In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 oktober 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende voorlopige voorzieningen in een scheidingskwestie. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. S. van Reeven-Özer, verzoekt om toevertrouwing van de kinderen aan haar en het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. R. Joosen, verzoekt om het uitsluitend gebruik van de woning door hem en toevertrouwing van de kinderen aan hem. Tijdens de mondelinge behandeling op 11 oktober 2023 zijn beide partijen verschenen, en de Raad voor de Kinderbescherming heeft ook een vertegenwoordiger gestuurd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de kinderen, [kind01] en [kind02], in de gelegenheid zijn gesteld om hun mening te uiten, wat zij hebben gedaan in een gesprek met de kinderrechter. De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw toegewezen, waarbij de kinderen aan haar worden toevertrouwd en zij met uitsluiting van de man gerechtigd is tot het gebruik van de gezamenlijke woning. De rechtbank heeft overwogen dat de vrouw momenteel beter in staat is om de kinderen te bieden wat zij nodig hebben, en dat het belang van de kinderen prevaleert boven dat van de man. De man krijgt een termijn van drie weken om de woning te verlaten.
Daarnaast heeft de rechtbank partijen en de kinderen doorverwezen naar (jeugd)hulpverlening om de onderlinge verstandhouding te verbeteren en om de kinderen te ondersteunen in het scheidingsproces. De rechtbank heeft benadrukt dat het belangrijk is dat de ouders werken aan een constructieve communicatie en dat de kinderen een stem hebben in het proces. De rechtbank heeft ook een rapportage gevraagd over de voortgang van de hulpverlening en de resultaten daarvan, met de mogelijkheid voor een vervolgprocedure indien nodig.