ECLI:NL:RBZWB:2023:7722

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 september 2023
Publicatiedatum
7 november 2023
Zaaknummer
C/02/412970 / JE RK 23-1481
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. van Noort
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 11 september 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [minderjarige01]. De zaak werd behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder, de vader en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling (GI) en de Raad aanwezig waren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige nog steeds ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd en dat de gestelde doelen nog niet zijn bereikt. De GI heeft verzocht om een verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van een jaar, wat door de kinderrechter is toegewezen.

De kinderrechter heeft in zijn beoordeling verwezen naar de relevante artikelen van het Burgerlijk Wetboek, die de voorwaarden voor ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing regelen. De kinderrechter oordeelde dat er nog veel onduidelijkheid is over de rol van de vader in het leven van de minderjarige en dat er zorgen zijn over de opvoedcapaciteiten van zowel de moeder als de vader. De kinderrechter heeft besloten om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 11 oktober 2024, met de noodzaak voor de GI om actief in te zetten op contactherstel tussen de vader en de minderjarige en om hulpverlening voor de moeder te organiseren.

De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct in werking treedt, ongeacht een eventueel hoger beroep. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, met de griffier aanwezig.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/412970 / JE RK 23-1481
Datum uitspraak: 11 september 2023
beschikking van de kinderrechter over een verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
LEGER DES HEILS JEUGDBESCHERMING EN JEUGDRECLASSERING,
locatie Den Haag, hierna te noemen: de GI,
betreffende
[minderjarige01], geboren op [geboortedatum01] 2018 te [plaats01] ( [geboorteland01] ), hierna te noemen: [minderjarige01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder01],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een voor de rechtbank onbekend adres.
[de vader01],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [plaats02] ,
advocaat: mr. L.J.A. Eshuis-Nijmeijer te Almelo.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlage(n) van de GI van 15 augustus 2023, ingekomen bij de griffie op 17 augustus 2023.
1.2
Op 11 september 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld, gezamenlijk met de behandeling van het verzoek van de vader omtrent gezamenlijk gezag, bij de rechtbank bekend onder zaak- en rekestnummer C/02/408993 / FA RK 23-2012. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- een vertegenwoordiger van de GI;
- een vertegenwoordiger van de Raad.

2.De feiten

2.1
Het ouderlijk gezag over [minderjarige01] wordt uitgeoefend door de moeder.
2.2
Bij beschikking van de rechtbank Overijssel van 11 oktober 2022 is [minderjarige01] onder toezicht gesteld van de GI tot 11 oktober 2023. Eveneens is bij diezelfde beschikking een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een netwerkpleeggezin verleend tot 11 april 2023.
2.3
Bij beschikking van 28 maart 2023 van de rechtbank Overijssel is de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] verlengd tot 11 oktober 2023.
2.4
Op grond van voornoemde machtiging verblijft [minderjarige01] in een netwerkpleeggezin.

3.Het verzoek

3.1
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de GI de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een pleeggezin te verlengen voor de duur van een jaar.

4.De standpunten

4.1
De GI voert tijdens de mondelinge behandeling aan dat een verlenging van de ondertoezichtstelling en van de machtiging tot uithuisplaatsing nodig is omdat de gestelde doelen nog niet zijn bereikt. [minderjarige01] verblijft sinds augustus 2022 bij haar tante moederszijde. Sinds begin september woont [minderjarige01] met haar tante in [plaats03] . De GI is momenteel bezig met een overdracht van pleegzorgorganisatie naar de regio [plaats03] . Er is nog geen duidelijkheid over waar [minderjarige01] gaat opgroeien. De moeder komt eens in de week een dag op bezoek bij [minderjarige01] . Met vader is er contact via beeldbellen. De contacten tussen vader en [minderjarige01] zijn in de afgelopen periode wisselend verlopen. Vader heeft weinig initiatief laten zien tot contact. De verstandhouding tussen de vader en de GI is ook niet altijd even goed. Er is sprake geweest van een miscommunicatie over het opstarten van begeleide omgang tussen de vader en [minderjarige01] . [minderjarige01] vraagt veel naar haar vader dus het is belangrijk dat er fysiek contact gaat komen tussen [minderjarige01] en haar vader maar dat contact moet wel voorspelbaar en stabiel zijn. Een verlenging van de ondertoezichtstelling en van de machtiging tot uithuisplaatsing is noodzakelijk om de komende periode in te zetten op contactherstel tussen de vader en [minderjarige01] en om zicht te krijgen op het opvoedperspectief van [minderjarige01] . Ook dient er zicht te komen op de opvoedcapaciteiten van de moeder en dient ten behoeve van haar nog hulpverlening te worden opgestart.
4.2
De moeder voert tijdens de mondelinge behandeling aan dat het goed gaat met [minderjarige01] bij haar zus thuis. De moeder ziet [minderjarige01] 1 á 2 keer in de week. Deze contacten verlopen goed. De moeder voert geen verweer tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling en van de machtiging tot uithuisplaatsing. Deze periode kan de moeder gebruiken om te werken aan terug thuisplaatsing van [minderjarige01] bij haar. De moeder wil namelijk graag dat [minderjarige01] weer bij haar komt wonen.
4.3
Door en namens de vader wordt aangevoerd dat hij graag betrokken wil zijn en blijven in het leven van [minderjarige01] . [minderjarige01] vraagt geregeld naar hem. Het contact tussen hem en [minderjarige01] is een tijd lang goed geweest en er was regelmatig sprake van contact via videobellen. Momenteel is er helaas weinig tot geen contact en dit komt mede door de slechtere verstandhouding tussen de vader en de GI. Ook is er sprake van miscommunicatie tussen de vader en de GI. De vader kan instemmen met een verlenging van ondertoezichtstelling en een (beperkte) verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing zodat in die tussenliggende periode kan worden onderzocht of [minderjarige01] bij hem thuis kan komen wonen.
4.4
De Raad voert tijdens de mondelinge behandeling aan dat een verlenging van de ondertoezichtstelling en van de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is. Er is momenteel sprake van onvoorspelbaar contact tussen [minderjarige01] en haar beide ouders. Het is noodzakelijk dat er goed contact gaat komen tussen [minderjarige01] en haar beide ouders. Hierop dient door de GI de komende tijd te worden ingezet. Daarnaast zijn er nog steeds zorgen omtrent de moeder zoals rondom haar huisvesting en de vraag of zij de zorg voor [minderjarige01] aan kan. Ook dient er zicht te komen op de opvoedcapaciteiten van de vader. Er is de komende periode een regievoerder nodig die beslissingen in het belang van [minderjarige01] kan nemen.

5.De beoordeling

5.1
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
5.2
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
5.3
Ingevolge artikel 1:265b lid 1 BW kan de kinderrechter de GI, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
5.4
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. [minderjarige01] wordt nog steeds ernstig in haar ontwikkeling bedreigd. De GI heeft een begin gemaakt met het werken aan de doelen die gesteld zijn maar er is nog niet veel vooruitgang geboekt. Er is nog geen sprake van een voorspelbaar en stabiel contact tussen [minderjarige01] en haar beide ouders en ook is nog geen zicht op de draaglast en draagkracht van zowel de vader als de moeder. Er is nog een hoop onduidelijk rondom de positie van de vader in het leven van [minderjarige01] en op welke wijze vader een rol kan gaan spelen in het leven van [minderjarige01] . De vader heeft bij de eerste uithuisplaatsing niet laten zien dat hij bereid en in staat was om de zorg voor [minderjarige01] op zich te nemen. Het afgelopen jaar heeft de vader niet genoeg moeite gedaan om te laten zien dat hij (op termijn) de zorg voor [minderjarige01] wel op zich zou kunnen nemen. Om die reden vindt de kinderrechter een verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden noodzakelijk. Ook acht de kinderrechter een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van twaalf maanden noodzakelijk. De komende periode dient de GI actief in te zetten op het contact tussen de vader en [minderjarige01] en dient er meer zicht te komen op de opvoedcapaciteiten van de moeder. Er zijn nog steeds zorgen over de wijze waarop de moeder kan aansluiten bij [minderjarige01] . De GI dient de komende periode hulpverlening in te zetten zodat hier aan gewerkt kan worden.
5.5
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het in het belang van [minderjarige01] is dat de beslissing direct in werking zal treden, ongeacht een eventueel hoger beroep tegen de beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] van 11 oktober 2023 tot 11 oktober 2024;
6.2
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een pleeggezin met ingang van 11 oktober 2023 tot 11 oktober 2024;
6.3
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 september 2023 door mr. Van Noort, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Duerink-Bottinga als griffier, en op schrift gesteld op 25 september 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.