In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 oktober 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de zorgregeling voor de minderjarige [minderjarige01]. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.F.H. Weisz-Hertsworm, had een verzoek ingediend om vervangende toestemming voor verhuizing met de minderjarige naar [plaats01], wat eerder was afgewezen. De man, vertegenwoordigd door mr. M. Janse, had in een eerdere beschikking van 16 juni 2023 het hoofdverblijf van [minderjarige01] toegewezen gekregen. De rechtbank heeft de verzoeken van beide partijen om de onderlinge afspraken over de zorgregeling aan de beschikking te hechten, afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de eerder genomen beslissing over het hoofdverblijf van [minderjarige01] definitief was en dat de gemaakte afspraken tussen partijen wel geldig zijn, maar niet aan de beschikking kunnen worden gehecht. De rechtbank heeft de verzoeken van partijen afgewezen, maar heeft hen de mogelijkheid geboden om een nieuw verzoek tot wijziging van het hoofdverblijf in te dienen conform hun afspraken. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier mr. Duerink-Bottinga.