In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 september 2023 een nadere beschikking gegeven over de schorsing van de voogdij en de voorlopige voogdij van een minderjarige, aangeduid als [minderjarige01]. De kinderrechter heeft de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Zuidwest Nederland, als verzoeker in deze procedure betrokken. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er een ernstig vermoeden bestaat dat de voogdes, [de voogdes01], niet in staat is om de voogdij over [minderjarige01] uit te oefenen, wat leidt tot een acute en ernstige bedreiging voor de minderjarige. De kinderrechter heeft daarom besloten om de voogdes te schorsen en de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming west Zeeland met de voorlopige voogdij over [minderjarige01] te belasten voor de duur van drie maanden. De kinderrechter heeft ook benadrukt dat het noodzakelijk is om het contact tussen [minderjarige01] en zijn moeder, [de moeder01], zo snel mogelijk te herstellen, en dat de GI moet beoordelen hoe dit contact het beste kan worden begeleid. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.