kinderen lastig om niet in de voor hen vertrouwde omgeving te wonen. De vrouw vindt het belangrijk dat de relatie tussen de kinderen en de man wordt hersteld en staat open voor hulpverlening. Voor nu hebben de kinderen behoefte aan rust. De kinderen willen met de vrouw in de gezamenlijke woning verblijven.
3.2.
De man voert verweer en bij wijze van zelfstandig verzoek verzoekt hij te bepalen dat de kinderen aan hem worden toevertrouwd. Ook verzoekt de man te bepalen dat hij met uitsluiting van de vrouw gerechtigd is tot het gebruik van de gezamenlijke woning. De man voert aan dat hij voor meer dan één jaar de zorg voor de kinderen heeft gehad. Volgens de man heeft de vrouw in die periode weinig naar de kinderen omgekeken. De man is altijd een zorgzame vader geweest en herkent zich niet in het beeld dat nu van hem wordt geschetst. Hij betreurt de escalatie tussen hem en [kind02] , maar dit incident maakt niet dat hij niet meer voor de kinderen kan zorgen. Volgens de man heeft hij geen mogelijkheden om ergens anders te verblijven. Dit in tegenstelling tot de vrouw die bij haar ouders terecht kan. Van belang acht de man ook dat de vrouw nooit in de echtelijke woning heeft gewoond. De man en de kinderen zijn hier pas na het vertrek van de vrouw ingetrokken. De man staat open voor hulpverlening om de verstandhouding tussen partijen te verbeteren en om samen afspraken te maken.
3.3.
Op de mondelinge behandeling heeft de Raad aangegeven dat bij de kinderen ruimte is voor beide ouders. Dit blijkt ook uit de ingediende brieven. De Raad vindt het belangrijk dat de kinderen in de echtelijke woning kunnen verblijven, omdat dit de plek is waar zij zich het meest op hun gemak voelen. De Raad adviseert de kinderen aan de vrouw toe te vertrouwen. Verder vindt de Raad het belangrijk dat partijen worden doorverwezen voor hulpverlening in het kader van het Uniform Hulpaanbod.
3.4.
De rechtbank zal de kinderen toevertrouwen aan de vrouw. Uit de brieven en het gesprek met de kinderen blijkt dat zij moeite hebben met de situatie die nu is ontstaan tussen partijen. De kinderen verklaren allebei dat de band met hun vader altijd goed is geweest, maar dat dit in het afgelopen jaar door meerdere omstandigheden is veranderd.
De rechtbank acht de vrouw op dit moment beter in staat om de kinderen datgene te bieden wat zij nodig hebben. Dit betekent niet dat de rechtbank twijfelt aan de opvoedvaardigheden van de man, maar de persoonlijke situatie van de man lijkt op dit moment minder stabiel te zijn. Hierdoor bestaat het risico dat er bij hem minder ruimte bestaat voor de kinderen. De rechtbank benadrukt dat het prijzenswaardig is dat de man zich inzet om zijn leven op de rit te krijgen is en hierbij begeleiding accepteert.
Voor wat betreft het uitsluitend gebruik van de woning zal de rechtbank het verzoek van de vrouw toewijzen. Het is in het belang van de kinderen dat zij in de voor hen vertrouwde omgeving kunnen verblijven. Met de toevertrouwing van de kinderen aan de vrouw volgt daarmee ook het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning. De rechtbank realiseert zich dat de man ook een groot belang heeft bij het gebruik van de woning, maar het belang van de kinderen prevaleert op dit moment. Nu onweersproken is gesteld dat de man op dit moment geen mogelijkheid heeft om elders te verblijven, zal de rechtbank de man een termijn geven van drie weken na datum van deze beschikking om de echtelijke woning te verlaten.
3.5.
Verder overweegt de rechtbank dat uit de stukken en de toelichting op de mondelinge behandeling blijkt dat de onderlinge verstandhouding tussen de ouders niet goed is. Het vertrouwen in elkaar moet worden hersteld en zij zullen handvatten moeten krijgen om in de toekomst op een constructieve manier als ouders van [kind01] en [kind02] met elkaar te kunnen praten. Op de mondelinge behandeling hebben partijen aangegeven allebei open te staan om passende (jeugd)hulpverlening te krijgen in het kader van het Uniform Hulpaanbod.
3.6.
Nu partijen openstaan voor (jeugd)hulpverlening zal de rechtbank hen en de kinderen hiervoor verwijzen naar het loket van de samenwerkende gemeenten in de regio
Midden-Brabant. Het loket zorgt voor het doorsturen van de stukken van de rechtbank naar de woonplaatsgemeente van de kinderen (hierna: de toegang) en is het aanspreekpunt van de rechtbank. De toegang zoekt voor partijen de meest passende zorgaanbieder.
3.7.
Met de inzet van passende (jeugd)hulpverlening gaan de ouders, zo is met hen afgesproken, werken aan het behalen van de volgende resultaten:
- de ouders hebben inzicht in de (psychologische) gevolgen van de scheiding voor de
kinderen;
- de kinderen hebben een stem in het scheidingsproces, voelen zich gehoord en
gesteund;
- de ouders zorgen voor afspraken en beslissingen die in het belang zijn van de kinderen
(lichte interventie);
- de kinderen en de ouders hebben onbelast contact met elkaar.
De resultaten heeft de rechtbank ook vastgelegd in een resultatenlijst. Deze lijst is bij deze beschikking gevoegd.
3.8.
Na afloop van de (jeugd)hulpverlening maakt de zorgaanbieder een rapport op over het verloop en het resultaat van de hulpverlening. Ook de toegang maakt een rapport op. In dit rapport wordt het rapport van de zorgaanbieder als bijlage toegevoegd. Tussen partijen is een bodemprocedure aanhangig. Deze procedure is bij de rechtbank bekend onder zaaknummer C/02/413995 / FA RK 23-4359. De rechtbank verzoekt het loket om het volledige rapport uiterlijk op
23 april 2024, of zoveel eerder als mogelijk is, in deze bodemprocedure bij de rechtbank in te dienen.
3.9.
Als de hulpverlening heeft geleid tot een positief resultaat, stelt de rechtbank ouders (en hun advocaten) in de gelegenheid binnen twee weken na ontvangst van het rapport aan te geven of een volgende mondelinge behandeling nodig is. Ook maken de advocaten in hun reactie kenbaar wat het resultaat van de hulpverlening betekent voor de in die procedure gedane verzoeken met betrekking tot de kinderen.
3.10.
Als de hulpverlening niet is gestart of niet heeft geleid tot een positief resultaat verzoekt de rechtbank het loket het volledige rapport ook direct toe te sturen aan de Raad. De Raad toetst en beoordeelt dan of een onderzoek of interventie zal worden verricht. De Raad informeert de rechtbank binnen twee weken na ontvangst van het rapport of er aanleiding is een onderzoek of interventie te starten.
3.11.
Wanneer de Raad geen aanleiding ziet voor een onderzoek of interventie, maar op grond van het rapport direct een advies kan geven, stelt de rechtbank ouders (en hun advocaten) in de gelegenheid om aan te geven wat zij van dit advies vinden en hoe de procedure verder moet gaan.
3.12.
Wanneer de Raad een onderzoek wel noodzakelijk vindt, dan verzoekt de rechtbank de Raad dit onderzoek te verrichten en daarover in de bodemprocedure bij de rechtbank een rapport en advies in te dienen ter beantwoording van de volgende vragen:
- welke zorgregeling tussen de ouders en de kinderen komt het meest tegemoet aan de belangen van de kinderen?
- hoe dient de regeling qua aard, duur en frequentie vorm gegeven te worden?
3.13.
Na een onderzoek of interventie van de Raad stelt de rechtbank ouders (en hun advocaten) in de gelegenheid op het rapport van de Raad te reageren en aan te geven hoe de procedure verder moet gaan.
3.14.
Verder heeft de rechtbank partijen geïnformeerd over de privacy aspecten van de doorverwijzing. Partijen hebben met het delen van de privacy gegevens en de voorwaarden waaronder de verwijzing plaatsvindt ingestemd.
Zorgregeling
3.15.
De man verzoekt, voor het geval de kinderen niet aan hem worden toevertrouwd, een zorgregeling vast te stellen. De door hem verzochte zorgregeling houdt onder meer in dat de kinderen ieder weekend van vrijdagavond 19.00 uur tot zondagavond 19.00 uur bij hem verblijven. De vrouw voert gemotiveerd verweer.
3.16.
De rechtbank acht het niet in het belang van de kinderen om een vastomlijnde zorgregeling vast stellen. [kind01] heeft aangegeven op dit moment geen behoefte te hebben aan contact. Er is veel gebeurd en zij heeft behoefte aan rust. De rechtbank heeft [kind01] benadrukt dat het belangrijk is om niet te lang te wachten met het contactherstel. De rechtbank heeft er vertrouwen in dat [kind01] , ook gelet op haar leeftijd, in staat is om het contact met de man, eventueel met ondersteuning van de jeugdhulpverlening, zelf te gaan vormgeven.
3.17.
Ten aanzien van [kind02] heeft de rechtbank beluisterd dat er bij hem behoefte bestaat aan contact, maar dat hij vindt dat de man hierin de eerste stap moet zetten. De rechtbank verwacht van de man dat hij dan ook het initiatief daarin zal nemen, waarbij hij laat zien dat zijn zoon belangrijk voor hem is en dat hij in staat is om goed aan te sluiten bij de behoeftes van [kind02] . Ook zal er aandacht moeten zijn voor het incident tussen de man en [kind02] . De rechtbank geeft de man in overweging om zich hierin te laten adviseren door zijn begeleider en de (jeugd)hulpverlening in het kader van het UHA. De rechtbank vindt het dan ook niet aangewezen om nu een vastomlijnde zorgregeling vast te leggen en wijst daarom het verzoek van de man af.

4.De beslissing

De rechtbank
bepaalt dat aan de vrouw worden toevertrouwd de minderjarigen
1. [kind01] , geboren te [plaats01] op [geboortedatum01] 2006, en
2. [kind02] , geboren te [plaats01] op [geboortedatum02] 2008;
bepaalt dat de vrouw met ingang van 15 november 2023 bij uitsluiting gerechtigd is tot het gebruik van de echtelijke woning, daarbij inbegrepen de inboedelgoederen, gelegen aan de [adres01] te ( [postcode01] ) [plaats01] ;
verwijst partijen en de kinderen voor (jeugd)hulpverlening ten behoeve van de hierboven genoemde resultaten naar het loket van de samenwerkende gemeenten in de regio
Midden-Brabant. Het loket zal partijen en kinderen vervolgens via de toegang van de woonplaatsgemeente van de kinderen verwijzen naar de zorgaanbieder;
verzoekt het loket om uiterlijk
23 april 2024 pro forma, of zoveel eerder als mogelijk is, het rapport over het verloop en de resultaten van de (jeugd)hulpverlening bij de rechtbank in te dienen in de bodemprocedure met zaaknummer C/02/413995/FA-RK 23-4359;
verzoekt het loket, wanneer het traject niet is gestart of niet heeft geleid tot een positief resultaat, het rapport ook direct toe te sturen aan de Raad;
verzoekt de Raad binnen veertien dagen na binnenkomst van de rapportage de rechtbank in de bodemprocedure met zaaknummer C/02/413995 / FA-RK 23-4359 te informeren of hij aanleiding ziet een onderzoek of interventie te starten;
verzoekt de Raad, indien hij aanleiding ziet een onderzoek of interventie te starten, een onderzoek in te stellen ter beantwoording van de in rechtsoverweging 3.12. genoemde vragen en daarover te rapporteren en te adviseren;
verzoekt de Raad zijn rapport en advies binnen vier maanden nadat de Raad de rechtbank heeft laten weten dat een onderzoek of interventie zal worden verricht bij de rechtbank in te dienen in de bodemprocedure;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. Meyboom, en, in tegenwoordigheid van
mr. Hurkmans, griffier, in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2023.