ECLI:NL:RBZWB:2023:7719

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 september 2023
Publicatiedatum
7 november 2023
Zaaknummer
C/02/408993 / FA RK 23-2012
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van Noort
  • mr. Duerink-Bottinga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanhouding verzoek gezag van de man in afwachting van resultaten van de bemiddeling

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 september 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende het gezamenlijk gezag over de minderjarige [minderjarige01]. De man, die de minderjarige heeft erkend, verzoekt om gezamenlijk gezag, terwijl de vrouw hiertegen verweer voert. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek aangehouden in afwachting van de resultaten van bemiddeling en verdere ontwikkelingen in de contacten tussen de man en de minderjarige. De rechtbank oordeelt dat er momenteel onvoldoende stabiliteit is in de contacten tussen de man en de minderjarige, wat essentieel is voor het gezamenlijk gezag. De man heeft aangegeven open te staan voor samenwerking met de gecertificeerde instelling (GI) en hulpverlening te aanvaarden, maar de GI en de Raad voor de Kinderbescherming maken zich zorgen over de draagkracht van de man en de huidige communicatieproblemen. De rechtbank heeft besloten om de zaak aan te houden tot september 2024, waarbij partijen worden verzocht om twee weken voor de volgende zitting schriftelijk te rapporteren over de ontwikkelingen in de situatie.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/408993 / FA RK 23-2012
datum uitspraak: 11 september 2023
beschikking betreffende gezag
in de zaak van
[de man01],
hierna te noemen: de man,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. L.J.A. Eshuis-Nijmeijer te Almelo,
tegen
[de vrouw01] ,
hierna te noemen: de vrouw,
wonende op een voor de rechtbank onbekend adres.
Als belanghebbende in onderhavige zaak wordt aangemerkt:
- Stichting
Leger des Heils Jeugdbescherming en reclassering,hierna te noemen de gecertificeerde instelling (GI), gevestigd te Den Haag.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- de beschikking van 17 april 2023 van de rechtbank Overijssel;
- het op 19 april 2023 ontvangen verzoekschrift tot vaststelling gezamenlijk gezag, met bijlagen;
1.2
Het verzoek is mondeling behandeld op 11 september 2023, gezamenlijk met de behandeling van het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling, bekend onder zaak- en rekestnummer C/02/412970 / JE RK 23-1481. Bij die gelegenheid zijn verschenen de man, bijgestaan door zijn advocaat, en de vrouw. Tevens was aanwezig een vertegenwoordigster van de GI en een zittingsvertegenwoordiger van de Raad.

2.De feiten

2.1
Partijen hebben een affectieve relatie gehad, uit welke relatie het navolgende thans nog minderjarige kind is geboren:
-
[minderjarige01] ,geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2018, hierna te noemen: [minderjarige01] .
2.2
De man heeft de minderjarige erkend.
2.3
De minderjarige heeft haar hoofdverblijfplaats bij de vrouw.
2.4
Bij beschikking van de rechtbank Overijssel van 11 oktober 2022 is [minderjarige01] onder toezicht gesteld van de GI tot 11 oktober 2023 en is een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een netwerkpleeggezin verleend tot 11 april 2023. Bij beschikking van 28 maart 2023 van de rechtbank Overijssel is de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] verlengd tot 11 oktober 2023.
2.5
Bij beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant zijn de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] verlengd tot 11 oktober 2024.
2.6
Op grond van voornoemde machtiging verblijft [minderjarige01] in een netwerkpleeggezin.
2.7
De man en [minderjarige01] hebben de Nederlandse nationaliteit, de vrouw heeft de Surinaamse nationaliteit.

3.Het verzoek

3.1
De man verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, hem te belasten met het gezamenlijk gezag over de minderjarige [minderjarige01] .
3.2
De vrouw voert verweer tegen het verzoek van de man en verzoekt dit verzoek af te wijzen.
3.3
Op de standpunten van partijen wordt, voor zover van belang voor de beoordeling van het verzoek, hierna ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
De Nederlandse rechter is bevoegd van het verzoek kennis te nemen aangezien de minderjarige haar gewone verblijfplaats in Nederland heeft. Op dezelfde grond is op de gezagsvoorziening Nederlands recht van toepassing.
4.2
De man voert in de stukken en tijdens de mondelinge behandeling aan dat hij sinds de periode dat [minderjarige01] onder toezicht is gesteld en uit huis is geplaatst heeft ondervonden dat hij zonder gezag nauwelijks inbreng heeft. De man heeft er tijdens de relatie met de vrouw niet aan gedacht om samen met de vrouw het gezamenlijk gezag te laten aantekenen. De man heeft nog regelmatig contact met de vrouw en hij kan over het algemeen goed met haar overleggen. De man staat open voor samenwerking met de GI en is bereid om hulpverlening te aanvaarden. Het uitgangspunt in de wet is dat er tussen ouders sprake is van gezamenlijk gezag. Dat moet hier niet anders zijn. Er zijn geen contra-indicaties die maken dat gezamenlijk gezag niet in het belang van [minderjarige01] is. Er is ook geen enkele aanwijzing dat [minderjarige01] klem of verloren zal raken tussen partijen.
4.3
De vrouw voert tijdens de mondelinge behandeling verweer tegen het verzoek van de man. De vrouw denkt dat de man er alles aan zal doen om [minderjarige01] bij hem te kunnen laten wonen. En daar is de vrouw het niet mee eens. Ze werkt hard aan zichzelf en hoopt dat [minderjarige01] snel weer bij haar kan komen wonen. De vrouw ziet het niet zitten om steeds contact met de man te moeten opnemen omtrent beslissingen rondom [minderjarige01] .
4.4
De GI geeft tijdens de mondelinge behandeling aan dat de man pas met het gezag over [minderjarige01] belast kan zijn als er sprake is van stabiel contact tussen hem en [minderjarige01] . En dat is er momenteel (nog) niet. Dit contact is van belang zodat de man weet wat er in het leven van [minderjarige01] speelt. De communicatie van de man richting de GI en richting de vrouw verloopt moeizaam. Ook dit moet eerst verbeteren voordat er sprake kan zijn van gezamenlijk gezag. De GI maakt zich zorgen over hoe het zal gaan als de man met het gezag over [minderjarige01] is belast. Er is dan ook toestemming van hem nodig om zaken voor [minderjarige01] te regelen zo lang zij bij haar tante uit huis is geplaatst. De verstandhouding tussen de man en de tante van [minderjarige01] is ook niet goed. De GI voorziet op dat punt problemen.
4.5
De Raad voert tijdens de mondelinge behandeling aan dat de Raad zich zorgen maakt over de draagkracht van de man. De GI geeft aan dat er vanuit de man weinig tot geen initiatief wordt getoond tot het hebben van contact met [minderjarige01] . Voordat er sprake kan zijn van gezamenlijk gezag dient er eerst een stabiel contact tussen de man en [minderjarige01] te zijn. En dat is er nog niet. De man heeft zodoende weinig zicht op de behoeftes van [minderjarige01] en dat is nodig voor een juiste invulling aan het gezag. In deze situatie bestaat bij het toekennen van gezamenlijk gezag het risico dat [minderjarige01] klem of verloren raakt tussen de ouders en dat beslissingen niet kunnen worden genomen. Het is passender om de komende periode te bekijken welke rol de man als vader gaat spelen in het leven van [minderjarige01] . De Raad adviseert de rechtbank dan ook de behandeling van het verzoek van de man aan te houden voor de duur van de ondertoezichtstelling, in afwachting van het verdere verloop van de contacten tussen de man en [minderjarige01] .
4.6
Ingevolge artikel 1:253c van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de tot het gezag bevoegde vader van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder heeft uitgeoefend, de rechtbank verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind te belasten. Uit het tweede lid van voornoemd artikel volgt dat indien dit verzoek ertoe strekt de ouders gezamenlijk met het gezag te belasten en de andere ouder met dit gezamenlijk gezag niet instemt, het verzoek slechts wordt afgewezen indien er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen of afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
4.7
Met de Raad is de rechtbank van oordeel dat het op dit moment nog te vroeg is om een beslissing te nemen op het verzoek van de man tot belasting van hem met het ouderlijk gezag over [minderjarige01] . Om op een juiste wijze invulling te kunnen geven aan het gezag dient de man op de hoogte te zijn van de behoeftes van [minderjarige01] en bij haar behoeftes te kunnen aansluiten. Hiervoor is het van belang dat er sprake is van een stabiel en voorspelbaar contact tussen de man en [minderjarige01] . En van een stabiel en voorspelbaar contact is nog geen sprake. De rechtbank is van oordeel dat het op dit moment nog onvoldoende duidelijk is of de man in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige01] te dragen. Daarbij weegt de rechtbank mee dat de man bij de eerste uithuisplaatsing niet heeft laten zien dat hij bereid en in staat was om de zorg voor [minderjarige01] op zich te nemen. De rechtbank is van oordeel dat de komende periode dient te worden bekeken of er kan worden gekomen tot een stabiel en voorspelbaar contact tussen de man en [minderjarige01] en of de man meer initiatief toont tot contact. De rechtbank zal de behandeling van het verzoek van de man aanhouden tot een nader te plannen mondelinge behandeling
in september 2024.De GI en de (advocaat van) de man en de vrouw worden verzocht uiterlijk twee weken voor de mondelinge behandeling de rechtbank schriftelijk te berichten over (de ontwikkelingen in) de situatie en de gezette stappen in het traject tot contact tussen de man en [minderjarige01] . Tevens wordt hen verzocht het door hen gewenste verdere procesverloop kenbaar te maken, zulks onder gelijktijdige verstrekking aan (de advocaat van) de wederpartij, de GI en de Raad. Indien de GI de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] wenst te verlengen, zal een eventueel daartoe strekkend verzoek gelijktijdig worden behandeld.

5.De beslissing

De rechtbank
houdt de behandeling van deze zaak aan tot
een nader te bepalen mondelinge behandeling in september 2024,in afwachting van bericht van de advocaten van partijen omtrent het resultaat van de bemiddeling en de wijze waarop de zaak verder moet worden afgedaan;
verzoekt de GI, (de advocaat van) de man en de vrouw uiterlijk twee weken voor de nader te bepalen mondelinge behandeling de rechtbank schriftelijk te berichten over (de ontwikkelingen in) de situatie en de gezette stappen in het traject tot contact tussen de man en [minderjarige01] , alsmede omtrent het door hen gewenste verdere procesverloop;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beslissing is mondeling gegeven op 11 september 2023 door mr. Van Noort, in tegenwoordigheid van mr. Duerink-Bottinga als griffier en op schrift gesteld op 28 september 2023.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch.